bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

28-11-2008

Ik kok als ik wok

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 22:59

Iemand in mijn omgeving ging zijn verjaardag vieren en wilde het nogal groots aanpakken.
“Ik houd mijn hart vast,” zei ik tegen vrouwlief toen het bericht ons bereikte.
“Hoezo?” vroeg ze.
“Dat wordt weer een avondje Aldichips, exportbier, derderangscola, genetisch gemanipuleerde eiersalade en weke toastjes van vorig jaar, ben ik bang.”
Niets bleek echter minder waar.
Een paar dagen later bracht de post een mooie uitnodiging. “Omdat ik een bijzondere leeftijd heb bereikt, wil ik het graag wat uitgebreider vieren,” vertelde de tekst. “Zondagmiddag dan en dan zijn jullie vanaf 17.00 uur van harte welkom in wokrestaurant ‘Foei Bah’.”
“Dat scheelt weer koken,” verheugde ik me.

Als we binnenkomen, zit de hele zaal vol. “Allemensen, wat een mensen,” zeg ik. “Waar zit de jarige?”
Het is nog een hele zoektocht. Na een kwartier vinden we hem.
“Nou, gefeliciteerd en hier is een enveloppe en doe ermee wat je leuk vindt en je vriendin ook proficiat en wat een leuke kinderen heeft ze en wat is het hier gezellig druk en wie hoort nou bij wie en wie is nou wat van wie en zijn daar nog plekken vrij en doe mij maar een biertje.”
“Tast flink toe,” zegt de jarige. “Hou je niet in.”
Ik begrijp dat het een eenheidsprijs is voor een hele avond schransen.

“Het bier is in ieder geval goed,” zeg ik.
Vrouwlief is inmiddels weer terug. Ze zet een flink bord met een kop erop op tafel. Ik kijk eens rond.
Aan een zijkant van de zaal staat een grote groep mensen in de rij. Ze hebben allemaal een bord in hun hand met daarop allerlei rauwe etenswaren. Als ik goed kijk, zie ik dat ze staan te wachten op een kok die het klaarmaakt.
“Ga jij niets halen?” vraagt vrouwlief. Ze zorgt zo goed voor mij. Ze weet ook hoe erg ik dit soort buffet-achtige eetgelegenheden verafschuw.

Een avondje uit eten heeft voor mij alles te maken met sfeer, met ontspannen, met gezelligheid. Daar hoort voor mij bij dat ik bediend word; het liefst door een leuke serveerster. Ik wil ook één vaste ober of serveerster aan mijn tafel, zodat ik als het ware een band kan opbouwen met de bediening. Zo ontstaat een atmosfeer waarin ik mijn wensen kan duidelijk maken en waarin ik mij op mijn gemak voel. Ik wil rustig kunnen blijven zitten, zodat ik volop van het eten kan genieten. Op die manier kan het een gezellige avond worden met goede gesprekken en dan mag de maaltijd van mij gerust een hele avond duren. Ik heb geen haast; de wekker gaat morgen pas om half zeven.

Hier is dat allemaal anders. Iedereen eet zo snel mogelijk zijn bord leeg om daarna nóg een bord vol te halen. En daarna nóg een en nóg een. Het is een drukte van belang bij de bakken met voer. Overal lopen mensen heen en weer met lege en volle borden. Als een bord leeggegeten is, schuift men het van zich af. Op de tafels ontstaan torenhoge stapels vieze borden. De obers rennen af en aan met volle en lege glazen. De ene keer krijg ik mijn biertje van een vrolijke dikzakspleetoog, dan weer van een blond onnozelheidje en vervolgens van een sportschoolchinees. Ze hebben nogal wat mensen in dienst.

“Het lijkt erop dat er nu wat minder mensen in de rij staan,” zeg ik. “Ik ga het erop wagen.”
Ik sta op, loop naar een stapel schone borden en pak er eentje. Uit een bak pak ik met een tangetje wat garnalen en leg die op een bord. Ook zie ik kleine lapjes rundvlees. Daar leg ik er ook een paar van op mijn bord. En dan volgen bamboescheuten, peultjes, wortelreepjes, Chinese paddenstoelen en stukjes paprika.
“Zo moet het wel lukken,” denk ik. “Maar nu?”
Ik kijk rond en zucht. Er zit niets anders op. Ik moet in de rij gaan staan.

Er staan nog zo’n tien mensen voor mij. Ze hebben allemaal een berg rauw eten op hun bord. Daarbij vergeleken heb ik maar een muizenhapje.
Ik kijk iets verderop. Daar staat een jongeman bij een grillplaat. Hee, dat is ook interessant. Je kunt er  kiezen uit een biefstukje, een varkenshaasje, gamba’s, lamskotelet, zalm en makreel. Maar wat doet die jongeman? Hij pakt alle lapjes met dezelfde tang uit verschillende bakken?
“Hoe zit het hier met de hygiëne?” begin ik mij af te vragen.

“Kompumaa,” zegt iemand tegen mij. Het is één van de koks achter het fornuis. Hij houdt zijn hand op. Ik moet mijn bord aan hem geven. Hij pakt het ruw van mij aan en smijt de inhoud in een zeef die in een pan met kokend water hangt.
“Saus?” vragen de spleetogen.
“O, eh, weet ik veel?” zeg ik.
De kok wijst op een schoolbord achter hem. Ik kan kiezen uit negen sauzen.
“Doe maar gan boa,” gok ik in het wilde weg. Op het schoolbord zie ik achter mijn saus twee pepers getekend. Dat belooft wat.
Dan pakt de kok de zeef met mijn eten erin uit de pan en houdt hem op de kop boven een wokpan. De vlam slaat erin, maar de kok lijkt niet onder de indruk. Wild zwaait hij met de pan en een roerlepel heen en weer. Dan draait hij zich om en haalt uit een bak een soeplepel die hij boven de wokpan leeggooit. De brand is geblust. Vervolgens pakt hij een schoon bord en kiepert daar de inhoud van de pan op. Met zijn andere hand pakt hij het bord beet en houdt hij het ongeduldig voor mijn neus. Of ik even wil aanpakken.

“Dat ziet er lekker uit,” zegt de mevrouw die naast ons zit. Ik houd niet zo van Aziatisch eten.
“Eet ze,” wenst vrouwlief mij toe.
Met een vork prik ik een garnaal, een stukje vlees, een peul en een reepje wortel op. Voorzichtig steek ik het in mijn mond. Het is niet pittig, maar wrangig zoet. De garnaal is taai, het rundvlees is zacht, de peul knispert tussen mijn tanden en op het stukje wortel breek ik bijna een voortand.
“Dit is niet gewokt,” stel ik vast. “Het is alleen maar een heel klein beetje gekookt.”

“Dit is echt een top-wokrestaurant!” roept de vrouw die naast ons zit. “Ik heb al drie borden op en ik ga straks nóg een keer halen, hoor! Goede kwaliteit! Vind je ook niet?”
“Ja. Dat vind ik ook niet,” antwoord ik. Ondertussen ben ik tamelijk misselijk. “Ik kok als ik wok.”
Over smaak valt wel degelijk te twisten. En veel ook.


Apeldoorn, november 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

26-11-2008

Zappateers party – Day 4 & 5 – Sunday & Monday, November 16 & 17 – Bristol, UK

Filed under: Zappa events — bazbo @ 23:35

363 Bristol Cathedral

293 081116 Sunday - Zappateers at breakfast - HairZ and Ob294 BengoFury and au3295 LudzNL and Fish296 ModifiedDog in Lacock298 Lacock299 Lacock 300 Lacock 301 Lacock 302 Lacock 303 Lacock 304 Lacock305 Lacock308 Lacock309 Lacock310 Lacock311 Lacock313 Lacock - The George Inn314 Lacock - CheepnisAroma in the George Inn315 Lacock - CheepnisAroma and LudzNL in The George Inn316 Lacock - The George Inn318 Lacock319 Lacock Abbey327 CheepsneezeAroma LudzNL and ModifiedDog waiting in Melksham for the bus to Bath328 CheepnisAroma LudzNL and ModifiedDog in the bus to Bath329 Bristol railway station330 our hotel - the Holiday Inn331 bazbos lunch - Greek panini332 Bristol333 Bristol - Pisa tower334 Bristol - Castle Park335 Bristol - Floating Harbour336 LudzNL and ModifiedDog in The Old Fish Market pub337 CheepnisAroma in The Old Fish Market pub338 LudzNL in San Carlos italian restaurant339 bazbos dinner - steak with blue cheese sauce340 LudzNLs dinner342 Bristol Bridge by night343 081117 Monday - bazbos continental breakfast344 view from our hotel window345 the hotel bed346 Bristol - St Mary Redcliff347 Bristol - St Mary Redcliff349 Bristol - St Mary Redcliff351 Bristol - Floating Harbour352 Bristol - Floating Harbour353 Bristol - Queen Square360 Bristol Cathedral361 Bristol - Council House362 Bristol Cathedral363 Bristol Cathedral364 Bristol - Park Street365 Bristol Cathedral366 Bristol Cathedral367 Bristol Cathedral369 bazbos lunch370 Bristol - Baldwin Street with The Old Fish Market pub371 Bristol - The Old Fish Market pub372 Bristol railway station373 ModifiedDog and LudzNL at Bristol Airport374 LudzNL and ModifiedDog have their last British beer at Bristol Airport375 ModifiedDog and LudzNL back at Schiphol airport enjoying a Heineken

Youtube:

Tribuchet – Skills In Dem Place

Burger And The Beasts – Chunga’s Revenge

Burger And The Beasts – Black Napkins

Burger And The Beasts – Apostrophe

Burger And The Beasts – The Closer You Are

Beyond The Pale – Sally MacLennane

Beyond The Pale – Dicey Riley

Beyond The Pale – On The Banks Of The Old Punchartrain

Beyond The Pale – McAlpines Fusilliers

Beyond The Pale – The Irish Rover

• • •
 

21-11-2008

England sucks!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 23:07

“Lord, have mercy on the people in England
for the terrible food these people must eat”

– Frank Zappa, 1970

Voor iedereen die dit stuk gaat lezen, heb ik een mededeling. Ik ga geen flauwe grappen maken over het feit dat ze in Groot-Brittannië aan de verkeerde kant van de weg rijden. Die kennen we nou wel, zeg.
De meeste wegen in Engeland zijn trouwens wél een verschrikking. Hier in Nederland hebben we bij wijze van spreken tussen Hoog en Laag Soeren een snelweg lopen; daar kennen ze voornamelijk provinciale wegen en die zijn berekend op de breedte van één auto. Niks geen berm; nee, gelijk een muur of een hoge heg. Tsja, dus als er dan een tegenligger aankomt, dan heb je een probleem.

Het land ziet eruit alsof het al eeuwen in een staat van verloedering verkeert. Wat een zootje. Huizen zijn vervallen en eromheen ligt een enorme portie troep.
Even voor de duidelijkheid: vrouwlief en ik bevinden zich in de provincie Wessex. Ons vliegtuig landde op Bristol Airport en een taxi bracht ons naar Bradford-on-Avon, een stadje in de buurt van Bath.
Op zich ziet de streek er wel mooi uit met die heuvels en de rivier Avon die zich door het dal heen meandert. We brengen een bezoek aan het historische dorp Lacock, dat helemaal door The National Trust beschermd wordt. In het verleden zijn er veel filmopnames voor Harry Potter en voor andere historische rolprenten gemaakt. Het is dan ook best wel een schilderachtige plaats, ware het niet dat iedere vrije vierkante meter langs de straat is ingenomen door een geparkeerde auto. Weg is de rustieke aanblik.
In het gehele land ziet alles er grauw en grijs uit. Je wordt er somber van. Alsof ze geen schoonmaakmiddelen hebben. Bristol is het toppunt: een afgrijselijke, dieptrieste, gore havenstad.
Dat grijze en grauwe heeft natuurlijk ook alles te maken met het klimaat. Godskolere, het is er koud en het regent 99% van de tijd. Daar word je ook niet vrolijk van.

Ondanks het slechte weer lopen de meeste Britten er trouwens bij alsof het hoogzomer is. Midden november is het, en we zien jongelui in t-shirtjes op straat, met een bermudabroek aan en zelfs op teenslippertjes. Als het dan om meisjes gaat, heb ik daar normaal gesproken eigenlijk niet zoveel bezwaar tegen, maar allemensen, wat zijn de Britse meisjes lelijk in die strakke broekjes en truitjes met die blubberbuiken ertussen. Het enige meisje dat ik tegenkwam in het Verenigd Koninkrijk dat wél begeerlijk was, was de assistente van het echtpaar dat de Bed & Breakfast runde. Toen ik met haar in gesprek raakte, bleek ze uit Zuid-Afrika te komen. Britse meisjes zijn dik, dom en lelijk.
Mannen zien er ook niet uit. Laten we ons daar geen illusie over maken. De meesten zijn kalend en staan kort op de kromme poten. Alsof ze allemaal polio hebben. Ze noemen het niet voor niets de Engelse ziekte. Of ze hebben die kromme benen doordat hun pens zo dik is.

Die bolle buiken komen natuurlijk van het eten. De Britse kookkunst is berucht. Het ontbijt glibbert je keel in, alleen al van het vet. ‘Full English breakfast’, noemen ze een bord vol vette viezigheid dat je de rest van de dag aan de diarree helpt. In het dorp zijn tussen de middag alle eetgelegenheden dicht en áls je al eens een vreetschuur geopend aantreft, bestaat het menu uit ongekruid halfgekookt vlees, sufgekookte groente of ranzige scones met cottage cream en die eeuwige marmelade erop! Culinair gezien is Engeland één doffe ellende.

Een andere oorzaak van Britten die er niet uitzien, is natuurlijk dat ze de hele dag bezig zijn met het zuipen van dat vieze bier. Drinken doe je er in de pub. Het enige leuke van de pub is dat kinderen er niet mogen komen, dus word je er niet geconfronteerd met die malle apenpakjes die het schoolgaande grut in het land moet dragen. Maar daar is alles mee gezegd. Want laten we het even over het bier hebben. Of wat er voor moet doorgaan.

Brits bier is ronduit afschuwelijk. Tappen kunnen ze niet, dus heb je geen schuimkraag. Het gore bocht zit dus tot de rand. En ze hebben alleen maar pints. Dit zijn héél grote glazen. En er zit niet eens lekker veel alcohol in de lager, stout of ale, dus je moet belachelijk veel ervan drinken vóór je geen last meer hebt van de verschrikkelijke smaak.
Dat platte bier moet je uit alle macht uit een vat pompen. Vandaar dat Britse bardiensters van die potige wijven zijn. Tussendoor zuipen ze zichzelf ook vol en vreten ze zich klem aan de overgebleven full English breakfast. Maar over dikke trollen heb ik het al gehad.

En wat is het er dúúr! Een ale voor bijna drie pond! Dat is potdorie bijna drie euro en zestig cent! Sowieso vliegen de ponden in Engeland je portemonnee uit. Ook stom dat de munt een pond heet en niet eens zoveel weegt. Het ziet er niet uit ook, dat Engelse geld. Wat een malle muntjes, vooral die zeskantige 20 en 50 pencestukken. Waarom zijn die Britten niet gewoon meegegaan met de euro? Waarom moesten ze zo nodig eigenwijs zijn en vasthouden aan dat Playmobilgeld? Het land ligt aan de rand van de afgrond, dus die eigenwijzigheid is wel bestraft.

De eigenwijze Brit is ook nog eens onverstaanbaar. Ik heb op school heel wat jaren Engels geleerd en ik kan best een boek of folder in het Engels lezen en dan snap ik het ook nog. Maar raak eens in gesprek met een lokale bewoner: ik versta er geen hol van. Nu weet ik ook wel dat ik zelf waarschijnlijk ook met een accent spreek (gelukkig geen Apeldoorns – mijn familiegeschiedenis begint in Amsterdam) en dat ik een malle stem heb, maar als een Brit eenmaal zijn mond opendoet, ruik je niet alleen een alcoholputlucht, maar word je ook getrakteerd op een portie gebrabbel dat nergens mee te vergelijken is. De charme van het accent, rot toch op.

Transport in Engeland is een regelrechte ramp. Over de wegen heb ik me al boos gemaakt. Nu dan even het openbaar vervoer: public transport. Bij ons kun je overal met de bus of trein komen; in Groot-Brittannië is dat allemaal anders. Bussen rijden eens in de drie dagen en de trein is schreeuwend duur. Een taxi dan maar? Op de momenten dat je er een nodig hebt, zijn ze allemaal druk en is er niet één beschikbaar.
Vliegen is natuurlijk nog veel erger. Niet zozeer het vliegen zelf, maar de security op het vliegveld. Na 11 september zijn de Britten volledig paranoïde geworden.

Gelukkig mag ik na een lang weekend weer naar huis. Ik leg mijn koffertje op de lopende band, zodat die gescand kan worden. Vrouwlief is me vóór en wordt al door zo’n krommepotenagent gefouilleerd. De viezerik.
Ik loop door het poortje. Alles gaat nog goed. Vanuit een ooghoek zie ik mijn koffertje door de scan gaan. En ja hoor, alle zwaailichten en sirenes gaan af. Er zit iets in mijn koffer. Een uniform wenkt me. Ik loop erheen.
Niet zozeer uit zijn woorden, maar uit zijn gebaren begrijp ik dat de koffer open moet. Of ik de koffer onbeheerd heb achtergelaten. Of ik de koffer zelf heb ingepakt. No en yes. Vreemde handen wroeten tussen het vuile wasgoed van de afgelopen dagen. Wat kan het zijn dat de toeters en bellen heeft geactiveerd?
Een potje chutney. Iets meer dan honderd milliliter. Genadeloos verdwijnt hij in de vuilnisbak. Alsof ik er iemand mee zou hebben kunnen vermoorden. Ze zijn hier allemaal totally crazy.

“England sucks,” zeg ik tegen vrouwlief, als we door de douane heen zijn. De deuren naar het vliegveld gaan open. Het regent. Natuurlijk. We moeten een klein stukje lopen naar de verrijdbare trap die ons zal leiden naar de deuren van ons vliegtuig. Heerlijk. Ik mag naar huis!
Al lopende draai ik mijn hoofd naar links om te zien of er toevallig verkeer aankomt. Je weet maar nooit. Op dat moment word ik compleet overhoop gereden door een karretje dat koffers vervoert. Shit, even vergeten dat ze hier aan de verkeerde kant van de weg rijden.

Apeldoorn, november 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Mensen met honden – Egbert de Ruijter 3

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 23:06

‘Nou, mijn naam is dus Egbert de Ruijter, bevobbelt. Dat geeft toch niet? Toch wel, want ik kan er niets aan doen dat ik die naam heb gekregen. Maar daar wilde ik het niet over hebben. Waarover dan wel? Welk interessant maatschappelijk probleem zal ik deze keer eens ter sprake brengen? Mensen met honden, bevobbelt!

Van alle schepsels op aarde is de hond wel de stomste. Die heeft zich mooi aan banden laten leggen, zeg. Katten zijn ook gedomesticeerd, en varkens en koeien en paarden, en die moeten zich ook het nodige laten welgevallen, maar geen enkel beest heeft zich zó door de mens laten inpakken als de hond. Katten gaan de hele dag hun eigen gang, varkens liggen lekker in de modder, koeien kauwen en herkauwen maar raak, en paarden laten zich van tijd tot tijd geil berijden. En de hond? De héle dag moet hij luisteren naar wat de baas hem zegt te doen. Het stomme is: hij doet het nog ook! Wat een lapzwans, zeg. Hersenen zijn er categorisch uitgefokt.

Maar de hersencapaciteit van de hond is nog fenomenaal in vergelijking met die van de hondenbezitter. Wat een sneue figuren zijn dat! Ik zie ze wel eens lopen, hoor. ’s Morgens in alle vroegte, als ieder weldenkend mens nog gewoon in zijn bedje ligt. Als je een kind hebt, hoef je alleen maar de beginjaren van zijn leven voor het mormel te zorgen; daarna is hij zelfstandig. Maar een hond? Die moet je zijn hele godverdomde leven verzorgen en uitlaten! En tafelmanieren leert hij ook niet.
Het allerergste van het hebben van een hond lijkt mij dat je op straat moet praten met andere hondenbezitters. Kijk, dat je zelf niet al te snugger bent, dat is oké, daar kun je ook niet zoveel aan doen. Maar dat je vier of vijf keer per dag met andere geestelijk minder bedeelden een conversatie moet hebben, lijkt me een ware marteling. Waar moeten die gesprekken over gaan? Over het weer, over dat Rakker onlangs getrimd is of over dat het eigenlijk niet jouw hond is, maar dat je dit doet voor je zieke buurvrouw. “Ja. Kanker. Erg, hè? En wat doe je eraan? Je staat zo machteloos. Het leven is geven en nemen. Zo is er altijd wat. Je hebt het niet altijd voor het zeggen.” Zelfs middenstanders voeren een intelligenter gesprek.

Hondenbezitters zien er allerdebielst uit op straat. Met dat schepje en zakje in de hand. Ondanks dat het verplicht is om het hondenafval op te ruimen, liggen de wegen, goten en stoepen toch vol met uitwerpselen van huisdieren. Gadverdamme. De berg kak op straat is nauwelijks te overzien.
Dagelijks glibber ik te voet van mijn huis naar de supermarkt en vice versa. Met mooi weer heb ik sandalen aan zonder sokken. Thuis kan ik dan de stront tussen mijn tenen vandaan flossen.

Onlangs gleed ik weer eens de route van het winkelcentrum naar huis. Het was koud buiten. Ondertussen was het al half oktober, en ik had mijn sandalen nog aan. Zonder sokken. Ik had koude tenen. Flink doorstappen, dan merkte ik het niet. In iedere hand hield ik een zware tas vol met boodschappen. Een brood, melk, kaas en leverworst, bevobbelt.
Ik passeerde een tweetal mensen. Een meisje van een jaar of dertien met een knalgele fleece trui  en lang blond haar liep een beetje bangig naast een oudere vrouw. Zou dat haar moeder zijn? Die droeg een strakke spijkerbroek en een veel te kort truitje waar haar blubberbuikje onder vandaan kwam. Ze had twee honden aan de lijn van een onbekend type, merk of soort. Kortharig, vals kijkende ogen en kwijlende bek. De vrouw stond gebogen over de hond en schreeuwde: “Niet dáár lopen! Hier moet je lopen!” Driftig wees ze op het voetpad. De hond stond uitgebreid de goot schoon te likken.

Altijd lachen: mensen die denken dat honden begrijpen wat je zegt. Bevobbelt:
“Wel uitkijken, hoor, Astor!”
“Woef! Natuurlijk. Dat spreekt vanzelf. Maar fijn dat u mij even helpt herinneren.”
“Fifi, niet bij die meneer de tenen likken, hoor!”
“Wraf! Flikker op. Ik sta hier te genieten. Mjam, die meneer heeft écht smakelijke tenen.”
“Foei, Tarzan! Hou op met tegen die dame op te rijen.”
“Zit er niet doorheen, mens. Ik kom bijna!”

“Mevrouw,” wilde ik een gesprekje beginnen, “denkt u nou wérkelijk dat die hond u begrijpt?”
“Waar bemoei jij je mee met je grote bek?” antwoordde ze.
“Heeft u een cursus gedaan met hem?”
“Weet je wat dat kost?”
“Goed zo, mevrouw. Het heeft ook geen enkele zin, zo’n cursus. Ze zijn te stom om te leren.”
“O? Sta jij hier een beetje mijn hond te beledigen?” Ze stond parmantig met haar handen in haar zij. “Wat denk jij wel niet?”
“Ik denk een heleboel,” zei ik. “Dat kunnen we van honden en hun baasjes niet zeggen.”
Flats! De vrouw sloeg. “Pak ze, Rupert!” riep ze.
Ik had me vergist. Deze hond begreep wel degelijk wat de vrouw bedoelde.

“Hou dat kreng bij je!” brulde ik, terwijl ik rondjes over straat rende met de kaken van het beest in mijn billen. De twee tassen met boodschappen had ik al rennende los moeten laten. Mijn aankopen lagen verspreid over het voetpad. Een brood, melk, kaas en leverworst, bevobbelt. Het wijf stond er maar een beetje bij te lachen.
“Rupert, af!” riep het meisje. De hond beet nog eens stevig door. “Rupert!” riep het meisje nog eens. Rupert gromde, maar liet niet los.
Toch wist ik het beest van me af te trappen. Met een zere muil droop de keffer af naar zijn baasje.
“Ik weet wat hem scheelt,” hijgde ik naar de vrouw.
“Heb je nog niet genoeg gehad?” schetterde ze. “Zal ik hem nog eens op je afsturen?”
“Wat dan?” vroeg het meisje zachtjes aan mij.
“Hij is doof.”

Thuis probeerde ik zo goed en zo kwaad als dat ging mijn reet te verbinden. Toen sleepte ik mijzelf terug naar de plek des onheils. Mijn boodschappen lagen nog her en der in het rond op het voetpad en ernaast. Een brood, melk, kaas en leverworst, bevobbelt. Het meeste was besmeurd met hondendrek. Moedeloos slofte ik terug naar mijn woning. Daar bakte ik een diepvriespizza in de oven. Dat ik daarbij mijn jatten verschrikkelijk verbrandde, kon er ook nog wel bij.

Dit was het dan weer. Dank voor de aandacht. Volgende keer beantwoord ik een nieuwe levensvraag. Ik heet Egbert de Ruijter. Onthouden die naam!
Bevobbelt!’

Apeldoorn, november 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

06-11-2008

Oldtimer – Je wordt ouder, papa!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 18:39

“Het is druk op straat, vandaag,” zeg ik. “Iedereen wil op koopzondag overal heen.”
“Wij toch ook?” vraagt mijn zoon gevat.
We staan samen bij de bushalte. Het duurt nog even voordat de bus komt. De regen stort met bakken uit de hemel. Lang leve de bus, zeker als je zelf geen auto hebt of er geen kunt rijden.
“Ik zie, ik zie wat jij niet ziet,” zeg ik, “en de kleur is blauw.”
“Hou toch ’s op met die kinderachtige spelletjes,” ergert hij zich. Hij is afgelopen donderdag zestien geworden.
“Heb jij een beter idee?”
“Laten we automerken raden.”

Dit ga ik verliezen, weet ik.
“Een Ford,” zegt hij bij de eerste auto die voorbij komt. Ik geloof hem op zijn woord. “Fiat.”
“Weet je dat zeker?” vraag ik.
“Ja hoor. Je kunt het zien aan het logootje op de voorkant.”
“En het typenummer?”
“Daar doen we niet aan. We zouden merken raden, niet ook nog ’s de typenummers.”
“Vroeger ging dit spelletje heel anders.”
“O shit. Daar gaan we weer,” zegt zoonlief.
“Waar heb je het over, jongen? Wat bedoel je?”
“Dan krijgen we nu zeker een verhaal over vroeger?”
Ik geef hem gelijk.

(Laat ik het dan maar weer eens over vroeger hebben. Misschien moet ik hier op FOK! een rubriek starten onder de titel ‘Bij opa op schoot’. Hoewel ik niet eens grootvader ben, is het wellicht een leuk idee dat ik allerlei vertellingen uit het verleden opdis. Misschien ook niet. Help me onthouden.)

Ik ben een jaar of vier à vijf oud. Ik ben ook een typisch, klein, schuchter en bangig jochie. Onzeker kijk ik met veel te nieuwsgierige blik de grote boze wereld in. Als ik praat, praat ik niet, maar hakkel ik zachtjes wat ik wil zeggen. Met ook nog ’s de verkeerde woorden. Meestal zeg ik helemaal niets en duik ik weg in stille hoekjes, in een boek of op mijn slaapkamertje. Ik heb een schetsboek en speel met de koffergrammofoon en de singeltjes van mijn moeder.

Voor mijn verjaardag heb ik een kwartetspel gekregen. Er staan allemaal auto’s op. Ik speel het spel heel vaak. Met papa en mijn grote broer Maarten. En als opa er is, met opa. Het duurt niet lang of ik ken alle auto’s van het kwartet uit mijn hoofd.
Als ik met papa op straat ben, wijst hij iedere langsrijdende auto aan. Zowaar, de meeste kan ik benoemen.
“Wat is dat?”
“Een Ford Mustang.”
“En die daar?”
“Een Vauxhall Viva coupé.”
“Kijk daar!”
“Dat is een Ford Capri!”

Het is eind jaren zestig. Zóveel automerken zijn er niet, en van ieder merk rijden er één of twee, hooguit drie verschillende types personenauto’s over straat. Vandaar dat ik ook de cijfers en de letters die bij het type auto horen kan benoemen.
Ook minder voor de hand liggende auto’s en vrachtwagens op straat weet ik.
“Kijk pap, een Unimog!” roep ik uit, met mijn vingertje wijzend. “En daar een Hanomag Henschell.”
Het wordt een kunstje waar mijn vader heel trots op is. Als er bekenden of familie in de buurt zijn en we zijn op straat, vraagt hij aan mij welke auto er voorbij komt. Al snel weet iedereen dat ik dat kleine jongetje ben dat alle auto’s kent.

Na een jaar of wat blijkt het autokwartet enigszins gedateerd. Het straatbeeld verandert. Er komen nieuwe types van oude merken en er rijden zelfs nieuwe automerken voorbij. DAF wordt Volvo en Simca wordt Chrysler. Of andersom. Auto’s zijn plotseling lager, zodat ze onder een slagboom door kunnen rijden, of krijgen een ‘druppelvorm’. Weg zijn de koekblikjes op de straat van mijn jeugd.
Papa’s eerste auto was een Ford Taunus, daarna een Austin Glider en vervolgens een Austin Maxi. Er zal wel een nummertje in de naam hebben gezeten, maar ik ken die niet meer. Daarna rijdt hij in een ‘Princess’. Eerst een rode, later een beige. Als vader overschakelt van zijn heilige Britse auto’s naar een Volkswagen Jetta, ben ik allang het huis uit en tevens alle interesse in auto’s volledig kwijtgeraakt. Het verhaal dat ik als klein kind alle automerken ken, blijft hardnekkig in de familie de rondte doen.

“Een Mercedes.” Het merk benoemen lukt mijn zoon prima. Zelfs die malle allernieuwste merken kent hij. Ikzelf ben met de opkomst van de Japanners in het straatbeeld afgehaakt. Snoek, Mini, Kever, Duck; de klassiekers ken ik nog wel. Voor de rest zijn autosoorten en merken me vreemd. Ik neem het mijn zoon dus allerminst kwalijk dat hij het typenummer niet weet.
“Jij bent aan de beurt, pa.”
Er komt een nogal futuristisch vehikel aangereden. Geen idee.
“Een Hyundaihatsuzuki!” gok ik in het wilde weg.
“Fout!”
Wie kent tegenwoordig nog het verschil tussen een Fiat Foetus XP28 en een Ford Fistel K3, of tussen een Volvo Vulva 24SLC en een 4711SM Datsun Dildo?

Apeldoorn, november 2008

Dank voor de titel! – Priscilla
En dank voor de subtitel – Hans

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

03-11-2008

bazboekpresentatie – 2 november 2008

Filed under: bazboekpresentaties — bazbo @ 23:12

BOEKPRESENTATIE in Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn – 2 november 2008

Zondag 2 november 2008 om 16.00 uur begon de officiële presentatie van bazbo’s boek ‘Alles kan kapot’. De locatie was Art Café ‘Sam Sam’ in Apeldoorn.
Lex Kemper verzorgde de muziek. Het was een vol programma:

1. Lexolo (gitaar)
2. bazbo’s presentatie en voordracht van ‘De kus’ en een deel uit het eerste hoofdstuk van het boek (podiumtitel: ‘Flink genaaid; dubbel de lul’)
3. Lex en ke (gitaar en altviool)
4. bazbo’s voordracht van ‘Tranen’, ‘Ranzig seksverhaal’ en ‘Oldtimer’
5. Lex met Mark, Bruno en Martin (gitaren, accordeon en contrabas)
6. Billy/Tim/TheGrandWazoo: promotiepraatje en voordracht van zijn ‘Blauwe papa’; bazbo’s dankwoord en voordracht ‘Oud Bloot’
7. Lex met ke, Mark, Bruno en Martin (gitaren, altviool, accordeon en contrabas)

Het was een fantastische middag! Dank aan Art Café ‘Sam Sam’, Lex, Tim en iedereen die erbij was!

Auke’s plaatjes:

AarJan’s plaatjes:

• • •