bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

03-03-2011

Vogels spotten – Twee voor de prijs van één!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2011 — bazbo @ 23:36

bazbo is (g)een ware vogelaar. Lees zijn ornithologische logica!
Voer voor rare vogels!
Vandaag krijgt u er trouwens twee voor de prijs van één! En dat in deze barre tijden (financieel-economisch gezien, dan).

1. Vogels spotten (1)

Het lijkt wel lente. Dat is het nog niet. Maar dat zei ik ook niet. Ik zei dat het wel lente lijkt. Met die zon en de ontluikende natuur. Er verschijnen groene frutseltjes aan de takken van de bomen. Krokussen steken hun kop boven het gras uit. De eenden in de vijver gaan weer op jacht naar een partner.
Kijk, daar komt een koolmees aangevlogen. Hij landt op de schutting die mijn tuin van die van de buren scheidt. Behoedzaam kijkt hij rond. Zou hij iets zoeken? En wat dan? Voedsel? Wellicht.

De ergste koude is voorbij. Hoog tijd om al die bijvoederonzin te stoppen en weg te halen. Weg met de pindakorfjes en de vetbolletjes. Het is niet meer nodig. Sterker nog: als je het laat hangen, gaan de vogeltjes dood. Dat zegt Gerrit. Gerrit weet veel van vogels. Ik niet. Gerrit is een vogelaar. Hij legde het een keer uitgebreid uit.
“Kijk, nu komt langzamerhand de tijd dat vogeltjes een nestje gaan bouwen. En wat doen ze in die nestjes? Precies, eitjes leggen. Uit die eitjes komen kuikentjes. Heel lief. Maar ook hulpeloos. Ze kunnen nog niet vliegen. Dat is lastig, want ze moeten wél naar de wc. En dus poepen ze in het nestje. Nu zit er bij vogeltjes een soort vliesje om de poep, dat het afval bij elkaar houdt. Moeder Vogel pakt de poep met haar snavel bij het vliesje en gooit het uit het nest. Opgeruimd staat netjes. Maar als Moeder Vogel nu voedsel voor haar kuikens zoekt en veel pinda’s, nootjes en vetbolletjes tot zich neemt, dan krijgen die kuikens heel veel vetten binnen. Zó veel, dat de kuikentjes ook heel vet poepen en dan komt er geen vliesje meer om de poep. En wat gebeurt er dan? Dan kan Moeder Vogel de poep niet meer uit het nestje gooien en dus verdrinken de kuikentjes in hun eigen poep.”
Dat wilde ik niet op mijn geweten hebben.
“Aan de andere kant,” ging hij verder, “stel je nu eens voor dat alle kuikentjes die worden geboren blijven leven. Dat is eens uitgerekend. Als dat gebeurt, lopen we hier op deze aarde over twee jaar tot aan ons knieën in de vogeltjes. Nee, dat willen we ook niet.” De ogen van Gerrit begonnen te glimmen. “Vogeltjes moeten dóód!” riep hij maniakaal.

Ik grinnik bij de herinnering aan Gerrit. Tijd niet gezien. Hoe zou het met hem gaan? Waar is hij nu? En waar is de koolmees gebleven? O wacht, hij is opgesprongen en maakt nu een zweefvlucht naar beneden. Daar naast de gieter, een oude halflege fles en het tuinschepje ligt een plastic schotel. Zo eentje die onder een grote bloempot heeft gelegen. De bloempot is weg; alleen de schotel ligt er. Vol met water. Regenwater van voorbije dagen. De koolmees landt op de rand. Even houdt hij zijn kopje scheef. Dan is het veilig. Veilig genoeg voor een frisse duik.
Ik ben er ook klaar voor, voor zo’n duik diep in de lente.

2. Vogels spotten (2)

“Stop!” siste ik niet al te hard.
“Wat is er, pa?” vroeg de Zoon, in zijn remmen knijpend.
“Shhht! Kijk daar, een vogeltje.”
“Een vogeltje. Daar zijn er toch zo veel van?”
“Ja, maar dit is een bijzonder vogeltje.”
Ik wees. De Zoon probeerde mijn vinger te volgen. Op de zijkant van de boomstam zat een klein vogeltje gekleefd. Bruin met een witte buik. Hij verdween achter de boomstam.
“Wat is het dan voor vogeltje, pa?”
“Het is een … ” deed ik mysterieus alwetend. “Het is een … eh … het is een heel mooie.”
De Zoon schudde zijn hoofd en fietste verder.
“Het komt doordat hij zo snel weg was!” riep ik hem na. “Anders had ik hem wel kunnen identificeren!”

Ik ben niet zo’n heel goede vogelaar. Toch bekijk ik graag de gevederde fauna. Mijn belangstelling is meer dan twintig jaar geleden aangewakkerd door ene Gerrit. Hij is wél een goede vogelaar.
“Bas,” zei hij eens, toen we in het bos wandelden, “hoor je dat geluid? Dat ‘piep-jan-knor’?”
“Nee,” bekende ik.
Hij hield zijn wijsvinger omhoog en bleef stil. Ik hoorde van alles, maar geen ‘piep-jan-knor’.
“Let op,” ging Gerrit verder. “We sluipen zo de bosjes in. Daarginds zit een pimpelpaars vogeltje met gele stippen, een blauwe staart, een groene bef, zilveren poten en een auberginekleurige snavel.” Hij ging me voor.
Verroest, toen we twintig meter door de bosjes waren geslopen, wees hij op een vogeltje. Het was een pimpelpaars vogeltje met gele stippen, een blauwe staart, een groene bef, zilveren poten en een auberginekleurige snavel.
En dan te bedenken dat Gerrit volledig kleurenblind is en alles alleen in grijstinten ziet. Een rare vogel, die Gerrit.

Iets verderop was de Kayersdijk. Aan de ene kant van het fietspad heb je de vijvers, aan de andere kant de straat. Langs de kant van de weg zag ik een vogel.
“Hier! Kijk! Deze herken ik wel!” riep ik naar de Zoon.
“Ojajoh?” vroeg hij met enige spot in zijn stem.
“Het is een drijfsijs! En deze is niet zo schuw. Deze blijft tenminste op zijn plek, zodat je hem goed kunt identificeren.”
Dertig meter verderop waren zeker twintig meerkoeten in het gras langs de vijver aan het fourageren.

Apeldoorn, maart 2011

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment