bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

04-03-2019

De onrust

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2019 — bazbo @ 01:00

De onrust laat hij niet toe. Door moet hij. In zijn linkerhand houdt hij zijn bruine lederen aktetas. Zijn andere hand heeft hij in de zak van zijn lange regenjas gestoken. De wind snijdt en het is koud. Niet vreemd voor vroeg in maart. Erg veel last van de kou heeft Ronald Haamschaar niet. De jas is winddicht. Ouderwetse degelijkheid.
De mensen haasten zich langs hem heen. Ze zijn op weg naar werk of huis. Het interesseert hem niet. Een straatveger gooit een prullenbak leeg in de laadruimte van een kleine vrachtwagen. De hovenier schoffelt in een perk. Een fietskoerier rijdt hem bijna van de sokken. Even wil hij hem naroepen dat je niet mag fietsen in dit voetgangersgebied, maar de fietser is al voorbij en een hoek om. Bovendien heeft Ronald de kracht even niet. Die bewaart hij liever voor iets anders. Hij haalt zijn schouders op en loopt door.
Links ligt het grote park. Boven het grasveld hangt een dunne laag mist, die de gevels van de herenhuizen aan de overkant aan het zicht onttrekken.

– voor minder; dat je niet denkt dat je ontkomt aan de all –

Op de hoek van de straat wacht hij bij de verkeerslichten. Auto’s razen voor zijn neus heen en weer. Er komt iemand naast hem staan.
‘Goedemorgen,’ bromt de meneer.
Ronald kijkt niet op.
‘Ken ik u misschien?’
Ronald kijkt nu wel op. ‘Ik ken u niet,’ zegt hij. ‘Tijd voor een kennismaking is er niet. Ik heb een afspraak.’
De man knijpt zijn ogen tot spleetjes en zegt: ‘Toch komt u me bekend voor. Maar misschien vergis ik me.’
‘Misschien. Misschien zeker.’ Zijn stem klinkt zacht en schor. Hij heeft een droge keel.
Gelukkig, het licht is groen. Einde van het gesprek. Ronald steekt over. Daar rechts is een smalle straat en die gaat hij in. Het is er nog wat donker. Verderop ziet hij een kleine buurtwinkel. Er staat een vuilnisbak buiten en er hangt een vlag te wapperen. Op de vlag staat het logo van een ijsfabrikant. De winkel is open, concludeert hij. Hebben ze er koude dranken? Nu is hij dichtbij en hij kijkt door de ruit van de etalage.

Achter de toonbank staat een groot koffieapparaat met kopjes en mokken ernaast. Nog wat verder ziet hij stellages met doosjes, bakjes, zakjes en flesjes. Handig voor onderweg. Het is stil in de winkel. Niemand te zien. Alleen bij het koffieapparaat staat iemand.
Het meisje draagt een zwart overhemd en een lang schort dat bijna tot op de grond komt. Haar zwarte haren heeft ze in een paardenstaart. Ze is geconcentreerd bezig met het schoonmaken van het apparaat. Met haar donkere ogen kijkt ze aandachtig naar haar ranke handen die het werk doen. Het puntje van haar tong komt uit haar mond en glijdt langs haar onderlip.
Ronald wil naar binnen, maar blijft nog even door het glas staan kijken.

– is onherroepelijk. hoe dan ook. met je mooie lokken, die golven op je zachte bewegingen. ze glijden over je blote schouders. de tinteling – langs het rode kant van je bustière, de welving van je borst en de diepe geul van je décolleté, zodat – het kuiltje in de hals, de ronding van je heupen, de bolling van je bi – een rilling, de glinsterende ogen – verlangen, dat je losm –unker, verw – eigen vingers strelen de – opwin – aar je roomblanke dijen, de wulpse blik en het lichte blosje op je wangen. die pure schoonheid achter glas, zo onbevan – eze keer? drukken, knijpen, slaan, sn – komt zoals het komt, gaat – t onderhuids, zwart, een blauwe plek, striemen – rood waas – verstijft, ik zie de donshaartjes rechtop gaan staan op je onderarmen – perfect zo – dan sper je je ogen open, open je je mond en gilt. en gilt. en gilt. en g – toe maar, laat maar – perfect zo – het is goed zo, het is gedaan, geen – niets, je hoe –

‘Goedemorgen,’ zegt ze. Ze haalt het gekoelde flesje water over de scanner en een luide piep klinkt. ‘Dit was het zo voor u?’
‘Ja. Dank je.’ Zijn blik glijdt van haar ogen, wangen en mond naar het rek met dagbladen dat naast de toonbank staat. De grote letters van een kop trekken zijn aandacht.
‘Pinnen?’
‘Nee.’ Hij legt een munt van twee en een munt van een euro op de toonbank. ‘Opnieuw lijk in bordeel.’
‘Pardon? Wat zei u?’
Ronald schrikt op en kijkt het meisje weer aan. Haar ogen zijn groot, vragend. ‘O, niets. Ik las de kop van de krant.’
‘Ik begrijp het. Zelf schrok ik er ook van. Het is niet ver hier vandaan gebeurd. Als het zo dichtbij komt … Hebt u een klantenkaart?’
‘Nee, ik zou niet weten waarom. Wat is daarvan de noodzaak?’ Hij merkt zijn eigen bitsheid.
Het meisje achter de toonbank wrijft langs haar neus.
‘U bent zenuwachtig,’ zegt hij.
‘Het spijt me,’ klinkt het kind.
‘Dat hoeft niet. Die kranten schrijven maar wat, met zo’n deadline in zicht. Alles voor de verkoop.’
‘Kijkt u eens.’ Het meisje steekt hem haar hand toe, met daarin een paar muntjes. Klaar om ze te laten vallen. Hij weet dat ze bang is. Ze durft hem niet aan te raken.
‘Laat maar zitten,’ zegt hij.
‘Dank u wel. Een fijne dag.’
‘Nee.’
Ook al valt er al een streepje zonlicht in de smalle straat, buiten is het nog steeds koud.  

– , vol van gedachten. geen paniek, het helpt je niet. niets helpt. voor – de leegte – eindeloze –

Voordat hij het weet, is hij dezelfde weg weer teruggelopen. Bij het verkeerslicht staat nu niemand, behalve hij. Het is snel groen en hij steekt weer over. In de winkelstraat lopen nog altijd mensen. Veel mensen. Het meisje achter glas. Zo zenuwachtig, zo angstig, zo dichtbij. Welk leven leidt zij buiten winkeltijd? De straatveger is weg, de hovenier, de fietskoerier. Voor hen in de plaats duizenden anderen.
Het is goed, weet Ronald Haamschaar. Maar waarom dan, waarom dan de onrust?


Apeldoorn, maart 2019  

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment