Drie jaar schrijven voor FOK! – bazbo’s jubileum
“Hij is een van de bekendste schrijvers van FOK! Deze week viert hij zijn driejarig jubileum bij deze populaire webstek. Hij schreef niet alleen voor FOK!; in oktober 2008 verscheen zijn boek ‘Alles kan kapot’. Bij mij aan tafel schuift aan: bazbo!”
(applaus)
“Hij is een van de bekendste schrijvers van FOK! Deze week viert hij zijn driejarig jubileum bij deze populaire webstek. Hij schreef niet alleen voor FOK!; in oktober 2008 verscheen zijn boek ‘Alles kan kapot’. Bij mij aan tafel schuift aan: bazbo!” (applaus)
“Bas – mag ik Bas zeggen? – Bas, wat wil je drinken? Ik heb rode of witte wijn, of water.”
“Dag Adriaan, heb je geen wodka?”
“Eh, nee.”
“Afth drinkt ook wodka!”
“Hoe kwam je erbij om voor FOK! te gaan schrijven?”
“Mijn goede vriend TheGrandWazoo schreef er al voor. Hij las ooit mijn oude boek ‘Party-trilogie’ en was daar nogal enthousiast over. Om niet te zeggen dat hij dweept met dat boek. In januari 2007 sleepte hij me er bij mijn lange grijze haren bij. In het begin leek het mij niets.”
“Nee?”
“Ik dacht: columns schrijven, dat kán ik helemaal niet. Ik had in mijn hoofd het beeld van de ouderwetse, traditionele column: een scherp stuk waarin de schrijver zijn of haar mening geeft over een actueel en heikel onderwerp in de samenleving. En dat soort columns kan ik niet schrijven. Ik heb namelijk over helemaal niets een mening. Mijn levensfilosofie komt ongeveer neer op: wat kan mij het allemaal schelen. Met die instelling begin je niet zoveel als je traditionele columns wil schrijven. Gelukkig hanteert FOK! de wat vrijere interpretatie van het begrip ‘column’, zoals je die ook vindt in het woordenboek van Van Dale. Daar is een column zoiets als: ‘een regelmatig terugkerende rubriek met een geheel eigen karakter’. Ik kan geen ouderwetse columns schrijven, maar ik kan wel verhalen vertellen. Verhalen die de mensen herkennen of juist niet, verhalen die lezers aan het denken zetten of die gewoon vermakelijk zijn.”
“Hoe startte je dan?”
“Eindredacteur tijl vond mijn teststukjes leuk geschreven. Aanvankelijk mocht ik eens per twee weken iets inplannen, maar vanaf het allereerste begin heb ik wekelijks bijgedragen.”
“Kende je FOK! in die tijd?”
“Nee, ik wist niets van internetfora. Ik zag wel dat er een enorme website achter die columns schuil ging. Ik ging als een waanzinnige stukken schrijven en inplannen.”
“Hoe beleefde je de eerste tijd op FOK!?”
“Ik schrok me rot! Wat een ondankbare honden waren die lezers, zeg. Wij columnisten maar schrijven, en de lezers gaven de meest verschrikkelijke reacties. ‘Kutcolumn,’ ‘Ga dood!’ ‘Je weet er niets van,’ en meer van dat soort fraais. In het begin ging ik er dan ook luid tegenin.”
“Je was nog niet bekend met de manier van reageren van de meeste FOK!kers?”
“Toen ik er net twee maanden bij was, merkte ik dat een columnist op het forum door allerlei lui werd uitgemaakt voor alles wat maar mooi en lelijk was. Hij moest weg, hij moest dood. Ik begreep het niet en zei dat als ze het niet mooi vonden ze het ook niet hóéfden te lezen. Toen men na een hele avond en een halve nacht nóg bleef doorgaan, werd ik het moe en zei ik: ‘Als dit jullie nou werkelijk zó hoog blijft zitten, weet dan: zelfmoord is óók een optie.’ Die kreet werd niet alleen legendarisch onder columnisten, maar leverde me ook mijn eerste én enige ban op.”
“Hoe vond je dát?”
“Ik schrok er zó van. Ik kon er niet van slapen. Werkelijk. Zo ging je toch niet met elkaar om?”
“Wat voor stukken plaatste je in die begintijd?”
“Haha, ik heb FOK! gebruikt! Ik had mijn boek ‘Alles kan kapot’ net af en ik wilde weten hoe het publiek erop zou reageren. Toen heb ik stukken uit het boek bewerkt tot column en die heb ik geplaatst.”
“Hoe reageerde men?”
“Goed. Het bevestigde me dat er voor mijn manier van schrijven wel degelijk een publiek is. Toch gingen er ook wel dingen de mist in.”
“Vertel.”
“Ik had een bijzonder abstracte, koortsige tekst gemaakt vol ijlende zinnen onder de titel ‘Influenza’. De toenmalige eindredacteur wilde het niet plaatsen, omdat hij verwachtte dat het FOK!publiek het niet zou trekken. Tegelijkertijd overwoog hij om een ingezonden stuk te plaatsen van een veertienjarig meisje, dat vol stond met fouten en kromme zinnen. Het ging ook nog eens over dat als ze zin had in seks en het dan gewoon met een voorbijkomend vriendje deed, dat ze dan niet begreep dat ze door anderen werd aangekeken als lichtekooi. Ik zei: ‘Als je dát kunt plaatsen, dan kan mijn tekst helemáál!’ Hij was het met me eens en ik plande mijn verhaal in. Vol spanning zaten we te wachten op de heftige reacties van de lezers.”
“En? Werden jullie openlijk aan de schandpaal genageld?”
“Nee, verre van dat. De reacties vielen enorm tegen. Men vond er gewoon niet zoveel aan of vroeg hooguit: ‘Wat heb je geslikt?'”
“Nog meer mislukkingen?”
“‘Regensburg’.”
“Wat was dat ook weer?”
“In de zomer van 2007 vielen er gaten in het rooster. Je moet je bedenken dat we toen iedere dag één, soms twee columns hadden. Uiteindelijk konden we wat schuiven, maar op zondag was er nog steeds niets. Iemand kwam op het idee om een soort soap te gaan beginnen, waar alle columnisten aan mee zouden schrijven. Goed idee, maar daar bleef het bij. Na wat discussie schreven tuvokki en ik de eerste aflevering. tijl maakte de tweede, maar al snel was het helemaal het kindje van tuvokki en mij. Wij vonden het geweldig; de lezers lazen het nauwelijks en de reacties waren allemaal negatief. Na vijf afleveringen moesten we ermee stoppen. En we hadden er nog een stuk of zes op voorraad.”
“Hoogtepunten dan?”
“Het jaar van kassameisje. Absoluut.”
“Leg uit.”
“Zal ik dat nou wel doen? Dan is veel van de magie weg. Vergeet niet dat ze een grote schare trouwe lezers had.”
“Ze had ook een grote schare lezers die het helemaal niets vonden.”
“Dat is waar.”
“Andere hoogtepunten dan?”
“Tsja, hoogtepunten. Die zijn lastig te benoemen. Iedere donderdag is voor mij een hoogtepunt. Het is iedere keer toch weer kijken hoe mijn stuk bij de lezers overkomt. Ikzelf ben altijd tevreden met wat ik maak, maar het gaat er toch om dat de lezer er iets mee kan of het weet te waarderen.”
“Bang voor negatieve reacties?”
“Nee, helemaal niet. Als iemand het niets vindt, dan is dat prima. Maar dan wil ik wel weten wát iemand er niet goed aan vindt.”
“Je bent nogal innovatief bezig geweest binnen de columns.”
“Pardon? Niet van die moeilijke woorden gebruiken, hoor. Dat doe ik in mijn stukken ook niet. Helder, dagelijks taalgebruik, zodat ze toegankelijk zijn voor iedereen.”
“Vernieuwend?”
“Oh, dat weet ik niet. Ik geloof dat ik bij het begin van de muziekcolumns was. Ja, de culicolumn, oftewel de kookkolom, daar ben ik mee begonnen. En op 4 mei 2007 maakten TheGrandWazoo en ik de eerste special onder de titel: ‘De oorlog: me reet!’“
“Special?”
“Ja, we hebben er al heel wat gehad. 11 september, Sinterklaas, Kerst, oudjaar, Pasen, Valentijnsdag. Op die dagen plaatste iedere columnist een stuk over het thema van die dag.”
“Was jij het niet die opperde om columns voor te gaan lezen? Eerst in het echt en later ook op FOK!radio?”
“Dat zou kunnen. Al is het uiteindelijk in omgekeerde volgorde geweest. We begonnen met radiocolumns en pas in oktober 2009 stonden we voor het eerst met een hele ploeg in een gelegenheid voor te lezen. Kom trouwens op 24 januari naar Art Café ‘Sam Sam’ in Apeldoorn. Vanaf 16.00 uur doen we het nog een keer!”
“Fijn. Maar nu even verder. Je hebt nogal wat figuren bedacht die goed scoorden.”
“Haha, mijn alter ego’s Carlo Piemol en Freek Torso!”
“Kortom, je bent een veelschrijver.”
“Welnee! Ik schrijf meestal twee pagina’s op een dag. Soms meer, soms minder. Maar gemiddeld twee pagina’s op een dag. Met vakantie eraf kom ik dan uit op ongeveer zeshonderd pagina’s per jaar. Is dat veel? Als je het zo bekijkt valt het wel mee, hè?”
“Je hebt een rijk en gevarieerd oeuvre.”
“En toch valt mijzelf ook telkens weer op hoe mijn stukken steeds meer als afleveringen van een tijdschrift zijn. Er zijn voortdurend onderliggende verbanden; veel onderwerpen en thema’s komen iedere keer weer terug; alles heeft met alles te maken; alles is onderdeel van een groter geheel.”
“Doe maar moeilijk.”
“Frank Zappa noemde dat ‘conceptual continuity’.”
“Doe maar moeilijk.”
“FOK! als speeltuin.”
“Wat staat er verder nog op stapel?”
“Nou, ik heb een contract voor onbepaalde tijd en het betaalt goed. Dus ik ga nog even door met schrijven voor FOK! Er ligt nog zoveel op voorraad. En dit jaar komt mijn tweede officiële boek ‘Hoe veeg ik mijn gat goed’ uit.”
“Vertel maar weer.”
“Het is een bloemlezing van mijn stukken voor FOK! van januari 2007 tot en met de zomer van 2009.
“Dat zijn er nogal wat.”
“Dus moest ik een strenge selectie maken.”
“En dan tenslotte: de huidige situatie op FOK!? Vier columns op een dag?”
“Ja, en die druiloor van een DriekOplopers laat ze niet eens allemaal door mij schrijven!”
(applaus en aftiteling)
Apeldoorn, januari 2010