bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

29-07-2007

Dag 4: donderdag 20 juli 2007

Filed under: Vakantie 2007 - Istanbul — bazbo @ 23:42

Een tram, duizenden veerboten en iedereen die een Bosporustour probeert te verkopen. Een wilde rit langs de Oostkust van de Bosporus. Prachtige vergezichten en wagenziekte. Een oud fort uit 1300 en zondag geen alcohol. Heel veel gerechtjes en een gegrilde vis. Aan de oever van de Zwarte Zee en aan boord van een schip over de Bosporus. Een prachtige tocht en miljoenen foto’s. Efes in een Ierse Pub en traditionele köfte in een locanta uit 1920. Efes uit de büfe en een zware tas.

Naar de tram op de Yeniçeriter Cadessi

Nieuw plan: we maken een boottocht over de Bosporus! Bij de receptie van het hotel konden ze ons niet echt helpen, dus nemen we de tram naar Eminönü, het plein aan de Gouden Hoorn, bij de Galatabrug. Vanaf daar vertrekken honderden zoniet duizenden veerboten. Als we de tram uitstappen worden we overspoeld door mensen die een tour aanbieden. We proberen erachter te komen wat de verst gelegen plaats langs de Bosporus is, want dan varen we daarheen en weer terug. Tja, en als ik dan mijn reisgids uit de tas pak is het weer raak. Ahmet en alleman spreekt ons aan en biedt reisjes over de Bosporus aan. Eén iets oudere man is anders. Vriendelijk begint hij een verhaal over zijn auto die vlakbij staat. Hij wil ons naar de Zwarte Zee rijden en alle mooie dingen laten zien. Tussen de middag zal hij ons in een niet-toeristisch dorp laten lunchen en tenslotte koopt hij voor ons een ticket voor de boot terug. Hij vraagt er zestig lira per persoon voor. We gaan akkoord. Betalen hoeven we pas achteraf, dat is zijn garantie voor de gemaakte afspraak.
Op de parkeerplaats bij het Centraal Station staat de auto. Hij is trots op de airco, maar doet hem na tien minuten uit. “Fresh air!”
Het verkeer in Istanbul is levensgevaarlijk. “You have to be like Tarzan!” Drukken, toeteren, gassen, plots remmen, uitwijken. Het is net botsautootje spelen op de kermis.
Ondertussen krijgen we uitleg over de bijzonderheden langs de weg. Paleis hier, huis van Atatürk daar, Europafort, twee Bosporusbruggen. De tocht naar het noorden duurt anderhalf uur. De Bosporus is dertig kilometer lang. Alles wat we zien hoort bij Istanbul. Twintig miljoen mensen wonen er. En al die huizen langs de kust, dat is niet alleen maar voor toeristen; nee, de mensen wonen hier zelf ook echt. Veel luxe huizen in baaien.
“On Sunday you can’t drink any alcohol,” vertelt onze chauffeur. “You know why?”
“Must be a religious thing,” is mijn gok. Ik versta zijn antwoord niet helemaal, en ga ervan uit dat ik goed zat. “Halen we gewoon de dag ervóór extra Efes bij de büfe,” vertel ik naar de achterbank.
Helemaal in het noorden gaan we van de weg af en rijden we langs een slingerende weg omhoog. Uiteindelijk, na wat bosrijk gebied, komen we bij een kleine nederzetting die Büyükliman heet, en een ruïne van een fort uit 1300. We stappen uit. Oh, wat mooi. Het uitzicht over de Zwarte Zee en de monding van de Bosporus is groots. Luuks wagenziekte komt naar boven met brokken.

De Zwarte Zee is voornamelijk blauwDe Zwarte ZeeOnze vriendelijke chauffeur wijst ons op de bijzondere plekkenWagenziekte wegpoetsen aan de Zwarte Zee

Als we een kwartiertje hebben staan kijken gaan we verder. Luuk mag voorin naast de chauffeur zitten. Hij brengt ons naar het dorp Kilyos, naar het schijnt een badplaats aan de Zwarte Zee. Het is tegen één uur als hij de auto vlak aan zee bij een restaurant stopt.
We gaan aan de overkant van de straat aan een tafeltje in de schaduw zitten en krijgen meteen allerlei gerechten voor onze neus. Onze chauffeur is naar binnen gegaan. We mogen een vis uitzoeken van een schaal met twee soorten. De ene is een soort baars en de andere is ook een mooie. We kiezen de andere, en ik gebaar druk dat we maar één vis willen. Op tafel staat dan ook al spinaziesla, kaas, grote witte bonen, meloen, makreelfilet en brood. Dan komt de gefileerde vis van de grill. Bijzonder smakelijk. We krijgen watermeloen toe. Als ik daarvoor wil bedanken – altijd bang dat we ook hiervoor moeten gaan betalen – zegt de ober nogal bits dat het van het huis is. Ook de koffie en/of thee is gratis, maar die slaan we toch echt af.

Badplaats Kilyos aan de Zwarte ZeeHet restaurant waar de chauffeur ons naartoe brachtMezzes en salatEn gegrilde verse visDe gratis watermeloenEr ligt een gezonken schip in de baai van badplaats Kilyos in de Zwarte ZeeHet badplaatsje Kilyos vanaf de pierVanaf de pierop de pier in Kilyos aan de Zwarte Zee (foto: Luuk)
We lopen naar de zee en kijken om ons heen. Vooral veel Russische toeristen komen hier.
De auto brengt ons naar Rumeli Kavagi; opnieuw een tochtje vol slingerweggetjes omhoog en omlaag, vergezichten en druk verkeer. De chauffeur koopt ons kaartje voor de boot – zeven lira de man, dus reken zijn opbrengst maar uit – en we nemen afscheid.
De Bosporus vanuit de autoVissers in de haven van Rumeli KavagiWachten op de boot in Rumeli Kavagi

Het is kwart voor drie en het duurt nog heel even voor de veerboot komt. Langs het vissershaventje wachten we. De MS Istanbul neemt ons mee de Bosporus op. Het is druk aan boord, maar we vinden voldoende plaats langs de reling op het bovendek in de schaduw. De boot doet er anderhalf uur over om weer terug te komen in Eminönü. Het is de officiële veerdienst en doet vier of vijf andere plaatsen aan. Het zicht op beide Bosporusoevers is prachtig. Oh, wat mooi. We hebben tijd te kort om alles te fotograferen. Aan boord wordt volop frisdrank, koffie, thee en yoghurt (zei hij nou “kötyoghurt”?) aangeboden, maar ook daarvoor hebben we geen tijd.

SanyerSchepen varen vanaf de Zwarte Zee de Bosporus opKahlicaFatih Sultan MehmetbrugEuropafortBosporusbrug met Beyberbeyipaleisbazbo op de boot over de Bosporus (foto: Luuk)verkiezingen op komst (foto: Luuk)MecidiyemoskeeAziatische zijde van de Bosporus met de LeandertorenHoop bedrijvigheid op de kade van EminönüVan boordDe MS Istanbul
Het is half vijf als we terug zijn in Eminönü en we wandelen langs de tramlijn. Bij Gülhane bezoeken we een Ierse pub ‘The North Shield’, in de hoop even rustig te kunnen hangen. Dat kan, maar vier Efes en twee sappen kosten hier wel bijna vijftig lira. We wandelen langs de Hagia Sophia naar de Divanyolu Cadessi, het verlengde van de Yeniçeriter Cadessi. Op nummer 12A bevindt zich ‘Sultanahmet Köfteçi’, waar we de beroemde köfte eten. Deze locanta is bekend sinds 1920 en valt niet tegen.

‘The North Shield’Uitblazen in Ierse Pub ‘The North Shield’Het beroemde Sultanahmet Köftecisi uit 1920 aan de Divanyolu CadessiDe vermaarde köfte
Op de terugweg gaan we langs de supermarkt, maar die is al gesloten. Bij de büfe in de straat van het hotel slaan we Efes in. De oude uitbater herkent me en is zeer vriendelijk, ook al spreekt hij geen woord Engels. Hij moet erg lachen als hij Luuk de tas laat dragen. Het is al bijna donker.

Dagafsluiting

• • •
 

28-07-2007

Dag 3: woensdag 18 juli 2007

Filed under: Vakantie 2007 - Istanbul — bazbo @ 23:44

Een tram met jetons en stalletjes met wapens te koop. Een klim naar de Galatatoren en een onwerkelijk uitzicht. Een verdere klim naar de Istiklal Cadessi en een wandeling over de Kalverstraat van modern Istanbul. Een hoop politie op het Taksimplein en spanningen rondom de verkiezingen. Een heftige afdaling en börek. Een zeshonderd meter lang aquaduct en no boza. Een restaurant midden op straat en een hoop raki.

