bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

12-05-2010

Geen naam

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 21:27

Maar moet je hier eens kijken! In deze tuin staat een grote houten ooievaar. Vlak voor het raam hangt een enorm spandoek. Ik hoef mijn leesbril niet op te zetten. In koeienletters en met zwarte verf staat er op het doek geschilderd:

Sinds tijden heb ik het al niet gehad over mijn nieuwe werkplek. Ik ga het nu niet doen. Het enige dat ik er nu over moet vertellen, is dat ik er op de fiets naartoe kan in plaats van dat ik in een stinkende streekbus moet. Met de lente volop in ontwikkeling kan dat heerlijk zijn. De frisse meimorgenwind doet mijn lange haren wapperen en de tranen uit mijn gevoelige oogjes stromen.
Het is een aangename en afwisselende route die ik fiets. Door nieuwbouwwijken, twee keer onder het spoor door, langs vijvers, door een prachtig park, over drukke wegen en rustige fietspaden. Ook kom ik door een woonerf met een plantsoen. Een hoop hondenstront hier weer. Het dagelijkse fietstochtje door het schilderachtige Apeldoorn heeft mij al veel stof opgeleverd voor mijn verhalen. Voortdurend kijk ik om mij heen. Mijn ogen en oren zijn gespitst op alles wat maar een nieuw stukje kan opleveren.

Als ik langs woningen rijd, vind ik het vaak leuk om bij de mensen naar binnen te kijken. In een flits zie ik de inrichting. Soms is die donker, vol en klassiek; soms ook licht, ruim en modern. Ik vraag me af wat het zegt over de mensen die er wonen. Wat zijn hun bezigheden? Wat doet men zoal om kwart voor acht ’s morgens? De meeste woonkamers zijn leeg. Geen kip te zien. Wacht, in deze doorzonwoning hier zit iemand bij het achterraam aan de eettafel. Ik fiets te snel om te kunnen zien wat die iemand aan het doen is. Vast ontbijten. Of de krant lezen. Soms verwacht ik wel eens mensen bezig te zien met het verrichten van de copulatiedaad, maar die zie ik nooit. Want zeg nou zelf: wie gaat er nu ’s morgens vroeg om kwart voor acht de copulatiedaad verrichten en dan ook nog eens in de woonkamer met de gordijnen open?

Tuinen zijn ook leuk. In sommige wijken zie je schitterend aangelegde modeltuinen met vijvertjes, rotspartijen, utopiegazonnen en ledverlichting langs het pad naar de voordeur. In andere buurten liggen er slechts stoep- of grindtegels, staan er grote wilde struiken of is het gras al in geen maanden gemaaid. Soms zie je een stuk speeltuig voor kinderen: een schommel of een zandbak. In andere tuinen staan beelden of gewoon een boel fietsen geparkeerd.

Maar moet je hier eens kijken! In deze tuin staat een grote houten ooievaar. Vlak voor het raam hangt een enorm spandoek. Ik hoef mijn leesbril niet op te zetten. In koeienletters en met zwarte verf staat er op het doek geschilderd: ‘Ailly en Ëelly’. Meer niet.
Wat is dit? Lang hoef ik niet na te denken. Een ooievaar in combinatie met een spandoek betekent in 99,99% van de gevallen dat er een blijde gebeurtenis heeft plaatsgevonden bij de bewoners van het pand. In dit huis zijn nieuwe bewoners bij gekomen. In de overige 0,01% van de gevallen is er sprake van een ontzettend flauwe grap.

Ailly en Ëelly, godbetert. Wie verzint er nu zulke debiele namen? Vooral het trema op Ëelly maakt me agressief. Wat zijn dit voor ouders? Voelen ze zich verheven of voornaam, dat ze deze monsterlijke namen aan hun kind geven? Waren die kinderen niet gepland, een foutje, het gevolg van een vergeten of disfunctionerend voorbehoedsmiddel? Hadden de ouders geen geld voor een dubbele abortus? Ouders die hun kind Ailly en Ëelly noemen, zouden in hun blote gat aan de ketting gelegd moeten worden, net ver genoeg van elkaar dat ze niet nóg eens kinderen zouden kunnen verwekken en affreuze namen geven. Ook zouden ze een behandeling moeten ondergaan waarbij de stembanden definitief verwijderd zouden worden, zodat ze nooit aan een ander kunnen vertellen hoe hun kinderen heten. Die ander zou eens op een idee kunnen komen.
Ik kijk in de tuin ernaast. Daar staat een bord ‘Te koop’. Ik durf geen causale verbanden te leggen; dat laat ik liever over aan mijn intelligente lezers. Even sla ik mijzelf voor de kop; ik heb mijn fototoestel vergeten.

Wat doe je je kinderen toch aan?
“Mevrouw, mogen Ailly en Ëelly buiten komen spelen?”
“Ailly en Ëelly, willen jullie verkering met mij?”
“Ailly en Ëelly! Aan tafel!”
Of dat je bovenop ze ligt: “Oh, Ailly en Ëelly, ik kom!” Ik zou terstond van Ailly en Ëelly een slappe plasser krijgen.

Ik heb in mijn leven heel wat afzichtelijke namen gehoord en gezien: Norbert, Anita, Joekie, Lobke, Vinan, Alexia, Angenies, Muriël, Titus, Pleuntje, Abco, Myrthe, Armand, Robin, Arjan, Duncan, Gezien, Allard, Daphne, Axel, Babs, Olaf, Jorden, Wanda, Wobbechien, Benno en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar dat doe ik niet. Ik heb er geen tijd voor, want ik zoek een emmer. De kleur ervan maakt niet uit; als er maar een hoop kots in kan. Nóg erger vind ik het als de schrijfwijze van op zich normale namen is aangepast aan zogenaamd modern gedoe. Denk aan Maikel, Sjannet, Harrie-Jet, Reetsjel, Lous, Eepha, Rolv, Chijz, Yan en Pied. Het zien van zo’n naam doet mij ogenblikkelijk naar het vomitorium spoeden. Ik begrijp dat ouders hun kinderen uniek vinden en ze ook een bijzondere naam willen geven, maar deze Ailly en Ëelly slaan echt werkelijk alles. Geef ze dan géén naam. Aan de andere kant: Ailly en Ëelly vind ik géén naam!

Laten we het kind bij de naam noemen. Ailly en Ëelly, het klinkt verdomme als de paaspreek van de paus! Wat een bak ellende zullen die Ailly en Ëelly in het leven voor hun kiezen krijgen, zeg! Ik zie het al helemaal voor me.
Het gaat al fout op het kinderdagverblijf. De dienstdoende peuterjuf kan hun namen niet onthouden en uitspreken, hetgeen ertoe leidt dat de tweeling zich nooit aangesproken voelt en dus niet meedoet in het kringgesprek. Op de basisschool worden ze gruwelijk gepest met die belachelijke namen. Ze hebben geen vriendinnetjes en moeten vechten om te overleven. Je voelt het al aankomen: ze groeien op voor galg en rad, beginnen te blowen en geven zich over aan loverboys, betaalde seks en het mishandelen van onschuldige personen op straat. Dan gaan ze naar het middelbaar onderwijs. Al vroeg belanden ze in de jeugdgevangenis, krijgen TBS en de verborgen camera van Peter R. de Vries achter zich aan. Tijdens Koninginnedag wordt hen gratie verleend. Onderdak hebben ze niet en krijgen ze ook niet van hun ouders, want die herkennen de twee wilde wijven niet. Na een leven op straat belanden ze in de goot. Daar overdenken de twee vrouwen hun bestaan en de zin ervan. De beste oplossing zou een dubbele zelfmoord zijn, maar daar zien ze vanaf omdat ze er waarschijnlijk te veel mensen een plezier mee zouden doen en dat gunnen Ailly en Ëelly de mensen niet. Wat een ongevoelig en egocentrisch stelletje is de tweeling geworden! Uiteindelijk doen ze een beroep op de hulpverlening. En wat dát allemaal niet kóst! Moet ik, brave burger, meebetalen aan de re-integratie en rehabilitatie in de maatschappij van twee minkukels die minkukels zijn geworden omdat hun ouders ze voor het leven getekend hebben met de roepnamen Ailly en Ëelly?

Wat is er potjandosie mis met authentieke prachtnamen als Johan, Frank, Esther, Joris, Dick, Trudy, Jean-Paul, Femke, Bert, Nathalie, Maurits, Jan, Rikus, Anke, Laurens, Nick, Marijke, Jan Willem, Arno, Wietse, Petra, Thako en bovenal: Bas? Mooier kan toch niet? Waarom dan het assortiment aan voornamen uitbreiden met gedrochten als Ailly en Ëelly?
Maar misschien zit ik er wel grandioos naast. Misschien zijn de twee pasgeborenen wel helemaal geen mensenkinderen, maar jonge hondjes, katjes, ratjes of twee vette fretten. In dat geval mag mijn ergernis geen naam hebben.

Prettige Hemelvaart, mensen!

Apeldoorn, mei 2010

(Voor wie het niet wist: de genoemde voornamen in de laatste alinea zijn die van alle vaste columnisten van FOK!…)

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment