bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

01-02-2009

Mijn moeder – bazbo’s familieverhalen (2)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2009 — bazbo @ 16:24

“Ontspoorde kinderen? Dat is de schuld van de ouders! Ouders moeten de verantwoordelijkheid nemen!” Nee, het ligt anders. Overheid en samenleving hebben druk op gezinnen uitgeoefend dat moeders óók moeten werken, zodat ze niet meer thuis zijn als het kind van school komt. Ik vind het niet vreemd dat kinderen dan kunnen ontsporen en áls dat dan gebeurt, is dat dan de schuld en verantwoordelijkheid van ouders? Nee. Dat is de omgekeerde wereld.
Als ik thuiskom van school, dan is ze er altijd. Ze heeft de thee al klaar. Ik doe de keukendeur achter me dicht en loop naar de gang. Daar hang ik mijn jas op. Vervolgens loop ik naar de achterkamer.

Ons ouderlijk huis heeft een vreemde indeling. Het trappenhuis bevindt zich in het midden van het huis op de benedenverdieping. Hierdoor hebben we een kamer aan de voorkant van het huis en een aan de achterkant. Wij noemen ze de voorkamer en de achterkamer. De achterkamer grenst aan de keuken. Papa heeft ooit samen met een buurjongen de muur tussen de keuken en de achterkamer weggebroken.

Mama schenkt de thee in en vraagt hoe het op school was.
Ik zeg: “Goed.” Ik zeg altijd: “Goed.”
“Heb je nog huiswerk?”
“Niet zo veel.” Ik zeg altijd: “Niet zoveel.” Ik zeg altijd niet zoveel.

Mijn moeder is er altijd en overal. Het begint al ’s morgens vroeg bij het opstaan. Ze maakt iedereen van het gezin persoonlijk wakker. Ik slaap helemaal op zolder. Daar leef ik in mijn eigen wereld van boeken en muziek. Ik ben er totaal onbereikbaar. Als ze me willen roepen voor het eten of zo, moeten ze twee trappen op en die ook weer af. Twee weken na mijn intrek in de zolderkamer heeft mijn vader iets gekocht bij elektronicawinkel ‘Tandy’, bij ons op het Orderplein in Apeldoorn. Het is een eenvoudig intercomsysteem. Papa legt een draad tussen mijn zolderkamer en de gang op de benedenverdieping. Aan beide uiteinden hangt een kastje. Als je op een knop drukt, hoor je aan de andere kant heel hard: “Tuut!” Als je eerst een schakelaar omzet, moet je op dezelfde knop drukken en spreken. Aan de andere kant kun je elkaar horen.
Het is eind jaren zeventig en de hele familie staat versteld van zoveel technische vooruitgang.

Mama wekt me met de intercom. “Bahaaaaas! Opstaaan! Het is zeven uur!”
Vaak krijg ik er ook nog het laatste nieuws bij. “Er is een Beatle dood!”
“Welke?”
“Lennon!”
Als ik beneden kom, zit mama aan de ontbijttafel. Ze eet een beschuitje of boterham met mij mee. Een half uur daarvóór is papa de deur al uitgegaan. Toen had ze ook met hem samen ontbeten. Ná mij komen achtereenvolgens nog mijn jongere zus en broertje. Ze eet met iedereen iets mee.

Mama is mager. Dat ikzelf altijd vlieggewicht ben geweest, moet ik van haar hebben gehad. Hoewel, papa is ook niet echt stevig. Later wel. Maar over hem gaat het nu niet. Over hem gaat het over twee weken.
Ondanks dat ze altijd dun is, kijk ik wel naar haar op. In mijn ogen is ze een grote vrouw met zwarte krullen. Een sterke vrouw. De ogen van een kind.

Ze drinkt thee met me en daarna gaat ze eten koken. Altijd verse soep vooraf. Dat is een familiegewoonte. Vandaag de dag maak en eet ik nog steeds graag soep. Mama staat uren in de keuken. Ze is er maar druk mee. Soms help ik mee. Dan schil ik aardappels of roer ik in de soep. Maar het meeste werk doet ze zelf.
Ze doet sowieso alles voor mij. Voor iedereen. Ze staat altijd voor iedereen klaar. Dat ze nooit een verzorgend beroep heeft gekozen, is mij een raadsel.
Voor de opvoeding van haar kinderen kiest ze, net zoals in haar hele huishouden, als grote voorbeeld hoe haar eigen moeder het altijd heeft gedaan. Ze is lief, bezorgd en beschermend. Het liefst wil ze dat haar kinderen nooit iets naars overkomt. Ze neemt veel uit handen.
Heb ik een probleem op school? “Ik zal wel eens even bellen met die leraar.” Dat natuurlijk nooit. Ik kan niet uitleggen waarom.

Mijn moeder praat veel. Ze legt voortdurend uit wat wel en niet kan, hoe het wel en niet hoort en wat ze wel en niet van mij verwacht. Ze heeft veel standaard uitspraken. Bijvoorbeeld: “Omdat ik het zeg.” “Ik zeg het voor je eigen bestwil.” En de allerergste: “Later zul je me dankbaar zijn.”
Toen mijn eigen zoon geboren werd, had ik me voorgenomen dat ik die drie zinnen nóóit tegen mijn kind zou zeggen. Al na een paar jaar betrapte ik me erop dat ik er al twee van zei. Inmiddels zijn ze alle drie mijn stopzinnetjes geworden.

Mama is het onbetwiste middelpunt van het gezin. Ze regelt en bepaalt veel. Waar we heengaan met vakantie, welke kleren we morgen aan moeten trekken, op welke clubs of sportverenigingen we wel en niet mogen, wat of we eten, en naar welke school of opleiding we gaan.
’s Avonds zit ze achter de naaimachine kleren te verstellen, gaat ze verderop in de straat wat oudere mensen helpen, is ze bezig met de inhoud van het kerkkrantje en zet ze de ontbijttafel vast klaar.

Nu is de situatie geheel anders. Mijn o zo sterke moeder is mijn o zo sterke moeder niet meer. Een reeks ziektebeelden zijn in de afgelopen jaren genadeloos voorbij gekomen. Suikerziekte, depressie, beroerte, een val met een gebroken heup.
Mijn actieve moeder tegen wie ik op keek is nu een klein iel vrouwtje geworden. Als ik haar wil zoenen, moet ik bukken. Medicijnen hebben ervoor gezorgd dat ze niet langer mager is. Haar zwarte krullen zijn nu grijze strengen die langs haar gezicht hangen. Als ze van de eettafel naar het aanrecht is gelopen, hijgt ze. Van de eettafel naar het aanrecht is nog geen drie meter.
Ze kan niet altijd de juiste woorden meer vinden, als ze praat. Als ik haar een verhaal vertel, raakt ze al gauw de draad kwijt. Een boek lezen? Na één bladzijde kan ze opnieuw beginnen. De volgorde van handelingen weet ze niet meer. Koken, wassen, kleren maken: ze kan het niet meer. Het maakt dat ze grote delen van de dag op de bank zit.

In mijn boek ‘Alles kan kapot’ schrijf ik voor de grap dat ze “is geboren op 30 januari 1933, de dag dat in Duitsland ene Adolf Hitler aan de macht kwam. Ik heb me wel eens afgevraagd of er een verband bestaat tussen beide gebeurtenissen, maar dat heb ik nooit kunnen aantonen. Al heb ik wel zo mijn vermoedens.”

Mijn moeder is altijd voor me thuis. Het begrip ‘quality time’ bestaat nog niet; mama is er gewoon als de kinderen uit school komen. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Moeders moeten werken. Een vrouw moet economisch zelfstandig zijn. Het maakt dat kinderen alleen thuis zijn, of op de buitenschoolse opvang of in de peuterspeelzaal. Of op straat lopen. Met de kans te ontsporen. Ik zie wel eens stukjes in de krant of discussieprogramma’s op tv. “Ontspoorde kinderen? Dat is de schuld van de ouders! Ouders moeten de verantwoordelijkheid nemen!” Nee, het ligt anders. Overheid en samenleving hebben druk op gezinnen uitgeoefend dat moeders óók moeten werken, zodat ze niet meer thuis zijn als het kind van school komt. Ik vind het niet vreemd dat kinderen dan kunnen ontsporen en áls dat dan gebeurt, is dat dan de schuld en verantwoordelijkheid van ouders? Nee.

Morgen is ze jarig. Veel plezier ondervindt ze daar niet meer van. Het is haar al gauw te druk. En ze maakt zich zorgen of iedereen nog wel genoeg te eten of te drinken heeft. Het verzorgende zit nog altijd in haar. Ze wil nog graag regelen. Al kan ze er zelf niet meer zoveel in betekenen.
Ik bel of het gelegen komt dat ik morgen even aanwip. Of dat het op een ander tijdstip beter uitkomt.
“Je moet niet komen, hoor!” roept ze meestal uit. “Met dit weer!”
Het weer kan me geen reet schelen. Morgen is ze jarig. En ze blijft mijn mama.

Apeldoorn, januari 2009

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment