Pikkedonker was het op straat. Dat kwam niet alleen doordat het midden in de nacht was. Doorgaans was de straat hier goed verlicht. Maar sinds een dag of wat – nee, sinds een nacht of wat – was dat anders. Bijna een week geleden waren er werkzaamheden aan het netwerk geweest en sindsdien mankeerde er iets aan de straatverlichting. Zelfs de reclame in de abri’s was in de avond en nacht niet meer te zien. Voor hen die het woord niet kennen: een abri is een wachthokje bij de bushalte. Handige hokjes, zeker als het regent en je wilt droog blijven of als het guur waait en de medewerkers van het openbaar vervoer staken en je moet uren lang in de kou wachten op een bus waarvan het maar de vraag is of hij ooit komt opdagen.
Nu moest ik helemaal niet met de bus mee, dus maakte ik geen gebruik van het abri. Of is het de abri? Ik scoorde altijd heel redelijk voor het vak Nederlands op de middelbare school en het heeft me onder andere opgeleverd dat ik weet wat een abri is, maar wat het geslacht van het woord is, dat weet ik dan weer niet. Of ik heb het ooit wél geweten, maar mijn geheugen laat me nu in de steek. Goegelt u eens, als u het graag wilt weten. Ik wil het óók graag weten, maar ik ben op dit moment bezig met iets anders: een verhaal schrijven. Dat goegelen komt later wel. Als ik dan nog weet wat of ik wilde weten.
Ik liep de of het abri voorbij en na honderd meter sloeg ik linksaf. Krijg nou wat, hier deed de straatverlichting het gewoon wél! Plaatselijke stroomstoring, kennelijk. En dat zou maar zo kunnen. Vorige week was er een ploegje bouwfuckers bezig met zo’n elektriciteitskast bij ons vlak in de buurt. We kregen nog een formele brief van het bedrijf waar die gasten werkzaam zijn, met in misplaatst formeel wollig taalgebruik dat er een stroomonderbreking zou zijn op die en die dag en dan van zo en zo laat gedurende dan en dan. Nou, inderdaad: we hadden op die en die dag en van zo en zo laat gedurende dan en dan geen elektriciteit. Daar baalden we tamelijk goed van, want het was hartstikke koud en guur en een paar maanden geleden zijn we qua verwarming in huis overgestapt op infraroodpanelen (lekker duurzaam en van het gas af), maar die krengen vreten stroom en omdat de stroom er dus af lag, werd het onaangenaam koud in huis. Even overwoog ik om onze conventionele centrale verwarmingsinstallatie in te schakelen, maar toen realiseerde ik me dat de combiketel ook op elektriciteit werkt, dus zouden we evengoed in de kou zitten.
Trouwens, hier in deze zijstraat had ik heel niet zo’n last van de kou en de wind als vóórdat ik linksaf sloeg. ’t Is toch allemaal wat. Hier deed niet alleen de straatverlichting het volop, maar ook hadden de winkeliers aan het begin van de avond zo ongeveer alle lampen in hun zaak vergeten uit te doen. Ik snap dat je bij inbrekers de indruk wilt wekken dat er iemand in je winkel aanwezig is zodat ze het wel uit hun hoofd laten om bij je binnen te sluipen of dat je het langskomende volk graag attent wilt maken op de onmisbare waar die je wilt verkopen, maar om nou alle elektriciteitscentrales van het westelijk halfrond leeg te slurpen, lijkt me ietwat overdreven. Daar komt nog eens bij: behalve ik was er helemaal niemand in de wijde omtrek te bekennen, dus brandden al die schijnwerpers bij de middenstand gevoeglijk voor de kat z’n kut. Vervelend is wel dat de winkeliers hun toenemende energiekosten doorberekenen in de producten die ze in hun toko te koop aanbieden, dus uiteindelijk zijn wij klandizie het slachtoffer van de energieverslindende gemakszucht van de eerste de beste grootgrutter, shoarmabakker, tatoeëerder of klerenhandelaar. Handel is nu eenmaal enkel gebaseerd op de gedachte: De klant heeft geld in zijn broekzak zitten, maar dat geld moet helemaal niet bij de klant in de broekzak zitten, maar zo spoedig mogelijk in mijn eigen broekzak. [Deze laatste zin kan bij een eventuele redactieslag eruit.]
Ik ging nog maar eens linksaf. Drie maal links is ook rechts. Welke kant moet je dan afslaan als je rechtdoor wilt? Vier maal links? Zinloos is het allemaal. Moet je zien, hier was de straatverlichting wel aan, maar hadden de winkeleigenaren hun etalages voorzien van rode lampen. Gezellig, hoor. Wacht, iemand achter het raam wuifde naar me. Door het rode licht kon ik niet goed zien wie het was. Was het iemand die ik kende? Ik liep naar de etalage. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat het een vrouw was die zich voor deze tijd van het jaar wel érg luchtig had gekleed. Of misschien wel óntkleed. Misschien was de verwarmingsinstallatie in huis kapot? Misschien had zij geen last van de stijgende energieprijzen en regelde ze de temperatuur in huis gewoon graag met de ramen in de draai- of kiepstand? Weet je veel? Ik probeer mijn medemens zo veel mogelijk te benaderen zonder aannames of vooroordelen. Echt mooi stond die donkerrode lingerie haar overigens niet. Ik houd er niet van als de belendende percelen de boel ontsieren; dat mens had me een portie rimpelbenen, dat wil je niet weten. Toch ben ik de beroerdste niet en ook al kende of herkende ik haar niet, ik zwaaide vriendelijk naar haar terug. Ze gebaarde naar de deur naast het raam en verdween achter een gordijn. Ik haalde mijn schouders op en wilde verder lopen, maar de genoemde deur ging open en een schorre vrouwenstem zei: ‘Kom eens!’
Ik draaide me om en liep naar de deur. Verroest, van dichtbij was ze nog lelijker. Niet alleen rimpelbenen, maar ook kippenvel overal. Het was dan ook behoorlijk fris. ‘Ga toch weer naar binnen,’ zei ik. ‘Het is veel te koud om zo buiten over straat te gaan.’
‘Kom je met me mee?’ zei ze zwoel. Een windvlaag blies haar in het gezicht en plots realiseerde ik me dat ze met een hand haar pruik op z’n plek moest houden.
‘Nee, dank je,’ zei ik. ‘Maar fijn dat je me aanspreekt. Ik krijg er prachtige ideeën van.’
‘En?’ vroeg De Vrouw toen ik nog geen tien minuten later thuis kwam. ‘Nog inspiratie opgedaan tijdens je wandeling?’
‘Nou en of,’ zei ik. ‘Volgens mij heb ik nu voor mijn stukje een pakkende titel.’
–
Apeldoorn, februari 2023
Hier lees je ‘m op FOK!.