Als het ontbijt enzovoorts op is, gaan we naar de Yeniçeriter Cadessi. Daar komt de tram voorbij. Eerst jetons kopen. De tram rijdt langs de Bazaarwijk en Sultanahmet via het Topkapi-paleis en Centraal Station over de Galatabrug. De eerste halte in Beyoglu stappen we uit. De drukke weg oversteken doen we ondergronds. Ook daar weer winkels en stalletjes. Ze verkopen er ook geweren en pistolen. Oh, wat mooi.
Ons eerste doel is de Galatatoren. De weg erheen is steil. Je kunt ook een trap nemen, maar die lijkt veel erger. Na een omweggetje vinden we de toren ook nog.

En weer overal handelaren …Beyoglu - de wijk aan de andere kant van de Gouden Hoorn - op weg naar de GalatatorenGalatatoren

Er ligt een klein pleintje omheen met wat winkeltjes en een boel verkiezingsversiering. Eerst even een waterpauze. Dat is hier wel nodig. En dan de toren op. De toren zelf is maar vijfenzestig meter hoog, maar omdat hij bijna op de top van de heuvel staat, steekt hij boven alles uit. Bovenin is een restaurant en een nachtclub.  En het uitzicht is overweldigend. Prachtig zicht op de stad. Oh, wat mooi. Helder weer, dus we kunnen ver kijken.

uitzicht vanaf de Galatatoren - Gouden Hoorn, Hagia Sophia en Blauwe MoskeeUitzicht vanaf Galatatoren - Topkapi paleisUitzicht vanaf Galatatoren - Gouden Hoorn en BosporusAtatürk brugVerderop op de Gouden HoornGalatabrug en EminönüBosporusbrugBeyoglu wijk
Het is heet vandaag. Regelmatig uitblazen in de schaduw is geboden. Beneden aan de toren houden we weer waterpauze. Dan nemen we het kronkelstraatje naar de Istiklal Cadessi. Het weggetje slingert zich verder omhoog. We zien allemaal winkeltjes met muziekinstrumenten, traditioneel en modern, en met elektronische versterkingsapparatuur.

Verkiezingsvlaggen op het pleintje voor de GalatabrugVerder omhoog naar Ístiklal Cadessi
De Istiklal Cadessi is de Kalverstraat van Istanbul, maar dan nog chique. De straat is breed en er rijdt een historuische tram doorheen, van het Tünelplein tot aan het Taksimplein. Dit is modern Istanbul. Veel kledingzaken, muziek- en tijdschriftenwinkels en hippe eet- en drinkgelegenheden. Ook opvallend: geen opdringerige verkopers. Langs de straat staan ook statige panden van consulaten. Hoewel de straat breed is, lopen de mensen toch aan één kant: die waar schaduw is. Aan het eind van de Istiklal Cadessi komen we op het Taksimplein.

Historische tram op de Ístiklal CadessiÍstiklal CadessiHistorische tram op de Ístiklal CadessiNederlandse consulaat
Het is er een drukte van belang. Hoop politie op straat. Er staan hele bussen met zwaarbewapende ME-achtige politielui. Wat is hier gaande? Opnieuw de schreeuwende propagandabussen voor de verkiezingen. Het monument van de Onafhankelijkheid zouden we bijna vergeten te bekijken. Die Atatürk. Hij moest eens weten. Nog meer promotiewagens komen langs. Zondag verkiezingen en de hele stad – en als we de tv moeten geloven het hele land – is in rep en roer. Overal vlaggen en standjes. Hier op het Taksimplein staan ook nog eens verschillende journalisten met tv-camera’s en de hele meuk. De sfeer lijkt gespannen. Er is iets gaande of er gaat iets gebeuren.

Boel politie op het TaksimpleinOnafhankelijkheidsmonumentAtatürk
We lopen terug de Istiklal Cadessi in, op zoek naar de vismarkt. Uiteindelijk wijst een vriendelijke plaatselijke bewoner me de weg. De vismarkt blijkt een smal straatje te zijn met viswinkeltjes. Daarachter weer restaurants, en dus hier weer de lui die je naar binnen löllen. Lang niet gezien.

De langgezochte vismarktAfdalen naar de GalatatorenUitblazen onder de GalatatorenVerkiezingen op komstFontein onder de Galatatoren
Onder de Galatatoren houden we waterpauze. Dan weer naar beneden. Het plan is om in een park aan de Bosporus terecht te komen en daar wat te rusten. We gaan verkeerd en komen onder bij de Galatabrug uit. Wel lopen we nog even langs de kades, maar dan nemen we de tram weer terug naar het hotel. Daar nemen we wat rust. Ik haal water bij de supermarkt en op de weg terug kom ik langs een bakker en koop ik ‘börek’, gevuld met kaas. Warm en zoet en heel lekker. Verslavend lekker. De familie slaapt een tijdje.

Het gaat écht steil omlaagBij de GalatabrugGouden Hoorn en Topkapi paleisBeyoglu wijk met GalatatorenFonteinWachten op de tramVerkeersdrukteBörek in de hotelkamer
Aan het begin van de avond wandelen we naar de Atatürk Boulevard, vlakbij het hotel. Daar staan de zeshonderd meter lange resten van het Valensaquaduct. Groot, zeg. In een zijstraat iets verderop is een befaamd winkeltje. Ze verkopen er soorten wijnazijn, maar schenken ook limonade en serveren ijs. Ik kom voor ‘boza’, een drank gestookt van bulgur, maar de drie bedienders maken ons in het Turks duidelijkedat het nu niet te krijgen is. No boza. Ze dringen ons wat gegist kersensap op, maar zijn verder erg vriendelijk.

Valens aquaductValens aquaduct is zeshonderd meter langValens aquaductVefa BozacisiHelaas geen boza, maar wel gegist druivensapgeen boza, wel kruidenazijn
Onderweg terug zoeken we een eetgelegenheid. Uiteindelijk vinden we die midden op straat temidden van voorbijrazende auto’s. Het wordt kip met schapenkaas. En later op de hotelkamer weer wat Efes.

Eten op straatGegrilde kip met schapenkaas

• • •
 

Dag 2: dinsdag 17 juli 2007

Filed under: Vakantie 2007 - Istanbul — bazbo @ 20:18

Vroeg zingende moskeeën en ruig ontbijt. Boodschapjes (voornamelijk alcohol) en een wandeltocht door de stad. Een park om in uit te blazen en een paleispoort die niet open wil. Een voormalige Byzantijnse kerk die respect afdwingt (wie had dat ooit gedacht?), een park en een blauwe moskee. Handtassen, schoenen en hoofddoeken. Blauwe tegeltjes en vieze zwerfkatten. Een drukke winkelstraat en een rustige hotelkamer. Efes, kebab met pistachenoten en appelthee. En een hoop plaatjes. 

Vijf uur. De gidsen zeggen niets teveel. Om vijf uur gaan de moskeeën af.
Tegen kwart over acht ben ik op en ga douchen. Om kwart over negen zijn we in de ontbijtkamer op de eerste verdieping van het hotel. Het ontbijtbuffet is erg uitgebreid. Er zijn broodjes, koek en andere baksels, salade, tomaten, olijven, schapenkazen, vleeswaren, yoghurt in allerlei vormen, muesliachtig spul en zo. Maar ook braadworstjes, roer- en gekookte eieren, soep, thee, koffie, water en kersensap. Luuk heeft een probleem. Hij wil alles uitproberen, maar het is teveel.

ontbijt!
Het plan van vandaag: we doen eerst boodschapjes bij de supermarkt die we gisteren gezien hebben, en lopen dan naar het Topkapi-paleis. Die boodschapjes hebben we snel gedaan. De supermarkt is nu wél open. Bij de büfe op de hoek kopen we Efes en raki voor vanavond. Dan zijn we klaar voor het echte werk.
Het begin van de wandeltocht is dezelfde als die van gisteren. We lopen naar de Süleymaniye Camii, en dan volgen we de weg naar beneden, in oostelijke richting. Op de kaart is dit een grote weg, maar in werkelijkheid een heel smal straatje dat naar beneden kronkelt. Wél propvol auto’s en taxi’s die in beide richtingen hun weg zoeken. Hoop getoeter. Steeds staat het vast. We kijken onze ogen uit. Moet ook wel, anders word je overreden. Denken we. Lopen op straat is een hachelijke onderneming; levensgevaarlijk verkeer, dalende en stijgende straatjes, nauwelijks trottoirs, de meest ridicule winkeltjes (veertig stuks van hetzelfde op een rij is geen uitzondering). Maar het lukt.
We staan aan het begin van het Gülhane Park en drinken water bij de vijver bij de ingang. Dan gaan we terug en beklimmen het steil stijgende straatje naar de ingang van de eerste hof van het Topkapi-paleis.

Ingang van Gülhane ParkPauze in Gülhane ParkSogukçesme Sokagi - omhoog naar het Topkapi paleisTraditioneel Osmaanse huizen aan de Sogukçesme Sogaki - nog verder omhoog naar het Topkapi paleisDe poort naar de eerste hof van het Topkapi paleis … is gesloten.
Het paleis is gesloten. We komen er écht niet in. Wat is ‘köt” in het Turks? Ik klamp een vriendelijke rondleider aan. Hij legt mij uit dat het paleis de hele weeek open is, behalve op dinsdag. Vandaag alleen voor speciale groepen. Ik vind mij en mijn gezin wel een speciale groep, maar daar denkt die militair met die mitrailleur bij de ingang waarschijnlijk anders over. Oké, een andere keer beter dan maar. Maar wat dan nu? Andere plannen maken.
Het wordt de Hagia Sophia, want die ligt hiernaast. We staan aan de achterkant, en via een straatje vol verkopers lopen we naar de entree. We betalen tien lira de man, gooien onze bagage door de strenge beveiliging (het lijkt gvd het vliegveld wel!), en betreden één van de nieuwe zeven wereldwonderen. Gelukkig mogen we naar binnen zonder schoenen uit te trekken en de hele shit. Oh, wat mooi.

Hagia Sophia entree
Met wijd open mond en ogen loop ik rond. Dit is indrukwekkend! Die koepel, die is 56 meter hoog! Meer dan een kwart van de centrale ruimte is gevuld met een steiger die reikt tot aan het plafond van die koepel. Dat schijnt al jaren zo te zijn. Ze zijn hem nog altijd aan het restaureren. Die steiger beneemt een hoop van het mooie zicht in het gebouw, maar zorgt ook voor malle kiekjes. Al dat metaal.
Beneden zien we marmeren urnen, de loge van de sultan, de preekstoel of minbar, en de mihrab, de nis in de muur die gericht is op Mekka. En dan te bedenken dat dit gebouw oorspronkelijk een Byzantijnse kerk uit 537 was.

De koepel begint op 56 meter hoogte, maar staat nogal in de steigers, om de mozaïeken te restaureren.De apsis met mihrab, de gebedsnis richting MekkaDe loge van de sultan - hier kon de sultan rustig bidden zonder te worden vermoordDe minbar - spreekgestoelte van de imamMihrab - gebedsnis richting MekkaMozaïekenSteigers in de centrale ruimte
Laten we op de eerste galerij gaan kijken. Omhoog gaat niet met een trap, maar met een ‘ramp’ – een ‘ramp’: grote keien en een schuine vloer. Boven is het nóg indrukwekkender. Mooi uitzicht over het interieur van de kerk en buiten door de kleine raampjes die open staan. E is beneden gebleven; die mist heel wat moois. Als je naar beneden kijkt, zie je pas hoe hoog het is. En hier boven is ook een tentoonstelling van mozaïeken.

Zicht vanaf de eerste galerijMozaïekTerug naar beneden
Terug naar beneden. We kijken nog verder rond. En maken de zee aan foto’s. Bij de uitgang mist Luuk de mozaïek die je kunt zien in de spiegel boven de bronzen deur. Ik zeg het; hij fotografeert er weer op los.

Kansel van de imamMozaïek boven de uitgangFontein bij Hagia Sophia
Buiten drinken we een water bij het overdekte terras. Het is er wonder boven wonder erg rustig en erg goedkoop. Maar ja, wat doen we nu? Het is pas half drie in de middag! De Blauwe Moskee, Sultanahmet Camii, ligt hier vlak tegenover. Doen we.

Uitblazen bij de Hagia SophiaEn ondertussen het geld tellenDit is ‘m, de Hagia Sofia aka Ayasofia
Het plein ‘Sultanahmet Meydani’ is ook schitterend. De fontein gaat werken en we maken foto’s bij de palmbomen of boababs. Wat het ook zijn; kan mij het schelen. Een simit, sesamzaadbroodje voor vijftig liracent. Doen, voor een keer. Gortdroog. We gaan zitten op een bankje. Tegenover ons is een Turks gezin druk bezig met familiefoto’s en gaat dan weg. Maar wat laten ze liggen, daarginds? Een damestas? Vast van hun. Wacht, daar verderop zijn ze nog. Ik ga erheen, spreek bewust niet de dames aan, maar de vader, maar die verstaat natuurlijk geen Engels. Dan niet! Ik gebaar naar de damestas van oma en wijs naar ons bankje, maar als ze blijven lachen houd ik op. Ik ga terug en ga naast mijn gezin zitten. Ineens komt één van de dochters aanrennen. De tas is van haar. Ze lacht dolblij naar ons, buigt even en holt terug naar haar familie.

Sultanahmet Camii aka Blauwe MoskeeUitblazen op het plein voor de Sultanahmet CamiiDOOT! in Istanbul (foto: Luuk)DOOT! voor de Hagia Sophia (foto: Luuk)
Dan is het tijd voor de Blauwe Moskee, Sultanahmet Camii. Voorzichtig gaan we naar binnen, de binnenplaats op. Hee, geen entreegeld. We zien een ingang, waar veel mensen door naar binnen gaan, maar we worden snel weggestuurd naar een achteringang. Bezoekers, hè? Een pief probeert een rondleiding te verkopen. “I know all the right information. See that man? (Hij dacht dat we bij een gids hoorden.) He doesn’t know what I know. I can tell you the right things.” We worden al handig in afpoeieren. “No thank you,” en doorlopen naar de achteringang.
Binnen is het wonderschoon. Oh, wat mooi. Geen andere woorden. Veel blauwe mozaëktegels. Daarom heet het de Blauwe Moskee. Ook nogal veel publiek, trouwens. En enkele moskeegangers. Indrukwekkende versiering overal. En blauw. Er zijn ook bezoekers die niet zo netjes zijn: ze schreeuwen, gebruiken flitslicht en blijven niet achter de bescheiden hekjes. Als ik goed kijk, blijkt het eigen Turks volk te zijn. Ook opvallend voor een leek: vrouwen blijven achter in hun eigen gebedshoekje.

Schoenen uit … in plastic zak meenemenEn schouders bedekkenGebedsruimteHeel veel blauw in de Blauwe MoskeeNog meer blauwVrouwen bidden apartDe grote koepelEn nog meer koepelsWeer eruit
Bij de uitgang druk ik de bewaker wat geld in handen en ik krijg er een paar mooie toegangskaartjes voor terug. We wandelen de binnenplaats af en begeven ons naar het historische Hippodroom, waar weinig tot niets van over is. Op enkele zuilen na. We drinken water op een klein pleintje bij de Divanyolu Cadessi. Hoop zwerfkatten, ook hier.

Zwerfkatten op het SultanahmetpleinZwerfkatten op het Sultanahmetplein

Advertentiewagens voor de verkiezingen rijden af en aan. En zorgen voor een boel levendigheid. Wie moeten we kiezen? Weten wij veel. Wat nu? Het is half vijf. We besluiten terug te lopen naar het hotel. Langs de druke Divanyolu Cadessi, die overgaat in Yeniçeriter Cadessi.  Links mooie uitzichten door de smalle straatjes op de Marmara Zee. Ons eerste plan was eigenlijk om langs de Zee van Marmara te gaan lopen, maar de vraag was of dat zou lukken met wat schaduw langs de weg. Daarnaast zou het een beetje te lang zijn, wellicht. Dus niet.

Langs de Yeniçeriler Cadessi en het BeazitpleinZijstraatje met zicht op de Zee van MarmaraTerug in de hotelkamerEven uitblazen
In het hotel is er koele Efes. En dan moeten we nog eten. Het is acht uur als we terug lopen naar de hoek van de straat, in de richting van de Prinsenmoskee. Daar is Iskender Laleli restaurant. Ene Mahmut ontvangt ons netjes en adviseert ons bij de kaart. E en Luuk nemen mixed kebabs en ik ga voor die met pistache. We krijgen er gemengde sla, frieten en groot plat sesambrood bij. De bediening is erg vlot. Mahmut leert ons “dank u wel” in het Turks (“Tesekkür Ederim”). Hij spreekt Nederlands, Duits, Spaans, Engels en nog 12.354 andere talen, zolang hij maar mensen het restaurant binnen krijgt. Als het eten op is, gaan we aan een klein tafeltje zitten met onze reuze-Efes. Luuk krijgt Turkse appelthee. Dan gaan we terug naar het hotel. Daar is nog meer Efes. En Yeni Raki.

Bij Iskender Laleli restaurant - Sesambrood en salatKebab met pistachenoten en gemengde grillgerechtenMahmut leert ons TurksEven proevenLuuk krijgt appelthee

• • •
 

27-07-2007

Middagje in het park van Paleis Het Loo, Apeldoorn, 27 juli 2007 – An afternoon in the park of Palace Het Loo, Apeldoorn, July 27, 2007

Filed under: Fotogalerij 2007-2009 — bazbo @ 20:55

1 de wandeling begint - the journey starts2 laan met hoge bomen - high trees3 eerste vijver - small water4 bosrijk plaatje - forest in the park5 het badhuis - the bathing house6 blik op de vijver - view on the water7 blik op het water - view on the water8 blik op de karpervijver - view on the water9 het badhuis - the bathing house10 het is herfst - it’s like autumn11 de fuchsia steiger van het badhuis - the fuchsia lane on the bathing house12 vijver en theehuis - the tea house13 fuchsia14 fuchsia15 fuchsia16 de fuchsiasteiger van het badhuis - the fuchsia lane on the bathing house17 karpers in de vijver - giant fishes in the water18 de fuchsiasteiger van het badhuis - the fuchsia lane from the bathing house19 leuk uitzicht vanaf een bankje - nice view from a bench

• • •
 

26-07-2007

Dag 1: maandag 16 juli 2007

Filed under: Vakantie 2007 - Istanbul — bazbo @ 17:21

Elektronisch inchecken bij de KLM, ongestempelde treinkaartjes en een overboekt vliegtuig. Een viersterrenhotel, levensgevaarlijk verkeer en heuvels. Opdringerige handelaren, bier uit plastic en sinaasappelsap dat ijsthee blijkt te zijn. Een Nederlandse Turk, een dure minibar en een avondlijke zoektocht op zoek naar bier en wijn. Nu nog een flessenopener.

“Oh, wat mooi!”

Elektronisch inchecken bij de KLM. Mooi, maar het werkt niet. We hebben het gisterenavond laat geprobeerd en vanmorgen vroeg nog een keer.
Hidihi is er om 05.30 uur. Volledig in stijl draagt ze een fez. Ze brengt ons naar het station.
We hebben de trein van iets voor zes uur ’s morgens. Ik heb gisterenmiddag de treinkaartjes al gekocht, en vergeet nu om de ze op het perron af te stempelen. Als we ergens tussen Amersfoort en Amsterdam zitten, komt er een conducteur. Die is zo vriendelijk om die drie keer vijfendertig pleuro boete niet in rekening te brengen. Er bestaan nog vriendelijke mensen, dat zie je dan maar weer.
Automatisch inchecken bij de KLM. Mooi, maar het werkt niet. Een behulpzame meneer van de KLM krijgt het ook niet voor elkaar. “Er is iets mis; ik weet het ook niet; u moet naar de gewone incheckbalie.” Mooi. Dus niet.
Een dame toetst van alles in.
“Wat was er nou mis?” vraagt E.
“De vlucht is overboekt,” is het antwoord. “Teveel stoelen verkocht.”
“Hebben we nou wel een plekkie?” vraag ik.
“Nee.”
“O?”
“Ja. Onze fout. Maar u krijgt genoegdoening. Compensatie.”
Fijn. We krijgen uitleg over de volgende vluchten van vandaag, eten op kosten van de KLM, en allerlei andere goedmakertjes die het nét niet zijn. Mooi?
Gelukkig valt het allemaal mee. Na uitgebreid koffie leuten blijkt dat we wél het vliegtuig in kunnen. Luuk vliegt voor het eerst. Twee uur en vijfenvijftig minuten. Naast mij zit een jong Turks stel dat voorde tweede keer naar Istanbul gaat . Ze geven me een hoop tips. Allemaal dingen die ik allang gelezen heb in de gidsen. Op dit moment lees ik de gids die ik van AarJan geleend heb.
De lunch komt uit een kartonnen doosje. Ik bespeur een hoop opgelegde vitaminen en koolhydraten. We worden ruim voorzien van drinken.
Bij het landen schommelt het vliegtuig vervaarlijk. Ik hoop dat we het halen. (Pas een paar dagen later gaat er een landing fout in Zuid-Amerika. Hoop dooien daar.)

Istanbul airport
Een visum. We moeten eerst een visum halen. Daar staan we dan. We spreken geen woord Turks, behalve “Merhabba”, en hun Engels is nauwelijks beter. Zowaar, we vinden onze bagage snel. Nu de uitgang nog. Hoe we ook om ons heen kijken: geen exit. Als we iets lopen, is-ie natuurlijk heel dichtbij. De schuifdeuren gaan open en we staan in de arrivals hall. Een hele menigte aan papieren bordjes met namen gaat omhoog. E ziet een bordje met de naam van ons reisbureau. Het is een jongedame, die ons in vloeiend Duits vertelt dat we dááro moeten wachten.

Niet veel later zitten we met een ander Hollands gezin in een taxibus. De jongedame lult ons de oren van de kop over allerlei dingen die ik allang in die reisgids had gelezen. We rijden langs de Zee van Marmara, aan de zuidkant van Istanbul. Als we de Blauwe Moskee ver weg kunnen zien, slaan we af naar links, het centrum in. Tenminste, als dit het centrum is. Weet ik veel. Heel Istanbul ziet eruit als het centrum van de stad. Het is een drukte van belang. De taxi rijdt onder een aquaduct door, gaat rechtsaf, geeft ons uitzicht op een kolossale moskee, en draait dan een armetierig straatje in. Eerst de gasten van Hotel Senator afzetten. Dat zijn wij.
Het viersterrenhotel blijkt inderdaad een viersterrenhotel. Oh, wat mooi. De jongedame loopt mee naar binnen en helpt ons op weg. De dame achter de balie pakt onze identiteitskaarten af en gebaart dat we mogen wachten in de lobby. Na een minuut of vijf komt een heuse piccolo ons ophalen. Hij brengt onze koffers via de lift naar de tweede hotelverdieping (=vierde etage). Daar volgen we hem door een doolhof van gangen. We komen aan bij kamer nummer 217. Oh, wat mooi. Eén of andere pief maakt nog even Luuks bedbank op en dan verdwijnen de twee mannen. Ik wil ze wel wat geld geven, maar ik héb helemaal geen geld. Nog niet.
Terug in de lobby huur ik bij de receptie een kluis, terwijl alle spullen voor erin nog boven op de hotelkamer liggen. Ontbijt is van zeven tot tien op de eerste verdieping.

Senator HotelHotelkamer

We zijn klaar voor de eerste verkenning van Istanbul. Op zoek naar een bank.
We lopen het straatje omhoog naar een grotere weg. De Sehzade Basi Cadessi zullen we vaker betreden. Langs de Prinsenmoskee. Hier, een supermarkt! Mooi. Maar geen geld. Geen bank te bekennen. Gingen die banken trouwens niet om vier uur dicht? Het is hier nu kwart over vier.
Linksaf dan maar, op de gok naar het noorden, in de richting van de Gouden Hoorn. Plan: de Kruidenbazaar bezoeken en op de Galatabrug staan. Istanbul ligt op heuvels, had iemand dat al verteld? Nee, nou dan doen wij het! Het verkeer is druk, wild en roekeloos, ook in de smalle straatjes. Ineens staan we voor de Süleymaye Camii (Moskee). Daar wil ik nog ’s in. Wat een joekel. Dan moeten we de heuvel af. Da’s steil.
Ineens zien we eindelijk een bank. Oh, wat mooi. Kunnen we nu eindelijk gaan kopen en brassen. De tocht naar beneden levert hilarische taferelen op. Steile trappen, belachelijke winkels (alleen maar weegschalen?), hopen afval op de weg en ’themastraatjes’: een straatje textielwinkels, een straatje huishoudplastiek en een straatje banken (wááát?). Bij de Gouden Hoorn is het ontzettend druk. Ook erg veel bedrijvigheid op het plein van Eminönö. Zondag zijn er verkiezingen. Nu een hoop lawaai van propagandamakers voor ieders partij. Het plein hangt vol rode vlaggetjes. Busjes met luidsprekers erop rijden af en aan. Ze prijzen allemaal hun partij aan. Denken we. Of misschien verkopen ze cheeseburgers?
Onze eerste échte bezienswaardigheid is de Kruidenbazaar. Het systeem in deze overdekte markt is al snel duidelijk. Er is één medewerker buiten de winkel en één binnen. Die buiten praat de klant naar binnen. Eerst in het Turks, en als je niet reageert volgt Engels, Duits en Nederlands. E is de eerste winkel al binnengeloodst. Luuk en ik begrijpen dat je géén oogcontact met die gasten moet hebben, maar ondertussen vanuit je ooghoek moet zien wat er aangeboden wordt. Kortom: zo snel mogelijk hier vandaan.

KruidenbazaarGoedbedoelde rotzooi te koop in de KruidenbazaarDe Galatabrug en de wijk Beyoglu aan de overkant van de Gouden Hoornbazbo bij de Gouden Hoorn - IstanbulBedrijvigheid op het Eminönüplein - verkiezingen in Turkije op zondag en we zullen het weten ook!
De Galatabrug op. Fantastisch uitzicht. Oh, wat mooi. Aan het eind van de brug is mijn oriëntatie weg. De kaart van die buurt heb ik niet bij me. Omdraaien, dus.
Aan de onderkant van de brug zijn eettentjes. Overal willen ze je naar binnen praten. Het voelt erg onbeleefd om steeds gewoon door te lopen, maar niets anders helpt. Als we op het pleintje achter de Kruidenbazaar terug zijn, zoeken we een tentje waar we iets kunnen gaan drinken. Wéér overal obers die mensen naar binnen praten. Demonstratief ga ik dáár zitten waar niemand staat. Er zijn banken met tapijtkussens, parasols en kleine tafeltjes. Een ober loopt met borden eten, die hij bij de buren heeft gehaald. We bestellen Efes, het Turkse bier. Het komt in een rode plastic beker, zodat je niet kunt zien wat erin zit. Vast geen tapvergunning. Het duurt even voordat we duidelijk kunnen maken dat Luuk appelsap wil. Dat hebben ze niet. Wél jus d’orange. Dan dat maar. Even later krijgt hij ijsthee met multivruchtensmaak. Hoop mensen te zien. Het is druk rondom het pleintje.

bazbo toe aan een EfesBier uit een plastic beker en jus d’orange die ijsthee blijkt te zijn
We lopen terug in de richting van het hotel. De tocht gaat door smalle kronkelende straatjes; ik kan de weg moeilijk op de kaart vinden, maar weet de richting ongeveer. Shit, daar is de Grote Bazaar. Die willen we écht niet in. Even later staan we op de drukke stadsverkeersader Yeniçeriler Cadessi. Ook hier weer heel veel winkeltjes en handelaren op straat.

Om zeven uur zijn we terug in het hotel. Eten? Hier! In het historisch restaurant van het hotel. Alledrie een mixed grill. Luuk aan de appelsap en zijn ouders aan de Efes. We worden aangesproken door een jonge medewerker van het hotel. Hij spreekt vloeiend Nederlands. Op de vraag waar hij dat opgelopen heeft, antwoordt hij dat hij in Nederland geboren is, maar nu hier in Istanbul woont en werkt.
We eten voor zeventig lira. Dat is vijfendertig euro.
Het is negen uur als we weer in de hotelkamer zijn. Er is een minibar, maar daar willen we geen gebruik van maken. We zijn nog geen halve dag in Istanbul en vinden vier lira voor een glas wijn al duur.
Ik ga de straat op, op zoek naar de supermarkt. Buiten schemert het. De Prinsenmoskee is schitterend verlicht. De supermarkt is gesloten. Her en der is wel zo’n ‘büfe’, waar je dag en nacht van alles kunt kopen. Efes, bijvoorbeeld. Ik loop een klein rondje en vind zo’n winkeltje. Ik koop een fles wijn voor acht lira, een fles appelsap en wat blikken Efes. Als ik terugloop naar het hotel, zie ik ontelbare büfe’s. Zo is er ook een bijna naast het hotel en op het geveltje prijkt een reclamebord voor Efes.
De fles wijn blijft ongeopend. We hebben geen kurkentrekker. Die blikken Efes zijn zo op en dus gaan we op tijd naar bed. Morgen staat het Topkapipaleis op het programma. En de eerste oproep tot het gebed vanaf de Moskeeën vindt plaats om vijf uur. Oh, wat mooi.

Avondeten: mixed grillPrinsenmoskee by night

• • •
 

13-07-2007

Travelling Wilburys and others

Filed under: MuziekTIPS - Recommended music — bazbo @ 23:01

Traveling Wilburys - The Traveling Wilburys CollectionAntwerp Gypsy & Ska Orchestra - TuttilegalBole 2 Harlem - Bole 2 Harlem

Travelling Wilburys 

Herinnert u ze zich nog? De Travelling Wilberys was een ‘supergroep’ die bekend werd met het hitje Handle with care. Het verhaal erachter is hilarisch. George Harrison was bezig met een soloplaat die geproduceerd zou worden door Jeff Lynne (u weet wel, van Electric Light Orchestra). Hij had een singletje in gedachten en wilde een bijzonder b-kantje maken. Omdat Tom Petty en Roy Orbison op dat moment ook in het studiocomplex aanwezig waren (Lynne produceerde ook hun platen), vroeg Harisson of zij ook mee wilden werken. Tijdens een schrijfsessie in de tuin van Bob Dylan werd het nummer afgemaakt als quintet. De platenmaatschappij vroeg zich af of het b-kantje niet een a-kantje kon worden en toen zei Harrison: ‘Ach wat, we maken gewoon een heel album.’ De rest is geschiedenis.
Deze box bevat de eerste plaat met de bonusnummers, een dvd met een documentaire over het ontstaan van de band en een derde plaatje met het tweede album. Dat tweede album ontbeert de huilstem van Roy Orbison, omdat die op het moment van opnemen verhinderd was (hij was dood), maar is in zijn rauwheid ook goed te pruimen. De dvd is interessant; intrigerend om de schrijf- en opnamesessies te zien. En opmerkelijk hoeveel plezier de vijf mannen hadden. Ook interessant: de prijs van dit geheel. Voor nog geen vijfentwintig ballen is dit stukje muziekgeschiedenis uw eigendom.

Do you remember them? The Travelling Wilburys were a ‘supergroup’ that got famous with the hit single Handle with care. The story behind that song is hiareous. George Harisson was recording a solo album that was going to be produced by Jeff Lynne (you know, from Electric Light Orchestra). He had a single in mind and wanted a special b-side song. It appeared that Tom Petty and Roy Orbison were in the same recording studio building at that time (Lynne was producing their album too), so Harisson asked them to join in too. During a writing session in Bob Dylan’s garden, the song was finished as a quintet. When the record company was wondering whether this tune should be the a-side instead of the b-side, Harisson said: ‘What the heck, let’s make a whole album.’ The rest is history. 
This box set contains the first album with bonus tracks, a dvd with a documentary on the birth of the band, and a third disc that contains the second album. That second album lacks the crying voice of Roy Orbison, because he wasn’t present at the time of recording (he was dead), but is very listenable because of its rawness. The dvd especially is interesting; it’s intruiging to see the writing and recording sessions. And remarkable to notice the fun these five men had. Also interesting: the price of it all. For less than twenty five pleuros this piece of music history can be your property.

Reviews on the other albums won’t come soon.

• • •
 

Geile boodschappen (1)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 01:00

Daar is ze. Ze heeft de turquoise uniformjas van het bedrijf aan. Kijk naar haar gitzwarte lange haren in een paardenstaart. Ziedaar die diep donkerbruine ogen om mijzelf in te verdrinken. Ze heeft een ietwat bol gezicht met een glimlachje. Een dunne gouden ketting om haar hals. Heeft ze een beetje een onderkinnetje? Ranke handen met smalle vingers, die de artikelen sierlijk over de scanner heen halen. Verscheidene gouden ringen aan die vingers. Ze is een jaar of zeventien, misschien achttien. Haar huid is donker; niet zwart, maar diep bruin. Ik vraag me af waar haar wortels liggen. Ze is te donker voor een Marokkaanse of Turkse. Haar achtergrond zou meer Indiaas of creools kunnen zijn. Weet ik veel. En wat kan het eigenlijk schelen? Ze is er zoals ze is en als ik haar zie dan ben ik geheel van deze wereld.

Ik haal de spullen uit mijn karretje en leg ze op de band. Wat vlees, een tweeliterpak halfvolle melk, koffiepads, tomatensap, vleeswaren, zonnebloemolie en drie flessen droge witte wijn. De twee kratjes Dommelsch laat ik achterop de kar staan.
Ze zal toch niet vinden dat ik teveel drink? Ik koop ook geen groente en fruit. Die haal ik altijd bij de Turkse winkel, even verderop. Straks denkt ze nog dat ik ongezond leef. Terwijl dat beslist niet zo is. Wie weet zit zij zelf straks wel in de kantine te roken als een ketter.

Ze handelt de klant vóór mij af. Als laatste biedt ze de kassabon aan. De klant weigert die. Ze frommelt het bonnetje tot een propje en gooit hem onder de toonbank. Dan pakt ze het beurtbalkje van de loopband en legt die in het gootje ernaast. Ik ben aan de beurt. Als eerste pakt ze de halfvolle melk.
En dan ineens richt ze haar hoofd op en kijkt ze mij aan. Die blik van haar! Van verrassing. Beetje geschrokken, maar ook wel blij. Ik zie er tegenwoordig nogal ruig uit, geloof ik, met dat wilde lange haar. Ze herkent mij. Er glinstert iets in haar prachtige ogen. Ik sta hier te verzuipen en weet even niet wat te doen. De kar duw ik iets naar voren, zodat ik dichter bij haar ben. Nog altijd kijken we elkaar aan. Ik knipper even met twee ogen tegelijk, als een begroeting.
“Hallo,” zegt ze. Een glimlach.
“Hoi,” zeg ik vriendelijk. “Jij weer in dienst. Altijd leuk.” Ook ik glimlach. Ik leg de emballagebon op de toonbank en zeg: “Deze is voor straks.”
Terwijl ze naar mij blijft kijken, laat ze de artikelen op de band één voor één over de scanner heen schuiven. Dat lachje op haar mond blijft. Ik zeg niet dat de rij bij de andere kassa veel korter was, maar dat ik bewust hier ben gaan staan.
“Er staan ook twee kratjes Dommelsch achterop,” maak ik haar attent.
“Dank u wel,” zegt ze. Ze begint geconcentreerd een code in te voeren op het toetsenbord. Dan pakt ze de emballagebon en haalt die over de scanner. Snel leg ik de boodschappen die ze gescand heeft terug in de kar. Ik haal mijn bankpas uit mijn kontzak. Handig schuif ik hem door het gleufje van de pinautomaat. Ik toets de pincode in en wacht op het bedrag.
“Dat is vierendertig euro zestig,” zegt ze. “O, u wilt pinnen?”
“Asjeblief,” zeg ik. Wéér die glimlach. Ze toetst opnieuw een code in. In het kleine schermpje van de pinautomaat verschijnt ‘€34,58’. Ik druk op ‘OK’. Ze zucht.
“Dat is een diepe zucht,” zeg ik. “Moet je nog lang vandaag?”
“Tot vanmiddag half zes,” zegt ze verlegen. Het lijkt wel of haar bruine wangen rood worden.
“Oei, dat is nog lang. Het is net twaalf uur.”
“Nou ja, het is toch rotweer buiten.”
“Je hebt gelijk. Maar morgen zou het mooi weer zijn en dan is het zondag, dus dan ben je vrij.” Wat een stomme onzinnige dingen zeggen mensen toch tegen elkaar. Of nee: zeg ík, tegen dit meisje.
In het schermpje van de pinautomaat verschijnt ‘U heeft betaald. Tot ziens.’
De kassa begint te ratelen. Ze pakt het bonnetje en reikt me die aan. Ik pak het papiertje. Even raakt mijn hand die van haar. We kijken elkaar aan en lachen allebei.
“Prettig weekend,” zegt ze.
“Jij ook,” kan ik uitbrengen. “Tot kijk.”
Ik geloof dat we nu allebei rood worden. Opnieuw knipper ik één keer met mijn beide ogen naar haar. Dan duw ik de kar voor me uit in de richting van de uitgang. Ik werp nog één laatste blik over mijn schouder en zie dat ze me glimlachend nakijkt. De klanten achter mij mogen wachten.

Terwijl ik de boodschappen in mijn fietstas stop, kijk ik in de ruit van de supermarkt. In de spiegeling zie ik een vent van tweeënveertig, met een dikke kop en een beginnende buik. Zijn baard en lange haar zijn grijzend.
Plotseling hoor ik achter mij: “Hee papa!”
Daar is mijn zoon. Binnenkort wordt hij vijftien. Achter hem loopt zijn moeder, met wie ik alweer zeventien jaar getrouwd ben. Ze zijn naar de kantoorboekhandel en de drogisterij geweest.
“Alles goed?” vraagt mijn vrouw.
“Ja hoor,” zeg ik. “Alleen zit het leven soms zo verrot in elkaar.”

Apeldoorn, juli 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Regensburg: woord vooraf

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

In het voorjaar van 2007 lukt het de redactie van de columns op FOK! niet om iedere dag een column te plaatsen. Na wat geschuif is de week toch gevuld, behalve de zondag. Columnist tuvokki komt met het idee om een vervolgverhaal te maken, waar alle columnisten aan mee kunnen schrijven.

Het zijn tuvokki en bazbo die met de eerste aflevering op de proppen komen. Tijl schrijft de tweede. Vanaf de derde aflevering schrijven tuvokki en bazbo samen de afleveringen.
Leuk weetje: veel namen en kreten zijn afgeleid van destijds fanatieke lezers op FOK!

Van begin af aan zijn de reacties van lezers negatief en de serie wordt ook niet goed gelezen.
Als het vijfde deel in concept klaar staat, is de eindredacteur dermate enthousiast, dat hij tuvokki en bazbo toezegt dat zij vijfentwintig afleveringen mogen plaatsen. ‘Dan evalueren we en kijken we of en hoe we verder gaan.’

De vijfde aflevering wordt echter weer niet goed gelezen en gewaardeerd. De eindredacteur moet van hogerhand ingrijpen: de serie stopt onmiddellijk.
Dat is jammer, want er lagen nog vier afleveringen op de plank.

Hieronder leest u de vijf afleveringen die ooit op FOK! zijn geplaatst, aangevuld met de vier nooit verschenen delen.
Ze staan in omgekeerde volgorde, dus de eerste vindt u als u eerst helemaal naar onderen scrollt.
Hoe het verhaal eindigt, zullen we wel nooit te weten komen …

• • •
 

11-07-2007

Regensburg aflevering IX – ‘(titelloos)’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

Het was donker en leeg op de Plaza di Primera Pagina. Willy van de Berg wankelde in de richting van het smalle straatje dat erop uitkwam. Langs het plein stonden de oude herenhuisjes met mooie geveltjes. In sommige panden was een kantoor gevestigd, wist Willy. In weer andere brandde licht; deze werden bewoond. Tussen de gevels van twee huizen door zag hij de grote schoorsteenpijp van de fabriek die even buiten het stadje stond. De schemering was inmiddels overgegaan in het donker van de avond.
“Verdomme, het regent nog steeds,” mompelde Willy in zichzelf. “Word je door je ex het huis uitgeschopt, sta je middenin de regen.”
Willy was die morgen wakker geworden op de bank van zijn twaalfde ex. Gisterenavond laat had hij bij haar aangebeld, hopend op een plekje in haar bed, maar ze had hem resoluut afgewezen. De bank in de woonkamer, die wilde ze wel voor hem ter beschikking stellen. Zelf had ze zich teruggetrokken in haar slaapkamer. Willy was naar de koelkast gelopen en vond wat blikken bier en een halve fles rosé.
Op het grote plein stond een viskraam, maar die was nu gesloten. Waar was dat straatje ook weer?
“Shit, ik heb nú alweer teveel op,” brabbelde Willy. Toen zijn twaalfde ex hem rond het middaguur definitief haar huis had uitgezet, had Willy zichzelf eerst maar eens moed ingedronken in zijn eigen appartementje. Maar daar was het bier en de whisky nu ook op, dus ging hij zijn heil zoeken in een café. “Ik heb eigenlijk helemaal geen geld, maar ik vind wel een tent waar ik wat krediet heb.”
Ondertussen had hij het smalle straatje gevonden. Langzaam en onvast waggelde hij over de donkere klinkers.
“Kijk daar, daar heb je dat Grand Café, van waaruit ik laatst die radio-uitzending heb gemaakt.” Willy keek naar het grote uithangbord. ‘Il Giornale Copertura’ stond erop. Er stonden wat fietsen en auto’s voor de deur. Buiten, onder een luifel, stonden twee tafeltjes met wat stoelen. Er zat niemand. Wie ging er nou ook op een terras zitten op dit uur met dit pokkeweer? Achter de kleine raampjes brandde licht. Willy zocht de deurklink. De eerste keer greep hij mis. De tweede poging lukte beter. Maar de deur ging niet open. Hij zette zijn schouder tegen de deur en drukte met zijn volle gewicht er tegenaan. Hij viel bijna letterlijk met de deur in huis.
Willy kon zijn evenwicht nog net bewaren. Met een tollend hoofd keek hij de donkere ruimte rond. Het was een typische dorpskroeg die zijn best deed om er als Grand Café uit te zien. Her en der stonden wat kleine tafeltjes met rood pluchen banken. Ook waren er wat hardhouten stoelen. Aan enkele tafels zaten mensen; achter de bruine bar stond een jong meisje bier te tappen. Ze droeg een wit hemdje en een jeans heupbroek. Haar zwarte haren had ze los over haar schouders hangen.
Willy liep naar de toog. “Mag ik een trappist?” vroeg hij. Hij nam plaats op een barkruk aan het einde van de bar. Niet veel later nam hij de eerste teug, waarmee hij het enorme glas voor de helft ledigde.

De deur van het café ging open. Er kwam een meisje binnen. “En als er meisjes binnenkomen, dan wil ik altijd wel even kijken,” grinnikte Willy in zichzelf. “Eens zien wat voor grietje dit is. Ze draagt witte sportschoenen onder een donkerblauwe joggingbroek. Haar korte sweatshirt met capuchon is drijfnat. Er druipt water uit haar lange blonde haar dat ze in een paardenstaart draagt.”
“Hee, Didixie!” riep het barmeisje. “Regent het zó erg buiten?”
Didixie trok haar kletsnatte sweatshirt uit. Ze had er een roze naveltruitje onder aan en droeg gouden kettingen om haar hals. Glimlachend liep ze naar de bar.
Willy hield haar belangstellend in de gaten. “Lekker meidje,” dacht hij. “Wel wat jong. Maar ’s horen wat ze allemaal te melden heeft.” Hij ging zo onopvallend mogelijk zitten en spitste zijn oren. “Gelukkig loopt mijn recorder altijd mee, voor als ik weer eens een blackout heb, ” stelde Willy zichzelf gerust.

“Dit is geen regen meer; dit is een zondvloed,” zei Didixie.
Het meisje achter de bar moest lachen. “Moest je werken?” vroeg ze.
“Ja, er was een grote order binnengekomen, waardoor het personeel langer moest blijven. En dan is het druk in de fabriekskantine.”
“Een grote bestelling? Van wie of van welk bedrijf?” vroeg het meisje van achter de bar.
“Ja, dat weet ik ook niet.” Didixie haalde haar schouders op. “Maar wat kan mij dat boeien. Ik doe het voor het geld.”
“Wil je wat drinken?”
“Doe maar een breezer, Nicolien.”
Het meisje achter de bar ging een breezer halen. Didixie keek ondertussen het café rond. Willy draaide zijn hoofd weg. Toen hij voorzichtig weer keek, was het mooie meidje al weer in gesprek.
“Het is hier niet druk voor een zondagavond.”
Het barmeisje zette een roze breezer op de bar en zei: “Nee, en lekkere kerels zijn er ook al niet.”
“Waar is je broer?” vroeg Didixie.
“Weet ik veel waar Rahmi uithangt,” antwoordde Nicolien. “Die is maar bezig met rare zaakjes, hoor.”
“Joh, dat valt wel mee. Met mij in de buurt heeft hij maar tijd voor één ding.” Didixie grinnikte.
“Stil, daar heb je pa,” fluisterde Nicolien.
Achter de bar ging een deur open en er verscheen een man van rond de vijftig. Hij was licht kalend; het weinige haar dat hij nog was grijzend. Hij droeg een wit hemd met grijze streepjes en daaroverheen een leren vestje zonder mouwen.
“Dag meneer Il Linguetta,” zei Didixie.
“Zo Didixie, jij ook weer ’s hier?” bromde de man. “Dit is een bruin Grand Café. Dat is geen plaats voor jonge meisjes zoals jij.”
“Waarom laat u uw eigen dochter hier dan werken?”
“Dat is bittere noodzaak. Pruttie zit volop in de overgang en mijn moeder kan niet meer werken.”
“Nee, ik zag Oma Linguetta laatst nog in het Bloempottenplantsoen rijden met haar rolstoel. Hoe gaat het met haar?”
“Ze kan na die hersenbloeding geen zinnig woord meer zeggen. En ze onthoudt ook niets meer. Als ik nú zeg dat ze vergeten is d’r broek dicht te doen, dan weet ze nú niet meer wat ik gezegd heb.”
“Wat erg.”
“Ja, het is wat met die hersenbloedingen. Mijn grootvader zaliger heeft er ook één gehad. Die verzamelde ze. Hij had een hele collectie van die dingen achter elkaar. En hij bewaarde ze in een vitrinekast op zijn werkkamer. Dat kwam zo, toen hij na de oorlog …”
Willy haakte af. Die lulverhalen van Johnny altijd.

“Dat gezeik met die wijven altijd,” mijmerde Willy nog maar eens, terwijl hij een tweede megaslok nam. “Die twaalfde ex was eigenlijk ook een takketeef, als je het goed beschouwde. Als ze moest uithuilen, wist ze hem wel te vinden. Maar als hij eens een dame zocht om zijn orgaan in leeg te snotteren, dan mocht hij op de bank pitten. De vorte hoer. Over hoeren gesproken, hij had hier in dit Grand Café na die radio-uitzending geprobeerd om die Bertha te pakken te krijgen, maar die was toen te druk met die Falco bezig. Die Bertha, die zag er goed uit. Lekker stevige kont onder dat corsetje. Maar dan weer tieten om op te schieten. Nee, dan de voorgevel van die Didixie hier, die ziet er smakelijk uit. Jammer dat het zo’n breezersletje is. Ze doet me trouwens denken aan mijn achtste ex. Die zoop zich ook een dilerium. En natuurlijk was ze zo weg als een ei als ik eens zin had. Ze zeggen wel eens dat een dronken vrouw een engel in bed is, maar deze engel lag er bewusteloos bij. Daar viel geen lol aan te beleven. Dan kon je net zo goed een opblaaspop kopen. De prijs van zo’n pop is lager dan het eindbedrag op haar bonnetje van de slijter.” Willy kreeg dorst van al dat gemijmer. Hij keek op en zag dat zijn glas leeg was. Toen probeerde hij weer het gesprek bij de toog te volgen.

… en nadat al die geiten hun kunstje gedaan hadden, is later dat hele circus nog opgedoekt. Máánden hebben ze ervan gegeten,” vertelde Johnny. Didixie en Nicolien luisterden duidelijk niet echt. Willy zag dat ze elkaar blikken van verstandhouding uitwisselden. Tijd dat hij eens ingreep.
“Goedenavond,” zei Willy, terwijl hij dichter bij kwam staan. “Johnny, heb je voor mij nog een trappist?”
“Nicolien,” zei Johnny tegen zijn dochter. “Tap jij Willy eens een lekker stevige goudblonde jongen.”
“Oké,” zei het meisje en ze ging aan het werk.
“Met de nadruk op blond,” fluisterde Johnny in haar oor, toen ze vlak langs hem kwam lopen. “Doe maar drie vingers schuim in plaats van twee. Ze moeten ons tot ons vijfenzestigste aan de kost laten komen, hoor. Hoe meer ze drinken, hoe beter we het hebben.”
“Dag,” zei Willy ondertussen zachtjes tegen Didixie.
“Dag,” zei Didixie zachtjes tegen Willy.
Ze keken elkaar aan, maar zeiden verder niets. Nicolien stond van een afstandje te kijken met grote ogen.
“Nicolien,” zei Johnny. “Werk je wel een beetje door? Straks komen de wethouders een borrel drinken en die moeten we gelijk kunnen bedienen. Die lui hebben een vermoeiende vergadering achter de rug, dus die hebben dorst. Wat stond er op de agenda ook weer? Wacht, hier is de krant, daar stond het … Hier: advies aangaande de milieu-ontheffing van de fabriek de Befmij. Opgevoerd door wethouder Jooscht Paul Bak ’n Ei. Het schijnt dat die vuilak van een Falco olie-afval wil dumpen in de rivier De Goot die langs zijn fabriek komt en dwars door ons dorp loopt.”
“Zou Didixie dat weten?” vroeg Nicolien zich hardop af. “Die is niet alleen de dochter van de wethouder, maar ze werkt ook nog eens in die fabriek, nota bene.”
“Kom jij hier vaker?” vroeg Willy zachtjes aan Didixie.
“Soms. Na het werk in de fabriek de Befmij. Nicolien is mijn beste vriendin. En de zus van mijn vriendje Rahmi.”
“Ach, zo.” Willy zei verder niets.
“En u?”
“Zeg maar jij. Of noem me Willy.” Verlegen keek hij naar de grond.
Didixie moest glimlachen. “Wil je weten hoe ik heet?” Ze stak haar hand uit. Willy pakte hem voorzichtig aan. “Ik heet Didixie.”
“Didixie,” stamelde Willy. “Het mooie meisje met de breezer.”
Didixie bloosde, maar vroeg: “En jij? Kom jij hier vaak? Jij was er toch bij de heropening?”
“Ja, toen maakte ik een rechtstreeks radioverslag. Maar ik kom hier ook af en toe. Meestal als ik door een ex op straat wordt geschopt. Of als een krant mijn column weer eens geweigerd heeft.”
“Oh? Ken je hier veel mensen?”
“Johnny kent iedereen. En Nicolien. En ik geloof dat ik met die bruine rakker daarginds nog wel eens buiten heb liggen matten nadat ik hem had uitgemaakt voor pleurismarokkaan.”
“Nou, zeg!” riep Dixie uit. “Dat is een heel goede vriend van Rahmi, hoor!”
“Ja, en?” probeerde Willy zich te verdedigen. “Ik was stomdronken toen ik dat deed, dus dat telt niet.”
“Ik geloof niet dat ik nog veel met jou te maken wil hebben, mislukte radiomaker,” zei Didixie terwijl ze haar neus omhoog hief.
Even zat Willy met open mond. Toen gebeurde er iets op de achtergrond.
De deur van het Grand Café werd ruw opengegooid en een oude man met een lange jas en een grote hoed kwam binnen rennen. Hij trok een nat spoor van regenwater over de vloer.
“Aufmachen! Of nein, ik meen aan die zijde!” riep de man. Terwijl hij naar de deur naar de achteruitgang snelde, was hij druk bezig zijn broek open te maken. “Dadelijk schaf ik het niet!”
“Dat is die vieze zwerver weer!” riep Johnny van achter de toog. “Ga weg!”
Ineens kreeg Willy de geest en de kans om indruk te maken op Didixie. “Wacht maar, Johnny!” riep hij. “Dat los ik wel op!” Hij was van zijn barkruk opgestaan en wilde naar de achterdeur rennen. De zwerver was inmiddels door die deur verdwenen naar het achterplaatsje. De vijftien blikken bier, de anderhalve fles whisky en de twee trappisten die Willy die middag en avond had genuttigd, eisten hun tol. Hij kon zijn ene been niet meer goed voor de andere zetten. Nog vóórdat zijn hoofd de vloer van het Grand Café raakte, was hij al bewusteloos.

(tuvokki en bazbo, juni 2007)

Deze aflevering is nooit verschenen op FOK!

• • •
 

10-07-2007

Regensburg aflevering VIII – ‘(titelloos)’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

Vorige keer in Regensburg:
Jaques zit in een lastig parket. In aflevering vier komt hij een duister figuur uit het verleden tegen. Een evenbeeld van hemzelf die alleen maar slechte bedoelingen heeft, en een fileermes…

Hier is Regensburg VIII

Het fileermes had hem verlost van de jeuk, zonder hem pijn te doen. Voor hij het wist lag Jaques op de vloer van het schuurtje. Zijn keel bloedde. Cazador Del Sol had geen woord gezegd. Jaques voelde dat hij langzaam weg dreef van de werkelijkheid. Het was alsof er langzaam een alles overweldigende lading psilocybine door zijn keel naar de rest van zijn lichaam stroomde. Was het een hallucinatie dat Cazador Del Sol zijn kleding aan het uitdoen was? En was het werkelijk dat ook Jaques naakt was? Bibberend lag Jaques op de grond. Hij had het idee dat de trip het leven uit zijn keel zoog. Hij probeerde de vloed te keren met zijn handen. Het duurde even voor hij zich realiseerde dat er bloed tussen zijn handen liep.
Zo lag Jaques te wachten op wat hij aanzag voor de zekere dood. Hij begreep het niet, want in een van zijn ontdekkingtrips was hem zijn dood heel anders voorspeld. De geur en de kleur kwamen hem wel bekend voor. Er was een tunnel van licht, en een bekend gezicht. De poeplucht drong zijn neusgaten in. Poeplucht? Dat was geen onderdeel van zijn visioen! Jaques keek op naar de hemel, maar zijn zicht werd geblokkeerd door een vage gestalte in een lange jas, met hoed. De man boog zich over Jaques heen en bracht zijn handen naar de gehavende keel van de kerkleider. “Déjà-vu,” dacht Jaques vlak voor hij het bewustzijn verloor.

Een moment later voelde Jaques een scherpe pijn in zijn keel. Hij probeerde te praten, maar dat ging niet. Toen hij zijn helderheid had herwonnen, zag hij de gestalte het huisje uit gaan.
“Ik moet die man bedanken!” Jaques kroop achter de figuur aan. Buiten bleek hij alleen. Of nee, hij zag zichzelf lopen richting het Marktplein van Regensburg. Strompelend toog hij dezelfde richting in. Hij volgde zichzelf op een afstand om niet ontdekt te worden. Dit was niet de man die hem gered heeft, maar zijn moordenaar. Jaques twijfelde of hij dood was of niet.
“Wacht even. Ik kan niet dood zijn, en tegelijkertijd mijzelf ook achtervolgen. Dit moet mijn evenbeeld zijn dat ik achtervolg.”
Cazador Del Sol ging verkleed als Jaques het stadje in. En de naakte kerkleider zat hem op de hielen.

Bij de Regensbrug hield Cazador Del Sol halt. Snel verborg Jaques zich in de bosjes. Dat was nog een heel gedoe, want hij gleed bijna uit. Toen hij keek wat er onder zijn blote voeten lag, ontdekte hij dat het gebruikte condooms en lege breezerflessen waren. Even verderop hoorde hij stemmen. Voetje voor voetje schuifelde hij dichterbij. Hij verstopte zich achter een dikke boom. Niet ver weg zag hij drie mannen. Het duurde niet lang voor hij ze alledrie herkende. Het waren Rahmi en Dirk-Hein, die stonden te praten met Cazador.
“Shit, ik kan ze niet horen.” Voorzichtig sloop Jaques binnen gehoorsafstand.
“Jongens,” hoorde Jaques zijn moordenaar zeggen, “pas op voor Jooscht Paul Bak ’n Ei!”
“Hoezo?” Rahmi keek verwonderd. “Die eikel doet ons niks hoor!”
Jaques was benieuwd wat Cazadors antwoord zou zijn. Maar die zei niets. Hij liep door. Ineens kreeg Jaques de behoefte om de jongens iets toe te fluisteren, maar daar was geen tijd voor. De jongens liepen weg, en Jaques volgde Cazador op zijn verdere pad.
Het leek wel of Cazador rechtstreeks terugliep naar het Grand Café. Jaques was opnieuw in het steegje waar hij Rahmi en de zwerver op de avond van de opening had gade geslagen. Cazador liep nog altijd voor hem uit. Jaques klom op het platte dak om via de bovenverdieping het café binnen te kunnen. Met moeite lukte het hem een raampje te forceren. Vanaf de balustrade zou hij goed zicht hebben op wat zijn moordenaar allemaal uit zou vreten in zijn naam.
Ineens hoorde Jaques gestommel op de trap. Snel verborg hij zich achter een gordijn. Hij hoorde een stem en herkende die van Johhny Il Linguetta.

“Godverdomme, Jaques,” klonk de cafévaas nijdig, “je praat niet over die dingen in een volle kroeg!”
“Ik zou dit niet doen als ik het niet belangrijk vond.”
“Verdorie,” bedacht Jaques, “de stem van Cazador Del Sol lijkt wel op die van mij.”
“Ik weet welk vuil spel jij en Falco hier spelen,” zei Cazador met de stem van Jaques.
Er ging een deur open en dicht. Jaques glipte even uit zijn schuilplek om niets van de conversatie te missen.
“Het kost me niet alleen geld om hier in mijn eigen kroeg te kunnen neuken; het levert me ook geen cent op!”
“Luister, Jaques,” zei Johnny, “ik heb het je voorgelegd en je wilde er verdomme niks van weten!”
“Allemensen,” fluisterde Jaques in zichzelf, “Johnny laat ineens een heel andere kant van hemzelf zien, zeg. Wat is hij lomp en woest!”
“Ik wilde niet dat het gebeurde,” ging Cazador verder, “maar nu er toch geld verdiend wordt, wil ik meedelen. Ieder een derde of ik ga met wat spannende informatie naar Bak ’n Ei. Die zal zeer geïnteresseerd zijn in dit handeltje. En hij zal het niet leuk vinden om er achter te komen wat jouw lieve zoontje met zijn dochter doet!”
Jaques kon zijn nieuwschierigheid niet bedwingen en duwde de deur op een kier. Hij zag zichzelf met zijn rug naar de deur staan. Het fileermes glinsterde vervaarlijk in het gezicht van Johnny, die witjes achteruit deinsde.
Toen ging alles ineens heel snel. Johnny wachtte niet op wat er gaat komen, maar pakte een pook uit de bak die bij de haard stond. Met één ferme zwaai sloeg hij de schedel van Cazador Del Sol in. Bloed spetterde alle kanten op.
“Vuile kutmongool, een beetje fucken met een Il Linguetta. Dat krijg je er van!”

Jaques wachtte niet af om te zien hoe zijn tweede dood die avond afliep. Hij vluchtte naar zijn kerk.
“Later zal ik wel zien hoe ik dit naar mijn hand kan zetten,” dacht hij.

Twee keer dood in een aflevering, hoeveel levens heeft Jaques?
Wat is dat toch met die hoeren is die kroeg?
Waar gaan al die lijken naar toe zo laat op de avond?
Lees het volgende week in ‘Regensburg’!

(Opnieuw een ongepubliceerde aflevering van Regensburg, geschreven door tuvokki en bazbo, juni 2007)

• • •
 
Volgende pagina »