bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

18-07-2024

Vier Franse verhalen (1)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

(De andere drie moet ik nog schrijven.)

Als we de Rue Ganterie voor de zoveelste maal oversteken,
lopen we een plein op dat we nog niet hebben gezien.
Het is net na lunchtijd, de terrassen sluiten en het wordt rustig op straat.
We zijn op weg naar het Musée de Beaux-Arts, voor een toeristische blik
op Vlaamsche en Hollandsche meesters en impressionisten Renoir en Monet.
Ons hotel is dichtbij; het is oud en klein en het kraakt met karakter.
De madame schreef ons in met pen in het schrift met lijntjespapier.
Geen computer – de tijd staat hier stil – hoewel, wel een pinapparaat.

We hebben de Église de Sainte Jeanne d’Arc achter ons gelaten
en slenterden door de eeuwenoude smalle straatjes vol vakwerkhuizen.
Met mijn linkerhand in mijn broekzak – je weet maar nooit of ze hier pickpockets hebben –
kijk ik rond. Er is zo veel te zien; kijk daar verderop bijvoorbeeld, daar is –
plots pijn aan mijn scheenbeen; ik bots tegen een kniehoog lomp blok beton.
Welke imbécile zet hier dan midden op het plein zoiets neer? Quel idiot?
Ik buitel eroverheen, vang mezelf met mijn rechterhand op, maak in de val een mooie draai
en beland sierlijk op mijn rug op het trottoir. En op de tas die aan mijn schouder hangt.

Vijfenveertig jaar geleden wandelde ik in Zwitserland, op vakantie met mijn familie.
De allereerste keer in het buitenland en gelijk al de hoogte in rond Engelberg.
‘Niet lopen en rondkijken tegelijk!’ gilde mama. ‘Of er gebeuren vreselijke ongelukken!’
‘Moet je daar zien,’ wees ik mijn jongere broer en zus en grappig bedoeld stapte ik
naast het pad en deed of ik op deze dag van aankomst heel erg de afgrond in viel.
Die afgrond viel bij nader inzien bepaald niet mee. Onverwacht gleed ik tientallen meters
de diepte in; geschrokken en met veel moeite klauterde ik de steile helling terug omhoog.
Bijkomend van haar lichte hartaanval krijste mama: ‘Ik ga nooit meer met jou weg!’

‘Het is oké!’ zeg ik tegen mijn vrouw die zich onthutst over mij heen buigt.
Ze is niet de enige die zich zorgen maakt. Als ik opkrabbel zie ik
dat een allervriendelijkste dame me te hulp is gekomen.
Ze grijpt me bij de arm en met grote oude ogen kijkt ze me aan.
In rap tempo zegt ze van alles en een zachte rimpelhand voelt koel in de mijne.
Ik versta haar niet – ondanks drie jaar Franse les, ook al vijfenveertig jaar geleden –
maar uit haar toon maak ik op dat ze vraagt of het goed komt.
‘C’est rien,’ weet ik uit te brengen en ik stuntel: ‘I’m fine. Merci beaucoup.’

Over het plein in Rouen schijnt een vroege junizon; hij brandt in de ogen.
De iconische torens van de Cathédrale Notre-Dame zijn van overal te zien.
Van mijn oude knie en mijn scheenbeen zal ik nog twee weken last hebben,
maar we strompelen verder naar le musée en inderdaad: tout ira bien.


Apeldoorn, juni 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

04-07-2024

Lekke – Lotgenoten (0063)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

Het is koud aan mijn blote voeten hier op de vloer in het souterrain. Daar is de lift. De deuren openen en ik stap naar binnen. Ik druk met mijn rechterhand op de knop van de tweede verdieping. In mijn linkerhand heb ik een courgette. Dat komt zo.
In onze kelderbox van het appartementencomplex staat een koelkast. In onze keuken hebben we er ook een, maar die puilt vaak uit. We zijn nogal van de verse groenten. Had ik al eens verteld van dat bijzonder leuke abonnement dat we hebben op een biologisch groentepakket? Nee? Dan heeft u veel van mijn vroegere stukjes gemist. Iedere twee weken haal ik ergens een tas vol biologische groenten op. Daarnaast koop ik allerlei ander vers spul en voor je het weet is er plaats te weinig in de koelkast. Vandaar dat we ooit een tafelmodel aanschaften en die in de kelderbox plaatsten. Weet u dat ook weer.

De lift stopt. Nu al? De tijd gaat snel, maar zo snel toch ook weer niet. Ik kijk op het display. ‘0’, staat er. O. Dan zijn we dus op de begane grond bij het entree. De deuren schuiven open en ik zie een jonge vrouw die in wil stappen.
Ik heb haar wel vaker gezien. Ze woont hier ergens in ons appartementencomplex samen met meerdere andere mensen. Ik weet dat ze in een restaurant werkt en haar meerdere andere mensen ook. Ze is een Chinese en ze stapt in.
‘Waar moet je heen?’ vraag ik, zodat ik voor haar op de juiste knop kan drukken.
Ze is me voor en drukt zelf op knopje drie. Achteraf weet ik dat wel. Dat ze op de derde verdieping woont. Ze kijkt me aan en lacht. Ik glimlach terug. De deuren sluiten.

Ik vind het onbeleefd om haar aan te staren, dus wend ik mijn blik op het display en wacht tot de lift zich in beweging zet. Dat doet hij. Vanuit een ooghoek bekijk ik haar. Ze draagt sportschoenen en een strakke spijkerbroek, een witte korte jas en een honkbalpetje met haar zwarte paardenstaart uit de opening op haar achterhoofd. Ze is klein, tenger bijna en heeft een vrolijke lach en mooie ogen.
Ik vind haar leuk om te zien, maar deze oude man staat gewoon een beetje verlegen weg te kijken.

‘O?’ zegt ze. Ze wijst op wat ik in mijn hand heb, kijkt mij met grote ogen aan en dat is best bijzonder voor een Chinese. Ze vraagt: ‘Lekke?’
Opnieuw sta ik met mijn mond vol tanden. Zal ik haar vertellen van de groentetorens die ik van plan ben te gaan maken? Schijf aubergine, courgette en tomaat op elkaar, iedere laag besprenkelen met een mengsel van olie, geperste knoflook, peper, zout, oregano en verse basilicum, en dan ook nog eens veel peper en zout tussen iedere laag. Dit dan herhalen. Hoppa, vijfentwintig minuten in de oven van 200°C en klaar is uw grandioze bijgerecht.
‘Ja,’ weet ik uit te brengen.

De lift stopt en de deuren gaan open.
‘Tot kijk, hè?’ zeg ik, terwijl ik naar buiten stap. Ik draai me naar haar om.
Nog een keer die vriendelijke ogen en die leuke lach. Ze zwaait en zegt: ‘Doewie!’
Dan sluiten de deuren en ik zucht.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, juni 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

20-06-2024

Engelwortel

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Beitel snuffelde aan de lantaarnpaal, maar nam niet de moeite om er tegenaan te plassen. Snel kwam hij weer terug onder de paraplu. ‘Is het je te nat, jongen?’ vroeg meneer Vuistsnede. ‘Het gaat nu inderdaad wel heel erg tekeer.’
Toen ze een uurtje geleden van huis waren gegaan, was het nog slechts een miezertje. Dan kon je best even de hond uitlaten, vond meneer Vuistsnede. In de loop van hun wandeling groeide de lichte regen echter uit tot de enorme hoosbui waarin ze nu liepen.
‘We zullen ergens moeten schuilen, jonge vriend,’ zei meneer Vuistsnede tegen zijn mopshond.
Beitel kefte op een manier die leek alsof hij graag op het voorstel van zijn baas in ging.

Meneer Vuistsnede tilde zijn paraplu iets hoger op, zodat hij de straat in kon kijken. Waar waren ze inmiddels beland? Vrijwel gedachteloos was hij de ene straat na de andere in gelopen, zonder acht te slaan op waar ze zich precies bevonden. Waren ze ooit zo ver afgedwaald en in deze buurt geweest? Het was er donker, maar dat kon ook zijn vanwege de zware wolken en de dichte regen.
‘Ginds brandt een uithangbord,’ zei meneer Vuistsnede. Rare zin, dacht hij nog. Hoe kan een uithangbord branden? ‘Maar je weet wat ik bedoel, Beitel. Kom, wie weet kunnen we daar terecht voor een kopje thee.

‘Is er iemand?’ vroeg meneer Vuistsnede. De deur was achter hem en Beitel dicht gevallen en nu stond hij daar met zijn druipende paraplu en evenzo druipende hondje. Er was niemand. In het café was het bijna net zo donker als buiten. Achter de bar brandde geen licht, maar op de paar tafeltjes stonden lantaarns met een kaars erin.
‘De kaarsen branden,’ stelde meneer Vuistsnede opgelucht vast. Hij liep naar een van de tafels, een spoor van regenwater achterlatend. Voorzichtig ging hij zitten op een wankele stoel. De paraplu zette hij tegen een stoel die naast hem stond. ‘Wat is er aan het handje, Beitel?’ Normaal gesproken ging het beestje aan zijn voeten liggen, maar nu bleef hij aan de riem trekken en gromde hij. ‘Volgens mij is het veilig, hoor.’

‘U hebt het goed. We zijn geopend.’
Waar kwam die stem vandaan? Meneer Vuistsnede keek om zich heen. Beitel keek onderzoekend met hem mee; ook de mopshond kon niet ontdekken wie daar had gesproken. Het was een vrouwenstem, een volwassen vrouwenstem.
‘Wat kan ik voor u doen?’
Beitel nam een aanvallende houding aan en gromde diep. Meneer Vuistsnede wierp een blik op de bar. Daar was het nog altijd half donker en leeg. Plots hoorde hij licht getrippel achter zich en hij keek nieuwsgierig achterom. Ook Beitel draaide zich om.

Voor hun neus stond een klein meisje. Ze was gestoken in een witte prinsessenjurk en zag eruit of ze amper tien jaar was. Haar rossige haren hingen over haar schouders en met donkerbruine ogen keek ze meneer Vuistsnede aan. ‘Zegt u het maar.’
De mond van meneer Vuistsnede zakte open. Het meisje leek zo jong en toch had ze die volwassen vrouwenstem. ‘Eh..,’ hakkelde hij. ‘Doet u mij maar een thee.’
‘Heeft voorkeur? Kweepeerbloesem, kalmoes, lupine, absintalsem, engelwortel of dropnetel?’
‘Eh, ze zijn vast allemaal lekker. Welke zou u aanbevelen?’
‘Ik vind de lupine zelf heerlijk.’
‘Doet u mij die dan maar.’
‘En een bakje water voor de hond?’ Ze hoefde niet eens heel ver voorover te buigen om haar handje naar Beitel uit te steken.
Beitel kromp ineen en piepte.
‘Volgens mij hoef je niet bang te zijn, Beitel,’ zei meneer Vuistsnede.
‘Beitel?’ glimlachte het meisje. ‘Goed. Lupinethee en water.’
Even snel als ze was verschenen, was ze ook weer verdwenen. Meneer Vuistsnede had geen idee in welke richting ze was gegaan.

‘Goed volk?’ Achter de bar verscheen nu een oude man met een lange baard en grijze haren. Van achter zijn brilletje keek hij het café in.
‘Wij wel,’ zei meneer Vuistsnede.
‘Vergis je niet,’ zei de grijsaard. Hij kwam naar het tafeltje toe geschuifeld. ‘Je weet het maar nooit.’
‘Wat weet je maar nooit?’
‘Het,’ zei de man. ‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Uw collega is al geweest,’ zei meneer Vuistsnede.
‘Collega?’
‘De jongedame.’
‘Och, Emmeline. Ik had nog zo gezegd…’
‘Wat bedoelt u?’
‘Laat u maar zitten. Het komt vast goed. Als u tenminste geen vreemde dingen heeft besteld.’
‘Ik vind lupinethee wel bijzonder.’
‘O ja?’ De grijsaard keek hem verwonderd aan en glimlachte toen. ‘Bij nader inzien verbaast me dat niet. U komt net kijken.’

‘Kijkt u eens.’ Trippelende voetjes. Daar was ze weer. ‘Dag mijn kind,’ zei ze tegen de oude man. Die draaide zich om en verwijderde zich hoofdschuddend naar de donkere hoek van het café waar zich de bar bevond. Het meisje zette een groot theeglas voor de neus van meneer Vuistsnede op tafel. In het dampende vocht dwarrelden blauwachtige blaadjes. Op het schoteltje ernaast lagen een lepeltje en een glazen knikker, met daarin dezelfde blauwe gloed die ook in de thee zat. ‘Zo. En hier is wat honing als het u allemaal te bitter wordt.’ Uit een mouw haalde ze een potje tevoorschijn en met een sierlijke beweging belandde het op tafel.
Meneer Vuistsnede had het tafereeltje met verbazing zitten bekijken. Toen viel hem nog iets anders op. Beitel zat nu braaf naast hem; zijn argwaan en alertheid hadden plaatsgemaakt voor een uitstraling van rust en veiligheid. Emmeline bukte zich en aaide het dier over het kopje. ‘Goed zo,’ zei ze.
‘Dank u wel,’ zei meneer Vuistsnede.
‘Och, voor ik het vergeet,’ zei Emmeline. Ze pakte de knikker van het schoteltje en drukte het meneer Vuistsnede in de hand. Met een wijsvinger aan de lippen fluisterde ze: ‘Sst, niemand vertellen.’
Meneer Vuistsnede keek op van zijn hand, maar ze was alweer weg. Hij stak het kleinood in een jaszak, pakte het glas en bracht het voorzichtig aan zijn lippen.



Bitter. Heel bitter. Honing? Honing. Zo zoet. De tafel danst voor mijn ogen. Blijf ik zitten? Kijk daar, een meisje met een prinsessenjurk, lange rosse krullen, sproetjes en blote voetjes. Ze stapt sierlijk om me heen, alsof ze niets weegt. De bewegingen van haar armen bezweren me. Ze wenkt. Zal ik? Ik wil. Ga ik meedansen? Er is geen muziek maar ik hoor het wel. In mijn hoofd, in mijn hart. In mijn hele lijf. Overal. Ze danst om mij heen, geeft me kushandjes en kijkt me verleidelijk aan met haar donkere ogen. Opstaan lukt niet. Het is of ik vastgeplakt zit aan de stoel. Het meisje zwiert met trippelende voetjes om me heen op de maat van de onhoorbare muziek. De klanken zijn warm, hemels, gelukzalig. Ik verlies. Ik verlies mijzelf. Moet het laten gaan. Een klamme waas. Het beeld wordt vaag. Ik zie haar niet meer. Ik hoor haar niet meer. Ik ruik haar niet meer. Ik proef haar niet meer. Alleen de dronk. Alleen de afdronk. Bitter. Heel bitter.



‘Smaakt het?’
Meneer Vuistsnede schrok op. Naast de tafel stond de oude grijsaard.
‘Eh…’
‘Ik zie je twijfelen.’ De man leek niet te spreken, maar toch hoorde meneer Vuistsnede hem. ‘Je overweegt te vragen: Moet ik een eerlijk antwoord geven of mag ik ook liegen?’
‘Eh…’
‘Kies maar wat u het beste lijkt.’
‘Het is … heel bijzonder,’ wist meneer Vuistsnede uit te brengen.
De grijsaard glimlachte weer. ‘Ik weet voldoende,’ zei hij en pakte het theeglas en het schoteltje op. ‘Laat u de betaling maar zitten; deze was van het huis.’
Meneer Vuistsnede wilde iets zeggen, maar de oude man was al onderweg naar het donker van de bar.

Buiten was het droog. De zon deed gewoon pijn aan zijn ogen, maar dat deerde meneer Vuistsnede niet. Het was warm. Niet alleen buiten, maar het werd nu ook warm in zijn hoofd, in zijn hart en in zijn hele lijf. ‘Kom Beitel,’ glunderde hij, ‘we wandelen gewoon nóg een stukje.’ Beitel huppelde bijna naast hem.
Opgewekt liepen ze de straat uit. Ze waren net de hoek om of er schoot meneer Vuistsnede iets te binnen en plots bleef hij staan. Beitel trok aan de riem. ‘Even wachten, jongen. Ik heb de paraplu vergeten. Die staat nog in het café.’ Beitel bleef trekken dat hij verder wilde. ‘Dat is toch zonde, want het was een dure. Weliswaar van de HEMA, maar toch. Kom.’
Ze liepen de hoek weer om en na een paar panden bleef meneer Vuistsnede staan. ‘Hier was het toch? Of toch niet?’ Hij liep een stukje verder. ‘Waar is dat uithangbord nou?’ Weer terug. Hier dan? ‘Ik zou toch zweren dat…’
Beitel snuffelde over de stoeptegels, maar leek zijn spoor ook bijster. Hoe lang ze ook bleven zoeken, ze konden het niet meer terugvinden. ‘Het is vreemd, Beitel,’ zei meneer Vuistsnede. ‘Het café is er niet meer.’
Beitel sprong tegen de benen van meneer Vuistsnede op en kefte.
‘Wat is er? Wat wil je me vertellen? Kom, we gaan naar huis.’ Hij draaide zich weer om en ze begonnen weer te lopen. ‘Vreemd. Heel vreemd,’ zei hij al lopende tegen Beitel. ‘Het café is weg, maar de warme muziek zonder klanken blijft.’ Op de hoek van de straat stak hij een hand in zijn jaszak en zijn vingers speelden met de glazen knikker. Ver weg hoorde hij zacht getrippel.


Apeldoorn, juni 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

06-06-2024

‘Piep!’ – Lotgenoten (0062)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

‘Vuile huichelaar, pak jij je ko…’ Ik zet mijn zonnebril af. De chauffeur begroet me met een luid ‘Hoi!’ Hij heeft de radio aan en een Hollandstalige levenslied komt me tegemoet. De chauffeur zingt opgewekt mee.
Ik knik hem toe en zeg: ‘Goedemiddag.’ Het apparaatje piept. Ik loop naar achteren. Er zitten twee dames voorin, ieder apart op een bank van een vierzitje, met tassen van de Primark en van andere winkels om hen heen op de banken. Met z’n tweeën houden ze acht zitplaatsen bezet. Ze zijn met elkaar in gesprek. De een heeft een schelle stem. Achter ze zit een jongeman verdiept in zijn telefoon. Ik passeer ze en loop verder door naar achteren, zodat ik zo min mogelijk last heb van het luide gepraat van de twee dames. Helemaal op de achterbank zit een man met een kaal hoofd en een bomberjack te bellen. Dan moet ik dus niet ál te ver naar achteren doorlopen. Hier zo. We gaan rijden. Aardig van de chauffeur om even te wachten tot deze oude man eindelijk zit.
”s Nachts na tweeën, dan komt het dak hier altijd…’ Op mijn plek kun je de radio luid en duidelijk horen.
‘Vréselijk!’ roept een van de dames. ‘Wat zéí je?’ ‘Oftie niet een goedkopere had. Nee, die hattie niet. Dus ik zeg: je doet me die voor een tientje minder of ik ga naar een ander. Konnienie doen, zeitie!’ ‘Dus jij naar die ander?’ ‘Nee, dat was me te veel moeite. Gemak dient de mens, toch?’ ‘Het is ook altijd fakking wat met die lui.’ ‘Nooit ’s rekening houden met een ander.’
Ik zit aan de goede kant van de bus. De zon schijnt. Het is heerlijk warm op mijn plekje.
Wat gebeurt er? De man die achter in de bus zat komt al bellende naar voren en gaat op de bank naast mij zitten, aan de andere kant van het gangpad.
‘…ja, zeker zeg maar, dat zei ik ook dat, weet je, ja dus waarom niet zeg maar, kan het, mooi, nee dat zeg ik, dus zeg maar…’
‘Alle duiven op de dam, shalalalie, shalala…’
‘Ja, gillen!’ ‘O en toen heppik die jurk toch maar gekocht.’ ‘Duur?’ ‘Nee, Vinted.’ ‘O, dat vinnik niks, hoop gedoe en als je wat verkoopt krijg je je geld niet in je hand.’ ‘Ach als je eenmaal hebt geïnvesteerd, dan lukt het mij om heel lang kiet te spelen.’ ‘Ja jij wel.’ ‘Kep d’r al veel goedkoop gescoord.’
De knul die wat verderop voor mij zit, haalt zijn neus op en hoest. Hard. ‘Hmmmmmgggggggfffffff! Huuuche uuuuche!’
‘…wat zeg je, van hetzelfde, maar heb je haar nog zeg maar, jaha, ja, zekers te weten, niet dat ik weet zeg maar, dus toen zeg ik zeg maar, alles, ja…’
‘Ik verscheurde je foto, heb je brieven…’
De bus haalt een fietser in. Een jongen van een jaar of zestien die slingert op zijn vette fiets. Raakt hij nu de bus? Of raakt de bus hem? Ik probeer het te zien. De jongen weet het stuur in bedwang te houden. We zijn al voorbij. De chauffeur drukt langdurig op zijn toeter. Ben benieuwd of die jongen nog op zijn fiets kan blijven zitten, als ik hier binnen me al rot schrik van die claxon.
‘Reist u met een OV-chipkaart?!’ De intercom staat nogal hard. ‘Vergeet dan niet uit te checken!’
‘Waar?’ ‘Gewoon bij de Starbuks, waar anders?’ ‘Das de enige goeie koffie, daar. Niet die sterke zooi van de Mek. Die is fakking goor.’ ‘Bij de Mek kom ik nooit meer. Eén keer een grote bek gehad van zo’n snotneus.’ ‘Ja en dan die slappe frieten.’ ‘Patat moet je daar ook niet halen, meid. Hier, moet je ruiken, nieuwe geur. Van de Doeglas.’ ‘Kenner nie bij. Maar ken ‘m hier al horen meuren. Is mijn stijl nie. Hou meer van wat zoeter.’
‘Mexico, Mexiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii…’
Bij de voordeur van de bus hangt een display en er hangt er ook eentje halverwege de bus, zodat ik het ook kan lezen. Alle resterende haltes kan ik erop zien. En de aansluitende bussen en treinen als we straks bij het station zijn. Niet dat je veel tijd krijgt om je aansluiting te controleren; voor je het weet is er reclame voor in de plaats. ‘Houd jij ook van een feestje?’ schreeuwt de reclame. ‘Probeer dan eens de kant-en-klare mixdrankjes van…!’ Het flitsende filmpje doet pijn aan mijn ogen. Het gaat zo snel, dat ik het niet kan volgen.
‘…ja mooi, dat je niet zeg maar, ja, ook lekker, nee, wat zeg je, hoor je mij, ik hoor jou niet, ja nu weer wel zeg maar, fijn, ja je moet ook niet, nee dat zeg ik, zeg dat dan, dat zeg ik, dus zeg maar…’
‘Je loog tegen mij, alsof ik een kind…’
De bus stopt. De voordeur gaat open. Er stapt iemand in en er klinkt een piepje. Iemand loopt door het gangpad naar achteren. Het meisje draagt een lichtblauwe spijkerbroek en een bijpassend lichtblauw spijkerjasje en witte sneakers en haar geblondeerde kroesharen zitten in een staart. Ze heeft een lichtbruine huid en vlezige lippen en donkere bruine ogen. Ik vind het een mooi meisje en ben ietwat vertederd door haar. Oude man. Een bank of twee voor mij gaat ze zitten.
‘…dus zeg maar, je weet wel, mooi de kanker, wat zeg je, dat zeg ik toch, ja maar, zeg maar, voorlopig wel, ben jij daar ook, ik ben er wel, ja ik ga wel, ga jij ook zeg maar, je kunt maar beter nu, dan dat je later zeg maar, ja precies, mooi de kanker…’
‘Daar in dat kleine café aan de…’
‘Hmmmmmgggggggfffffff! Huuuche uuuuche!’
Er stapt een oudere heer in. Een heel veel oudere heer. Met een stok en schuddend hoofd. Hij lijkt al dood, maar is het nog net niet. De twee dames maken geen plaats voor hem. Ik wil al opstaan, maak aanstalten, maar de meneer zegt: ‘Nee nee, doet u geen moeite. Ik kan staan.’ Ik wil zeggen dat er niets aan mijn ogen mankeert, maar de bus rijdt alweer en de meneer kijkt naar buiten, terwijl hij met zijn lege hand een lus aan een stang vast heeft gegrepen.
‘Haal bij het in- en uitchecken uw OV-kaart uit de portemonnee!’ giert de intercom. ‘Uitchecken kan nu ook met de bankpas! Deze bankpas wordt als eerste gekozen als ze beide worden aangeboden aan de in- en uitcheckapparatuur!’
‘…vertel mij wat, ja psies, nee nou dat, ik zou toch zweren, dat dan weer wel, ehmm, ja, datteh, tering zeg, zeg maar, waarom ook niet, ja dus jij dacht, nee zou ik ook, en anders wel zeg maar, daar zou ik nooit, nee daarom, groot gelijk, zou ik ook zeg maar, trouwens, mooi niet, jaja toch wel, maar heb je dan zeg maar, voor mij…’
‘We dansen de samba, je hoort de sambaballensamba overal…’
‘Hmmmmmgggggggfffffff! Huuuche uuuuche!’
‘Dus toen pakt-ie me zo beet en je weet, ik hou best van een beetje ruw.’ ‘Wat? Deettie dat echt? Nou, ik wou dat die gast van mij dat bij eens deed, maar nee die moet altijd van dat zachtzinnige.’ ‘Het kemmenie lomp genoeg weze, hoe rooier de striemen, hoe lekkerder.’ ‘En dattie me dan ruig van achteren pakt en volpompt.’ ‘Een kedoom moet er dan weer wel om, hoor! Ben geen goedkope fakking hoer of zo.’
Op het display verschijnt reclame voor een televisie. ‘Cashback tot wel €100!’ Heel grote letters. Ik wil helemaal geen cashback. Allemaal gedoe dat ik niet begrijp. Als het honderd euro goedkoper kan, waarom is de prijs dan niet gewoon honderd euro lager? We worden hier belazerd.
‘Hmmmmmgggggggfffffff! Huuuche uuuuche!’
‘Meid! Heb je dat gedáán? Ik sou het niet durven. Ech nie. Je lijk wel niet goed wijs!’ ‘Die mongool wist niet waarie kijken moest, dus ik heb me omgedraaid en ben naar buiten gelopen.’ ‘Goed zo, ik zou me ook niet zomaar laten beledigen.’ ‘Die avond wel weer goedgemaakt. Hebtie op een etentje getrakteerd.’ ‘Waaro?’ ‘Bij de Ketukkie Fraai Tsikken. Doe je mij geen plesier mee.’
‘Heb je even voor mij? Maak wat…’
‘…jonge zeg maar, dat zeg ik, dus ja, compleet kachel, maar boeien, zeg maar, alles naar de tering, voor mijn part dan en wat die, ja nee, nee, ja, je kunt het krijgen, zeg ik toch, ja wat mij betreft, ook goed, nee heus, als ik het niet dacht, nee dacht het niet, dus zeg maar…’
‘Hmmmmmgggggggfffffff! Huuuche uuuuche!’
En dan is het zover. Ik ben waar ik moet zijn. De bus stopt. Ik sta op, loop naar de deuren die open gaan, houd mijn kaart voor het apparaat (‘Piep!’) en stap uit. Buiten is de zon heel warm en de rust grandioos.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, mei 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

23-05-2024

Drie Duitse gedichten (3)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

(Het eerste gedicht maakte ik twee jaar geleden al en het tweede was zo slecht dat ik ’t heb weggegooid.)



Als we de Dom binnenlopen, is er zowaar een mis aan de gang. En dat am Samstag.
Althans, er lopen twee rijen mensen door het middenpad naar het altaar.
Daar deelt een man met een lang gewaad en een mijter hosties uit.
De orgelmuziek is sloom en nauwelijks hoorbaar door alle geschuifel en ander geluid.

We zijn in de stad voor de jaarlijkse ontmoeting met verre vrienden.
Op zoek naar een plek die voor niemand heel ver was kwamen we uit op Münster.
Een van hen heeft hier gewoond en gestudeerd en weet hier de weg. Zegt-ie.
Da’s mooi, want op het programma van de oude muziekhippies staat: Schallplattenladen.

Warme zon valt door glas-in-loodramen; de orgelmuziek is nu echt niet meer te horen.
Langs de zijpaden lopen de hordes toeristen in hemdjes, korte rokjes en op teenslippers.
Ze praten hardop, wijzen en maken foto’s. Hun kinderen rennen gillend rond.
Te midden van alle tumult schuifelen de rijen onverstoorbaar ter communie.

Ik ben ook een toerist weet ik, maar wil zo stil mogelijk doen.
Hoe zeer ik ook afstand heb gedaan van de katholieke levensles van mijn ouders,
het heeft me geleerd de overtuiging van een ander te respecteren en gepast stil te zijn.
Ondanks dat: ook ik maak een foto en glip ongelovig op mijn Teva’s naar buiten.

Daar brandt de zon; het is een zomerse dag in mei. Tijd voor Holunderschorle mit Minz.
Aan het eind van de dag zijn we twee Schallplattenladen en vijf terrassen verder.
De verre vriend kijkt op van zijn Latte en vraagt: ‘Nichts gekauft?’
‘Nö,’ zeg ik in mijn Steinkohlendeutsch. ‘Hab schon ein Schallplatt.’


Apeldoorn, mei 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

09-05-2024

Prettige Hemelvaart (3)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

‘Prettige Hemelvaart.’ Het klinkt wat raar. Toch wens ik het u allen toe. Dat is best lief van mij, niet? Ik maakte al twee keer eerder een stukje met deze titel en met deze openingszinnen. Zoek ze maar op. Ze staan vast nog wel ergens online. En als u ze niet kunt vinden, dan klikt u hier en hier.
Wat heeft de hemel in hemelsnaam met een vaart te maken? Bitter weinig, ben ik bang. ‘Vaart’ komt van het Oudnederlandse woord ‘opvaren’, wat omhoogvliegen betekent. Op Hemelvaartsdag vieren we of wacht dat is misschien niet zo’n gepast woord herdenken we dat Jezus is opgevaren naar de hemel en Zijn plaats heeft ingenomen naast God. Het is de veertigste dag na Zijn wederopstanding. Ergens in de negentiende eeuw gingen mensen ‘hemelvaren’: ze stonden op de veertigste dag na Pasen al om drie uur ’s nachts op om zingend en blootsvoets op het gras te dansen. Hier zou de term ‘dauwtrappen’ vandaan komen. De mensen stonden zo vroeg op, omdat de mis om negen uur ’s morgens begon en dan moesten ze weer terug zijn. Maar waarschijnlijk gaat de oorsprong van het dauwtrappen nog verder terug in de geschiedenis: in de eerste eeuw na Christus (alias Jezus) ontstond het dansen in het gras in de vroege morgen als onderdeel van de meifeesten waarin de Germanen de opkomst van het nieuwe leven in de natuur vierden. In de vorige eeuw werd het dauwtrappen een wandeltocht en later weer een fietstocht. Tegenwoordig is er geen trappen meer bij, want zo goed als iedereen rijdt elektrisch of op benzine. Zelf woon ik in een appartement op twee hoog en ik heb nog wel degelijk te maken met trappen. Bij mij op de verdieping is dan weer geen gras. Zo is het ook altijd gezeik. Dat is dan ook de enige les die we van de geschiedenis zouden kunnen leren. (Dat het altijd gezeik is.)
In een grijs verleden ben ik zelf vaak op Hemelvaartsdag in alle vroegte op de fiets gestapt. Was het niet in verenigingsverband, dan was het wel later met fanatieke vrienden. Al waren die vrienden ook weer niet zo héél fanatiek. Vaak verzamelden we bij een van ons thuis, dronken uitgebreid koffie en hadden een uur onenigheid over de te nemen route. Eind van de ochtend waren we goed en wel onderweg en toen was het natuurlijk tijd om uit te kijken naar een lunchgelegenheid. Heel laat thuis moesten we ook niet zijn, want de traditie wilde dat we nog eten gingen halen bij een lokale Chinees. En de discussie over de te bestellen gerechten nam (ook traditiegetrouw) een uur of langer in beslag, dus uiteindelijk betekende onze actieve Hemelvaartsdag dat we een rondje om de kerk reden. Qua menu waren overigens slechts de loempia’s en het bananentoetje in beslag bereid.
Al een jaar of tien sta ik op Hemelvaartsdag niet meer voor dag en dauw op. Althans, niet vroeger dan anders. Doorgaans is het rond een uur of zes. Dan is het – sinds een tijdje – al licht. Ik zou kunnen gaan dansen in het gras van het kleine stadspark hier op de hoek van de straat, maar ik ben bang dat ik struikel over de laveloze lichamen van de dak- en thuislozen en de vele verslaafden die er bivakkeren. Niet dat ik bang ben om in het park te zijn. Ik lach om die halfgare lui die daar een beetje tegen elkaar aan staan te schreeuwen. Vervelender vind ik het voor omwonenden en vooral de ouderen die het stadspark niet durven te betreden omdat ze zich er niet veilig voelen.
Bang ben ik dan weer voor andere dingen. Angst adem ik ieder moment in én uit. Ik ben altijd al een bangerik geweest, maar sinds die jaar of tien is de angst nadrukkelijker aanwezig. Soms krijg ik heel plots een vlaag van paniek. Zo’n angstaanval gaat heel diep. Er komen vaak lichamelijke verschijnselen bij. Ik kan bijna letterlijk verlamd zijn. Zweet, trillen, schokken, onvast op de benen, pijn, krachteloos, dood- en doodmoe. Gelukkig weet ik dat het – even onverwacht als het komt – ook weer voorbij gaat zijn. Soms duurt zo’n aanval een paar minuten, maar vaker neemt het veel meer tijd tot aan uren, dagen, weken aan toe. Waar ik op zo’n moment of in zo’n aanval dan precies bang voor ben, dat kan ik niet te zeggen. Het hier en nu, het daar en in het verleden, de toekomst en de dood. Dood, dood. Bang om te verliezen wie ik zo lief heb. Mijn dierbare vrouw, ons zo mooie kind, de oude vader. Och ja, de oude vader. Een paar maanden terug vierden we zijn negentigste verjaardag. Eerder riep ik dat hij op zijn oude dag nog zo sterk en vitaal is. Nu zie ik een broze man, die het gelukkig nog heel aardig redt in de Grote Boze Wereld, maar die steeds trager en fragieler wordt. Eerder riep ik dat hij wel alleen is, maar niet eenzaam. Nu zie ik een man die steeds meer generatiegenoten om zich heen ziet wegvallen. Hij is veel alleen, zit net als zijn bange zoon veel in zijn eigen hoofd, vol met gedachtestromen en piekercirkels en alles wordt erger en beangstigender. Had ik al gezegd dat ik steeds meer op hem lijk? Dat ik ook bang ben dat ik net zo eenzaam word als hij? Misschien zoek ik hem vandaag op, drink ik zijn lauwe thee en luister ik naar zijn geklaag, zijn overpeinzingen en naar dezelfde verhalen die hij altijd vertelt. Misschien neem ik contact op met De Zoon, vertel ik hem wat een fantastisch mens hij is en dat ik er altijd voor hem ben. Misschien blijf ik in bed, De Vrouw heel dicht tegen me aan houdend en luid biddend dat ik haar nooit mag verliezen.
Ik ben bang dat ik nog niet precies weet wat ik vandaag op deze bijzondere dag ga doen. Of wacht. In ieder geval schrijf ik dit stukje en wens ik u allen een prettige Hemelvaart.


Apeldoorn, mei 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

25-04-2024

Mira

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Hoe de band heet, weet hij niet meer. Hij heeft ook geen idee waarom hij eigenlijk naar dit concert is gekomen. Vanaf dat hij binnen liep, staat hij achter in de zaal op een verhoging. Zo te zien is er aardig wat volk. Vóór het podium is het zelfs druk te noemen; de mensen lijken elkaar daar te verdringen. Hier achterin is een prima plek. Hij kijkt net over het publiek heen en heeft aardig zicht op wat er daarginds op het podium gebeurt. Plus: zo komt hij ook te weten of er nog bekenden in de zaal zijn. Niet dat hij bekenden wil zien of spreken. Het liefst staat hij gewoon naar het concert te luisteren. Hij heeft toch al zo’n hekel aan mensen die door de muziek heen praten. Dutch disease; dóód moeten ze. De paar mensen die hij heeft herkend, heeft hij met een hoofdknik begroet: [..], […] en […]. Zelfs […]. Die wilde hij liever niet tegen komen, maar toch stak hij uit misplaatste beleefdheid een hand naar hem op. Verder negeerde hij hem. Gelukkig staat het geluid erg hard. Dat bespaart hem gesprekken. De geluidsman heeft trouwens ook poep in zijn oren, want het is niet alleen loeihard, maar ook vervormd. Of het hoort zo. Hij kent de muziek van deze band niet. Zijn blik dwaalt af over het publiek.
Lieve help, daar staat ze, links voor het podium. Ze danst. Af en toe strekt ze haar armen uit naar boven. Van een afstand lijkt ze helemaal in de muziek op te gaan. Hoe heet ze ook weer? Iets met een M. was het. Hij heeft haar maar een paar keer gezien. Laatste keer op een feestje bij R. Toen zat ze ergens ver weg in een van de woonkamers op een bank, met haar voeten onder haar billen. Toen leek ze hem niet op te merken en was ze druk aan het praten met allerlei mensen. Allerlei mensen; hij wilde ze niet zien en niet spreken, maar dat meisje M. wel. Ze had een keer meegedaan met een project en er kwamen foto’s van haar op Instagram voorbij. Zelden keek hij op Instagram, maar die foto’s wilde hij wel zien. Graag zelfs. Nu staat ze daar. In het publiek. Ze fluistert iets in het oor van iemand anders en lacht haar witte tanden bloot. Shit, ze is met iemand. Haar lange donkerblonde haren golven over haar schouders.
De gitarist op het podium slooft zich uit. Wat is dat toch met gitaristen dat ze zich zo belachelijk gedragen als ze wat mogen spelen? Dat je uit je dak gaat van wat je zelf doet. Zo geweldig vindt hij het werk van die gitarist niet. Nee, dan de bassiste. Die staat geconcentreerd een niet onaardige groove te spelen. Leuke meid. Hij knikt op de maat met haar mee. De band speelt nu al een uur en een kwartier. Het einde komt zicht. Het is tijd, dus.
Hij doet een stap vooruit en stapt van de verhoging af. Langzaam wurmt hij zich door het publiek naar voren. Af en toe moet hij even een hand op een schouder leggen of een duwtje in de rug geven. Sorry, maar hij moet er even langs. Dank je wel. Hij is benieuwd hoe de band er van dichtbij uitziet. Zo, daar is hij bij het podium. De gitarist negeert hij. Achter het drumstel zit een knul met bloot bovenlijf als een gek te rammen op de trommels. Het klinkt nergens naar. De gast achter de toetsen zit stoïcijns op zijn eigen vingers te kijken. Daar is dus niets aan te zien. Nee, dan die bassiste. Die speelt nog altijd dezelfde groove. Zou ze niks anders kunnen? Van dichtbij valt ze uiterlijk nogal tegen. Haar haren zijn ongewassen en haar blik is of het haar allemaal niet interesseert. Even doet hij zijn ogen dicht om het geluid van de band tot zich door te laten dringen; misschien als hij zich concentreert is het nog wat. Nee. De muziek lijkt nóg harder en rommelig. Heeft die geluidsman nou de schuiven nog verder open gezet? Wat een debiel.
Hij krijgt een tikje tegen zijn rug. Langzaam draait hij zich om. Daar is ze. Ze doet een stap naar voren en komt dichter naar hem toe. Hij glimlacht, blij dat ze hem heeft herkend. Ze draagt stevige schoenen en een stoere broek. Daarboven een zwart topje en haar schouders en armen zijn bloot. Haar haren zitten in de war, vast van het dansen. Haar gezicht lijkt opgezwollen, ze kijkt bijna door spleetjes, ziet hij. Ze steekt een hand met de wijsvinger omhoog. Ze zegt iets. Hij kijkt haar vragend aan. Mira. Dat was het. Haar hoofd beweegt, haar blik is leeg en ze lijkt langs hem heen te kijken. Ze wankelt. Ze is zo zat als een aap.
De muziek achter hem is stil gevallen. De zanger zegt iets. Het wordt het laatste nummer. Het publiek gilt en joelt. De band speelt weer. Hij kijkt opnieuw naar haar. Ze is verdwenen. Hij draait zich om naar het podium. Goed beschouwd is de band ook kut.


Apeldoorn, april 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

11-04-2024

Uitkleedpartij – Lotgenoten (0061)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

Heb ik alles? Mijn sleutels zitten in mijn broekzak; mijn telefoon heb ik ook. Het is donker in de woonkamer. Mijn blik valt op de bank. Daar liggen haar kleren. Nee, het is gisterenavond geen wilde uitkleedpartij geweest.

Nee, het is puur praktisch. In het kleine slaapkamertje is het gewoon veel te koud om je aan te kleden. Zelf lukt het me ’s morgens vroeg prima, want ik ben met een paar tellen klaar. Zij heeft nu eenmaal wat meer tijd nodig. De wind staat op het slaapkamertje en het is er ’s nachts gewoon erg koud. Sinds anderhalf jaar verwarmen we het huis met infraroodpanelen. In de kleine slaapkamer hangt een klein paneel en het duurt een tijdje voordat het er wat aangenaam is. Daarom kleedt ze zich ’s avonds laat uit en ’s morgens vroeg weer aan in de woonkamer. Vandaar dat haar kleren nu op de bank liggen. Ze ligt nog in bed te slapen. Zo vroeg is het.

Boven op het stapeltje ligt haar blauwe bh. Al een tijdje moet ze veel kleinere maat kopen. Door de bestraling is het weefsel in haar aangedane borst veranderd van structuur. Op een of andere manier is die rechterborst gaan slinken. Zo veel, dat ze alsnog aan een prothese moest. Na verloop van tijd kreeg ze toch rug-, nek- en schouderklachten en toen heeft ze haar goede borst laten verkleinen.
Over verkleinen gesproken. Sinds anderhalf jaar is haar hele garderobe veranderd. Allemensen, wat is ze afgevallen. In de nasleep van de kanker lukte het haar steeds minder goed om op gewicht te blijven. Na allerlei diëten en weetikveelwatallemaal ging ze in overleg met de huisarts en koos ze voor een rigoureuzere methode.
Door een complexe ingreep is ze vele kilo’s kwijt. Weg is de ruimvallende en onopvallende kleding. In plaats daarvan draagt ze fleurige jurkjes. Ze voelt zich lekkerder in haar lijf, ze beweegt gemakkelijker en durft gewoon de kleding te kopen die ze graag zou willen dragen. Ze mag gezien worden en dat vindt ze tegenwoordig zelf ook.

Helaas. Geen wilde uitkleedpartij, gisterenavond. Over seksuele activiteit hebben we niets te klagen, maar van ruige kleren-van-het-lijf-ruk-sessies is al een paar jaar geen sprake meer. We zijn er te oud voor; liever doen we teder. Had ik vroeger een stevige, bijna grote vrouw in bed; tegenwoordig ligt er een tenger en bijna breekbare vrouw naast me. Fysiek gezien is het of ik met een totaal ander iemand samenleef. Voor de rest is het nog altijd De Vrouw aan wie ik zo verknocht ben.

Nog een paar tellen kijk ik in het donker naar de kleding op de bank. Ik onderscheid een strak jurkje met bloemen erop, een vestje met enkele glitters en een felgekleurde legging. Al zie je in het duister niets van de kleuren. Daarbovenop dus die bh. Er prikt iets achter mijn ogen. Een oversentimentele zak, dat ben ik. Snel pak ik mijn werktas en ga ik de deur uit.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, april 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

28-03-2024

Dat kunt u nu wel zeggen

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Voorzitter,

dat kunt u nu wel zeggen,

met uw mooie woorden
met uw goede gedrag
met uw beste bedoelingen
met uw mond vol tanden
ja, met uw mond vol tanden

met uw zorgvuldig geformuleerde mening
met uw weldoordachte opinie
met uw formatiegesprekken
uw verkiezingsuitslag
uw spreidingswet
uw zonnepanelen
uw biologische boodschappen
en uw buurman die ook zoiets heeft meegemaakt, maar dan anders
ja, uw buurman heeft ook zoiets meegemaakt, maar dan anders

met uw welnemen
met uw hoogst genoten opleiding
uw nieuw sociaal contract
uw strakke plan
uw strakke broek
uw strakke smoel
uw goedgevulde goodiebag
uw abstracte tattoo
uw dure auto
met je suffe SUV
ja, met je suffe SUV

met uw vooruitziende blik
uw doorgesnoven tussenschot
uw lentekriebels
uw vorkheftruc
uw neuspeuterspeelzaal
je achterlijke kinderen
je facebook en je dickpic en je tiktok
met je desinformatie
en je draaideurconstructie
met uw land en zee
uw genocide en uw zelfbescherming
uw heks en levensgevaarlijk
uw populisme en hypocrisie
uw stemmingmakerij en stampij
je infantiele jijbakkerij
ja, je infantiele jijbakkerij

met uw strategische managementinformatiesysteem
met uw van armoe ingestorte implantaatvulling
met uw zwaarlijvigheid
uw door de ontstane situatie betreurde endeldarmverzakking
uw functioneel beheer
je financiële stortkoker
je uitgesproken afdruiprek
je xenofobe portfolio
jehovagetuige
justitionele dwaling
ja, justitionele dwaling

met uw verdienmodel
uw asfaltlijm
uw talenknobbel
je Europapa
je tradwives
je eigen keuze
je wappenkijk
met je vleesvervanger
je suikertaks
je afvalrace
je lege maag
je volle maaltijdbox
je volle verstand
ja, je volle verstand

met dat hoofd
met je vaste verkering en je open relatie
met je dikke tieten
met je protest
je trekkers en je asbest
je bedreiging en je enge

met je eigendunk
je bipolaire stoornis
je vette fiets
je instapmodel
met jou
met jouw postuur
met jouw talent
jouw budget
je vliegvakantie
je riante resort
je dynamische werkomgeving
je kwaliteitsmonitor
je beeldvorming
je zie je nou wel
je weet wel wat ik bedoel
je zitstakruk
juttemis
met je moeder
met wie, zeg je?
jaja, met je moeder

metworst
met mayo
met melk en suiker
met vereende krachten
met man en macht
met mate

met je mening
met je eigen onderzoek
je fascistoïde bovenkamer
met je fantasieloze urogenitale buis
met je enorme lul
met je enorme lulverhalen
ja, met je enorme lulverhalen

met je ogentroost
je plakvlies
je aardpeerrisotto
je zuurkoolplagiaat
je ventielzede
je mooie ogen
je twijfel
je glimlach
je mooie magnolia,
ja, je mooie magnolia

met je asverstrooiing
met je boekhouder
je vissenmodder
je pek en schuim
je kruimels roggebrood
met je knekelpolonaise
je voortschrijdend inzicht
met je stempel van schuld, voorbode van meer
je wortelende waarden
je zwarte tranen
ja, je zwarte tranen

dat kunt u nu wel zeggen,
maar als ik u was,
hield ik mijn mond dicht.


