bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

10-10-2010

Een beetje lente in de herfst

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 11:24

Achter de kratjes met appelen staat het meisje. Of de jonge vrouw. Wat is politiek correcter? Ik ken haar wel. Ze heeft me al vaak geholpen bij de aanschaf van fruit. Ze is niet al te groot; eerder klein. Ze is bezig met een klant, maar ze ziet mij.
“Hallo,” lacht ze. Haar ogen heeft ze een beetje dichtgeknepen.

Ik ben niet fit. Ik heb gisterenavond weer eens te veel gedronken. Ondanks al mijn goede voornemens. Het begon met een biertje bij het eten en het eindigde met een zoveelste biertje rond middernacht. En dat door de week. Ik had me voorgenomen om op tijd naar bed te gaan. Ook dat is niet gelukt. Een paar dagen terug had ik op internet video-opnames van Rockpalast uit 2005 gevonden. Een concert van Van Der Graaf Generator in de viermansbezetting zoals begin jaren zeventig. Die had ik gedownload en gisterenavond uitgebreid bekeken. Potdomme, wat zijn die mannen oud geworden! Peter Hammill bleek een iel mannetje met een ingevallen bekkie te zijn. Maar wat een strot nog!
Ondertussen ben ik met een brakke bek uit mijn bed gekropen. De wasbeurt frist me niet echt op. Ik trek kleren aan, kam mijn lange haren en sleep mijzelf naar beneden.

De koffie smaakt niet. Ik hoor je zeggen: dan moet je echte koffie maken en niet van dat bocht uit een inlegkruisjessenseo drinken. Maar het is zo makkelijk. En op de meeste dagen smaakt het ’s morgens vroeg wél.
Ik ga muziek draaien. Uit de kast pak ik een plaat van Charlie Haden en Pat Metheny. ‘Beyond the Missouri Sky’ heet deze. Mooi hoor. En stemmig. Maar ik hoor het nauwelijks.
Ik ga bij de pc zitten. Even op de fora kijken. Er gebeurt niets sinds gisterenavond. Aan mail heb ik hooguit wat reclame voor een mooier horloge of een grotere piemel gekregen. Lusteloos blokkeer ik de afzenders. Veel zin zal het niet hebben, maar ik doe het gewoontegetrouw toch.
Hoe staat het met mijn FOK!column voor vandaag? Hij is nog geen uur geleden online gekomen. Even kijken. Er hebben al zeventien mensen mijn meesterwerk van vandaag aangeklikt. Toe maar. Eentje daarvan ben ik nu. Er zijn nog geen reacties onder mijn stukje. De klootzakken. Daar doe je het dan voor.

Ik sta op, pak mijn werktas uit het halletje en zet deze op de bank voor de grote boeken- en platenkast. Uit die kast pak ik bijna willekeurig wat cd’s. Wat is leuk op het werk? Niets is leuk op het werk. Vandaag niet. Het wordt wat wereld, wat prog, wat klassiek, wat jazz. Wat al niet meer. Luísa Maita, Glass Hammer, Alberto Ginastera, Eric Vloeimans. De pot op met die namen.
O, het is zeven uur. Ik zou mijn zoon wakker maken. Ik doe het ook nog.
In de keuken smeer ik mijn boterhammen voor tussen de middag. Waar zou ik zin in hebben? Nergens in. Kaas wordt het. Zoals altijd. De graskaas is bijna op. Een beetje lente in de herfst. Hoe kom ik erop. Komkommer erbij, dat zorgt voor de bite. Ik schaaf plakjes van de komkommer met de kaasschaaf. Een spijker sla je ook niet in de muur met een zaag. Gebruik het gereedschap waarvoor het is ontworpen. Zo dun kan ik niet snijden. De kaasschaaf heb ik toch al voorhanden. Als een ander het doet, word ik witheet.

Daar is de Zoon. Hij pakt zijn ontbijtspullen en gaat eten. Muesli met melk en cranberry’s erin. Hij zegt niet veel. Gelukkig maar. Ik heb twee crackers met roomkaas besmeerd. Die roomkaas komt uit de Turkse winkel. Buiten haal ik de krant uit de brievenbus. Het is koud.
Al bladerende eet ik mijn crackers. Aan de ene kant is het AD een fijne krant om ’s morgens vroeg door te bladeren. Aan de andere kant staat er geen ene fluit in. Misschien zijn de strips nog wel het best. Dirkjan. Vandaag valt hij tegen.
Ik sta op en ga naar de wc. Ondanks de kracht van het water spoelt mijn hoop poep niet makkelijk weg. Ik moet de achtergebleven strepen weg borstelen. In de keuken was ik mijn handen. Dan drink ik mijn mok tomatensap met trage teugen. Ik doe de muziek uit en trek mijn colbertjasje aan.
“Dag jongen,” zeg ik. “Succes op school.”
Hij zegt niet veel. Ik pak mijn tas en ga naar de schuur.

Het is nog dof in mijn hoofd. Als dat maar goed gaat. Ik fiets op de automatische piloot.
Had ik al verteld dat ik een nieuwe werkplek heb? Eén? Ik heb er wel twee! Vandaag moet ik naar de nieuwe werkplek hier in Apeldoorn. Het grote voordeel van die werkplek is dat ik op de fiets erheen kan en niet in die stinkende streekbus hoef. Maar vandaag had ik liever in een stinkende streekbus gezeten dan dat ik door die smerige herfstkou moet fietsen. Het enige dat meevalt, is dat ik de wind mee heb. Niet dat ik er vrolijk van word.
Ik rijd door mijn volle woonwijk. Waarom gaat iedereen toch op een kluitje wonen? Het is ook berendruk met auto’s en fietsers. Aan de kant, klojo’s. Jullie rijden me in de weg.
Ergens halverwege de tocht gaat het fietspaadje twee keer het spoor onderdoor. Hier zijn weilandjes. Dan kom ik in het Strontstraatje. De mensen laten hier de hond schijten op het fietspad. Lekker. Dood moeten ze. Zeg dat ik het gezegd heb.
Verderop is kruispunt De Tol. De stoplichten staan er op rood. Natuurlijk. Dat staan ze altijd. Ze heten niet voor niets ‘stoplichten’. Pleur op met je ‘verkeerslichten’ of nog erger: ‘verkeersregelinstallatie’. Als ik dan eindelijk wél mag rijden en aan de overkant kom, moet ik wéér stoppen. Ik moet voorrang geven. Het is hier heel druk met scholieren. Een lang lint van fietsende, schreeuwende en verschrikkelijke kutmuziek uit mobieltjes luisterende pokkenpubers trekt aan me voorbij. Hoepel toch op. Eindelijk kan ik weer verder.
Nu kom ik in het Mheenpark. Hier heb je grote grasvelden. De zon schijnt door de mist heen. De zon steekt in mijn ogen. De zon doet pijn in mijn kop. De zon moet weg. Dat doet ze niet. Verdomme.

Er is markt op De Anklaar. Veel stelt die markt niet voor. Toch moet ik er even zijn. Ik stap af en loop met mijn fiets naar de kaaskraam. Had ik al eens verteld dat ik dat een heel mooi woord vind: ‘kaaskraam’? Ja, dat heb ik wel, maar volgens mij hier nog niet. Volgens mij staat het in het nieuwe boek dat ik aan het schrijven ben. Ik moet hier niet zeuren over een boek dat nog niet bestaat, dat nog slechts in aanbouw is. Dat schrijversgelul de hele tijd; je wordt er literatureluurs van. Vandaag vind ik ‘kaaskraam’ een heel stom woord, met dat malle binnenrijm en die irritante alliteratie.
Ik koop kaas. Graskaas, want die is bijna op. Het is herfst, maar er is nog steeds lentekaas. Een beetje lente in de herfst.
“Mag ik pinnen?”
“Dat mag,” zegt de man van de kaaskraam. Hij is me te aardig vandaag. “Je bent de eerste die wil pinnen vanochtend.”
Ik zucht. Het is nog geen acht uur. Wedden dat ik sowieso zijn eerste klant van vandaag ben?
De kaas stop ik in mijn fietstas. Ik groet de zuivelproductenverkoper en wil wegrijden. Dan merk ik beweging bij de kraam achter mij. Even draai ik me om. Daar staat de grote groentekraam. En daar is ze.

Achter de kratjes met appelen staat het meisje. Of de jonge vrouw. Wat is politiek correcter? Ik ken haar wel. Ze heeft me al vaak geholpen bij de aanschaf van fruit. Ze is niet al te groot; eerder klein. Ze is bezig met een klant, maar ze ziet mij.
“Hallo,” lacht ze. Haar ogen heeft ze een beetje dichtgeknepen. Haar kortgeknipte haren heeft ze nóg korter geknipt dan de vorige keer dat ik haar zag. Iets té kort, als je het mij vraagt. Het maakt haar heel jong, bijna kinderlijk. Zeker met de sproetjes en die glimmende bruine kijkers. Toch vind ik haar nog leuk, mooi en lief.
“Hoi,” zeg ik vrolijk.
Ze houdt haar hoofdje scheef en lacht nóg een keer naar mij. Dan loop ik het marktterrein af.

Op de fiets vind ik het plots heerlijk. De zon schijnt; het licht is mooi. Dauw schittert overal van het gras. Wat een ruimte om mij heen. Rustig trap ik door de straten van de wijk Zevenhuizen. Het wordt een stralende dag. De frisse ochtendkou deert me niet. In mijn hoofd klinkt een melodietje; ik neurie het mee. Eigenlijk heb ik zin om hardop te zingen, hihi. Vandaag heb ik een kalme dag op het werk. Ik heb veel tijd om van alles te doen. Het is een prettig vooruitzicht.
Ik denk terug aan het meisje van de groente en het fruit. De wind blaast door mijn haren. Ik ril van geluk.
Een beetje lente in de herfst.

Apeldoorn, oktober 2010

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment