Woordenbrij – Nóg iets met raapstelen
“Wie het eerste thuis is, die kookt!” is de stomme regel in huize bazbo. Welke mongool zou dat verzonnen hebben? Ikzelf. Voor mijn kop kan ik mijzelf wel rammen. Tegenwoordig ben ik namelijk vijf keer in de week de lul. Ik heb nogal regelmatige werkuren. Kantoortijden. Vrouwlief heeft onregelmatige werkuren en is vaak laat thuis. En dus kan ik zeker drie keer in de week en twee keer in het weekend bedenken wat de pot schaft. Nu is dat nog niet zo erg; het nog klaarmaken ook is een opgave van een heel andere orde.
“Wat gaat het vandaag weer eens worden?” vraag ik mij hardop af als ik van mijn werk naar huis fiets. Had ik al verteld dat ik sinds een half jaar een nieuwe werkplek heb en dat ik tegenwoordig met de fiets naar die nieuwe werkplek kan in plaats van met die stinkende streekbus? Nee? Nou, ik heb sinds een half jaar een nieuwe werkplek en ik kan tegenwoordig met de fiets naar die nieuwe werkplek in plaats van met die stinkende streekbus. “Wat hebben we ook weer allemaal in huis?”
Zoals ik al in een eerdere culicolumn vertelde, hebben we een abonnement op een groentepakket. Iedere week krijg ik een kratje vol groente, vers en biologisch geteeld. En lekker! Het enige nadeel is dat het seizoensgroente zijn en dus komt de andijvie, witlof en prei ons inmiddels danig de strot uit. Maar wat zat er vorige week weer in het pakket? Jawel, hoor! Daar heb je ze weer: raapstelen!
“Gadver, weer raapstelen,” zei mijn lieftallige vrouw. Ze zei het met zo’n vies gezicht, dat ik haar op dat moment even een stuk minder lieftallig vond.
Ondertussen was het repertoire met raapstelen wel zo’n beetje op. We hadden al raapstelenstamppot, raapstelentaart en raapstelensalade gehad. En twee weken erna weer raapstelenstamppot, raapstelentaart en raapstelensalade. In twee maanden tijd hadden we wel vier keer raapstelenstamppot, raapstelentaart en raapstelensalade gegeten. Tijd voor een afwisselender dieet.
“Dat wordt iets met pasta!” gil ik het bijna uit op de fiets.
“Kook de pasta in elf minuten gaar, giet het af en laat het uitlekken in een vergiet,” lees ik op de verpakking van de spaghetti.
“Een vergiet, wat een stom woord, zeg,” mummel ik, terwijl ik een pan met ruim water op het vuur zet. “Je kunt helemaal niets gieten met een vergiet. Of is dat juist de bedoeling dat je iets vér giet? Aan de andere kant: als je een flinke hoeveelheid vloeistof in een vergiet gooit, vergiet je een flinke hoeveelheid vloeistof. Vergieten zoals in ‘verknoeien’. Woorden die met ‘ver’ beginnen, zijn trouwens altijd lastig. Is het verknoeien of vér knoeien? Vertrouwen of vér trouwen? Verzuipen of vér zuipen? Hou toch op!”
Tip: gooi een scheut olie in het water. Dan blijft de pasta later minder aan elkaar plakken. Zeggen ze. Er zijn ook lui die zeggen dat het onzin is. Weet ik veel. Baat het niet, dan schaadt het niet. Mijn pasta plakt in ieder geval nooit aan elkaar.
Terwijl het water met de pasta voor vier personen kookt, snijd ik het blad van de bos raapstelen in smalle reepjes.
“Raapstelen. Ook een stom woord. Je gebruikt het blad en gooit de stelen weg.” Ik doe de groente in de wasbak en was het goed. “Wie wil er nou zand eten?” roep ik nogal hard door de keuken. “Biologische groente is lekker, maar als je het niet wast eet je modder.”
Ik bak wat spekjes uit in een koekenpan.
“Koekenpan. Nog zo’n stom woord. Er kan maar één koek in je pan. En een koekenpan gebruik ik meer voor eieren en spekjes bakken dan voor koeken. Wat voor koeken, trouwens. Chocoladekoeken, eierkoeken, gevulde koeken, tarwekoeken of moederkoeken. Wees ’s wat duidelijker, zeg! Stom woord.”
Ik krijg dorst. Zal ik als een bouwvakker een fles bier aan de bek zetten of zal ik eens chique een mooie cocktail mixen?
Cocktail is ook een mal woord. Net als volledig. (Afgezaagde woordspelingen, bazbo, die kennen je lezers al lang, hoor!) Hoe kan iets nou vol en ledig tegelijk zijn? Of een zeemeermin: is het nou de zee, het meer; meer of min? En valkuil is ook belachelijk: is het een valk of een uil? Naargeestig net zo: wat is het nu? Naar of geestig? In diezelfde orde, maar dan in het Engels: cocktail.”
Ik pak een stuk of tien kerstomaatjes en snijd die doormidden. Vervolgens zet ik als een bouwvakker een fles bier aan de bek. Dan open ik de koelkast en trek ik de gorgonzola tevoorschijn die ik bij mijn kaasboer heb gekocht. Kaas, daarover moet ik toch nog eens een geweldige column schrijven. (Help me onthouden.)
Zo’n tweehonderd vijftig gram van die heerlijke Italiaanse blauwader is wel genoeg. Ik verkruimel het. Het mes spoel ik af onder de hete kraan. Ik heb het nog nodig voor een frisse salade. Ik droog het mes af met een theedoek.
“Een theedoek. Waarom heet een theedoek een theedoek? Heeft niets met thee te maken. Een handdoek is ook een stom woord. Ja, in de keuken hangt een handdoek om je handen mee af te drogen. In de badkamer gebruik je een handdoek om je hele lijf mee af te drogen. En een badhanddoek dan? Een hoofddoek gebruik je niet om je hoofd mee af te drogen en een omslagdoek is er niet voor je omslag. Gebruik je een theedoek om thee mee droog te maken? Nog stommer: een vaatdoek. De vaat droog je af met een theedoek (lekker logisch) en een vaatdoek gebruik je overal voor, maar niet voor de vaat. Nee, dat zou een lekker onhygiënische bende worden in de keuken, zeg. Heb je net je eettafel ontdaan van alle voedselresten die je naast je bord hebt gekwijld, droog je er daarna de afwas mee af. Meestal gebruik ik een vaatdoek om het aanrecht mee schoon te maken. Dat ding moet dus gewoon aanrechtdoek heten.”
En dan komt het grote slot. De pasta is afgegoten en ik doe die weer terug in de pan. Dan roer ik er de uitgebakken spekjes door en de brokjes kaas. De kaas moet goed smelten. Vervolgens meng ik er de uitgelekte raapsteeltjes doorheen en tenslotte heel voorzichtig de tomaten.
“Jongens, eten!” roep ik naar de woonkamer.
“Wat eten we?” vraagt vrouwlief.
“Raapstelenspaghetti.” Ik neem een grote hap. Het is een zwaar gerecht dat goed vult. De zoutige smaak is prettig. Goede kaas in een wonderlijke combinatie met de nootachtige raapsteel. De brij laat ik even in mijn mond en dan slik ik het door. “En wat vind je ervan, vrouwlief?”
Vrouwlief doet heel voorzichtig wat pasta op haar vork, met een spekje, een tomaatje en wat groenslijmerige groente. Dan brengt ze het naar haar mond. Lang kauwt ze niet.
“Gadverdamme.”
Ik ga naar het aanrecht om de vaatdoek te halen. Je kunt er ook kots mee wegvegen.
Theedoek, handdoek, hoofddoek, omslagdoek, vaatdoek. Stomme woorden.
Volgende keer de logica van de zakdoek. (Help me onthouden.)
–
Apeldoorn, mei 2008