Apeldoorn, februari 2024

Voorgedragen tijdens De verjaardag van Anja, een intiem feest vol verhalen, gedichten en kleinkunst, afgelopen zondagmiddag 24 maart in zaal De Walvis in Gigant te Apeldoorn.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

14-03-2024

Zeik – Lotgenoten (0060)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2024 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

Luid zingend betreed ik het herentoilet. Normaal gesproken fluit of zing ik pas als ik ga plassen, zodat je mijn geklater niet hoort, maar nu heb ik gewoon een ongelofelijk gave deun in de kop die er niet uit gaat. Get Rhythm van Johnny Cash en dan in de uitvoering van Ry Cooder uit 1987, die met de gierende slidegitaar, maar die hoor je niet in mijn zangpartij.
Ik werp de deur open en stuit op iemand die bij een van de wastafels bezig is.
‘Hoi,’ zeg ik, mijn ‘when you get the blues’ onderbrekend. ‘U hier?’
De persoon in kwestie draait zich naar mij om. Het is Agnes, een collega van het secretariaat en ze staat met haar mond vol schuim. ‘Ja,’ mummelt ze, ‘ik moet zo naar de mondhygiëniste en poets even mijn tanden.’
‘Moet ook gebeuren,’ zeg ik. Ik open een deur van een van de wc’s. Er zijn er drie. Twee met een pot en eentje met een urinoir. Die twee met de pot zijn bezet, dus ik pak het urinoir, ga naar binnen en sluit diezelfde deur achter mij.

Wacht.
Nee, ik ben niet verbaasd dat er een vrouw in de herentoiletruimte staat. Die staan er wel vaker, voornamelijk als ze de betreffende ruimte schoonmaken. Maar dat zijn andere vrouwen. Op de werkplek zijn nogal wat dames in de schoonmaak werkzaam die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn. ‘Clean your desk?’ vraagt eentje altijd op maandagmorgen als ze mijn kantoor binnen komt. Ik antwoord altijd in het Nederlands, in de hoop dat ze er iets van oppikken. ‘Goedemorgen!’ kunnen ze al aardig zeggen.
Mijn werkplek bevindt zich overigens in een middelgroot kantoorgebouw. Daar zijn noodgedwongen gescheiden dames- en herentoiletten. Voor wie het per se weten wil: het betreft een organisatie die zich bezighoudt met zorg- en dienstverlening aan mensen met een beperking. In het kantoorgebouw zijn de ondersteunende diensten en is de directie gevestigd. Ik mag er van alles doen en heb er in de loop van de jaren een boel leuke collega’s leren kennen.
Agnes bijvoorbeeld. Dat is een hardwerkende en vrolijke vrouw. Ze moppert graag op het vele werk waarmee iedereen haar opzadelt, maar ze is niet te beroerd om wat dan ook voor je te doen, zo lang je het vriendelijk vraagt. En als je het vriendelijk vraagt, maakt ze altijd tijd voor een praatje. En er valt een heleboel met haar te lachen.
Dat ze nu hier in de ruimte van de herentoiletten staat, daar schrik ik niet van. In de zorgsector werken nu eenmaal heel veel vrouwen en ik ben wel wat gewend. Zo kom ik nog wel eens op een congres en daar is dan de rij bij de damestoiletten enorm, terwijl ik zo kan doorlopen; ik zeg dan dat de dames gerust gebruik kunnen maken van het herentoilet. Ik begrijp alle ophef over genderneutrale wc’s of over hoe iemand aangesproken zou willen worden niet zo. Ja, het is nieuw en anders en het is gewoon even wennen om het te hebben over zij of hij of hen of het of wat dan ook? Onderling zijn we allemaal verschillend maar als mens zijn we allemaal gelijk. Voor mij is het een kleine moeite om me aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen op gendergebied en ik begrijp het goed dat iemand graag gewaardeerd wilt zijn om wie je bent. We moeten er dan ook niet zo boos en verontwaardigd over doen en gewoon met elkaar in gesprek gaan, nieuwsgierig blijven naar elkaar. Onlangs kwam ik iemand op de werkvloer tegen die ik een tijdje niet had gezien en nu – voor mij plots – een jurk en naaldhakken droeg in plaats van een hanenkam en kaalgeschoren kop; ik vroeg wat ze prettig vond in ons gesprek met elkaar en ik merkte dat hoe meer ik uit belangstelling doorvroeg, hoe opener ze werd in haar antwoorden. Toen ik later aan een collega vertelde dat ik haar had ontmoet, vergiste ik me meerdere malen door het te hebben over hem en hoe anders hij er tegenwoordig uitziet. Je wilt trouwens niet weten hoe vaak mensen mij aanspreken met ‘mevrouw’ omdat ik lang grijs haar heb en ze mijn baard nog niet hebben gezien. Overigens: zelf vind ik het altijd prettig als mijn vrouw mij aanspreekt met: ‘God.’ Minder fijn is dat ze daarachteraan altijd zegt: ‘Hou toch op met je eeuwige gezeur.’
Al denkende hieraan ben ik ondertussen uitgeplast. Ik bedek de kwetsbare lichaamsdelen weer, spoel mijn afvalwater (zeik) weg en verlaat de kleine ruimte.

‘Ik vind het zo vreselijk, die mondhygiënist,’ vertelt Agnes, terwijl ze nog altijd volop bezig is met tandenpoetsen.
‘Ja?’ zeg ik. Ik hoop dat ik haar goed heb verstaan. Met haar mond vol. Ondertussen heb ik de kraan van de andere wastafel opengedraaid en reinig ik mijn handen zorgvuldig.
‘Och, dat ruwe gekrab en gekerf van dat mens.’
‘Hm, die van mij gebruikt een nogal ingenieus apparaat met een waterstraaltje. Daar voel je helemaal niets van.’ Ik werp een blik achter mij. De andere twee toiletdeuren zijn nog altijd gesloten en op slot.
‘De mijne is nog van het ouderwetse handwerk.’ Ze buigt voorover en laat een straal schuim in de wasbak vallen. ‘Die gaat tekeer!’
‘Ik benijd je niet,’ zeg ik, mijn handen drogend aan een papieren doekje. Zal ik haar vertellen dat ze zich niet bepaald in een genderneutrale ruimte bevindt?

Als ze net als ik altijd moet plassen na het tanden poetsen, dan ben ik wel benieuwd hoe ze dat straks dan doet boven het urinoir. Of zou ze een plastuit paraat hebben?
Ik heb echter geen tijd om dat af te wachten. Het werk wacht en ik ga snel naar mijn kamer om daar de sterren van de hemel te arbeiden.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, maart 2024

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
Volgende pagina »