bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

22-04-2011

SOA:p (1) (piloot-aflevering)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 21:58

Uitleg: in juni 2007 oppert columnist tuvokki het idee om met alle columnisten gezamenlijk een soap te schrijven. Goed idee, maar er kwam even niets van terecht.
Uw eigen bazbo nam razend enthousiast het voortouw. Hij ontwierp een locatie, personages en een duister plot.
Hieronder zijn pilot-aflevering uit 2007, die door alle columnisten werd afgewezen. Gelukkig maar. Maar wordt vervolgd!

Het is donker en leeg op het Marktplein. De camera kijkt het plein rond. We zien oude herenhuisjes met mooie geveltjes. In sommige panden is een kantoor gevestigd. In weer andere brandt licht; deze worden bewoond. Tussen de gevels van twee huizen door zien we een grote fabriekspijp. Het regent. Op het plein staat een viskraam, maar die is nu gesloten. Op het bord bovenop de kraam lezen we ‘Van de Tong visspecialiteiten’. De camera draait verder. Kijk daar, een café. De camera zoomt in. Het café heet ‘De Kast’. Er staan wat fietsen en auto’s voor de deur. Buiten, onder een luifel, staan twee tafeltjes met wat stoelen. Er zit niemand. Achter de kleine raampjes brandt licht. De camera zoomt door een van de raampjes naar binnen.
In het café zien we een donkere ruimte; het is een typische dorpskroeg. Her en der staan wat kleine tafeltjes en er is een bruine bar. Aan enkele tafels zitten mensen; achter de bar staat een jong meisje bier te tappen. Ze draagt een naveltruitje en een wijde joggingbroek. Haar zwarte haren heeft ze in een paardenstaart. Aan de toog hangen wat oudere mannen.
De camera draait naar een van de tafeltjes. Een man en een vrouw zitten ieder aan een kant van de tafel. De man ziet eruit als iemand van voor in de veertig. Hij heeft kortgeknipt donker haar, grijzend aan de slapen. We zien dat hij een colbertjasje draagt op een wit overhemd zonder stropdas. Hij is opmerkelijk glad geschoren. De vrouw heeft haar lange zwarte haar opgestoken. Ze is zorgvuldig opgemaakt en dat maakt het moeilijk om haar leeftijd goed in te schatten. Ze heeft een wit kort leren jasje aan met daaronder een zwarte blouse. Een zilveren ketting siert haar hals. Ze trekt driftig aan een sigaret. De man drinkt een fluitje pils; de vrouw heeft een glas rode wijn voor haar neus.

“Dat kan zo niet langer, Albert,” zegt ze.
“Maar schatje,” wil Albert uitleggen, “ik kon er toch ook niets aan doen dat ik … ”
“Ik weet niet of wij nog wel door moeten gaan met deze relatie,” onderbreekt de vrouw. “Kijk, ik vind heel veel dingen aan jou erg leuk.”
“Nou dan? Laten we die dingen koesteren, Astrid.”
“Laat me niet lachen, Albert. Er zijn kanten aan jou die bepaald niet om te koesteren zijn. Neem nou je… ”
“Ja ja, ik weet het. De laatste keer heb ik het verprutst. Maar geef me nog een kans.” Albert kijkt haar smekend aan. “Alsjeblieft.”
Astrid kijkt vertwijfeld een andere kant op.

De deur van het café gaat open. Er komt een meisje van een jaar of twintig binnen. Ze is niet al te lang en draagt zwarte laarsjes onder een zwarte broek. Haar korte zwarte jas is drijfnat. Er druipt water uit haar korte blonde haar. Onmiddellijk vallen haar ogen op. Die zijn helder blauw, maar sterk geaccentueerd door mascara.
“Hé, Tineke!” roept het barmeisje. “Regent het zo erg buiten?”
Tineke trekt haar kletsnatte jas uit. Ze heeft een zwart truitje aan en een knalroze sjaaltje om haar hals. Met een hand strijkt ze door haar haren. Die staan nu nogal sprieterig omhoog. Glimlachend loopt ze naar de bar.
“Dit is geen regen meer; dit is een zondvloed,” zegt ze.
Het meisje achter de bar moet lachen. “Moest je werken?” vraagt ze.
“Ja, er was een grote order binnengekomen, waardoor het personeel langer moest blijven. En dan is het druk in de fabriekskantine.”
“Wie bestelt er nou grote hoeveelheden groene plastic gieters?” vraagt het meisje van achter de bar.
“Ja, dat weet ik ook niet. Het zal wel mode zijn.”
“Jij maakt altijd grapjes, wist je dat?”
“Waarom niet? Het leven is niet altijd serieus, hoor.”
“Wil je wat drinken?”
“Doe maar een sinas. Ik moet nog fietsen.”
Het meisje achter de bar gaat een sinas inschenken. Tineke kijkt ondertussen het café rond.
“Het is hier niet druk voor een zondagavond.”
Het barmeisje zet een glas sinas op de bar en zegt: “Nee, en lekkere kerels zijn er ook al niet.”
“Nicolien!” roept Tineke uit. “Wat zeg jij nou? Sinds wanneer ben jij op jongensjacht?”
“Weet je die drie Turkse jongens nog, die hier vorige week zaten te vergaderen? Dát waren leuke lui.”
“Ze zagen er wel goed uit. Maar ze fluisterden zo stiekem met elkaar.”
“Stil, daar heb je pa,” fluistert Nicolien.
Er gaat een deur achter de bar open en er verschijnt een man van een jaar of vijftig. Hij is licht kalend; het weinige haar dat hij nog heeft is grijs. Hij draagt een wit hemd met grijze streepjes en daaroverheen een leren vestje zonder mouwen. Hij is duidelijk de kastelein.
“Dag meneer ter Ziele,” zegt Tineke.
“Zo Tineke, jij ook weer eens hier?” bromt de man. “Dit is een café. Dat is geen plaats voor jonge meisjes zoals jij.”
“Waarom laat u uw eigen dochter hier dan werken?”
“Dat is bittere noodzaak. Pruttie zit volop in de overgang en mijn moeder kan niet meer werken.”
“Nee, ik zag Oma laatst nog in het Bloempottenplantsoen rijden met haar rolstoel. Hoe gaat het met haar?”
“Ze kan na die hersenbloeding geen woord meer zeggen. En ze onthoudt ook niets meer. Als ik nú zeg dat ze vergeten is d’r broek dicht te doen, dan weet ze nú niet meer wat ik gezegd heb.”
“Wat erg.”
“Ja, het is wat met die hersenbloedingen. Mijn grootvader zaliger heeft er ook een gehad. Wat zeg ik: een? Hij had er meerdere. Sterker nog: hij verzamelde ze. Hij had een hele collectie van die dingen achter elkaar. En hij bewaarde ze in een vitrinekast op zijn werkkamer. Dat kwam zo, toen hij na de oorlog …”

De camera draait weg. De deur van het café gaat open. In de deuropening verschijnt een man van rond de veertig jaar. Hij heeft lang haar en een baard, die allebei beginnen te grijzen. Zijn jasje en broek zijn nat. Aan zijn voeten draagt hij alleen maar sandalen. Op de deurmat klopt hij de ergste druppels van zijn paraplu af. Hij zet het regenscherm in een paraplubak en kijkt de zaak rond. Dan loopt hij naar het tafeltje waar Albert en Astrid zitten.
“Man, ik schrok me rot toen het gebeurde,” horen we Astrid tegen Albert zeggen.
“Ik ook,” antwoordt Albert. “Ik ook. Iedere keer weer.”
“Is er niets tegen te doen? Want zo kan het echt niet langer, Albert. Ik kan er niet meer tegen.”
“Hé, Albert,” zegt de man met het lange haar als hij bij het tafeltje is aangekomen.
Albert draait zich om. “Hé Sjaak. Wat doe jij hier?”
“Ik kom hier vaker,” zegt Sjaak. “Jij ook?”
“Niet echt. Toevallig vanavond. Maar wacht, laat me je voorstellen.” Hij staat op en draait zich naar Astrid. “Dit is Astrid, zij is medewerkster bij ons in de uitgeverij. Astrid, dit is Sjaak.”
“Aangenaam,” zegt Astrid.
“Sjaak,” zegt Sjaak. “De broer van Albert.”
“Broer?” Astrid is verbaasd. “Ik wist niet dat hij een broer had.”
“Zijn tweelingbroer. Maar ik zie dat jullie in een serieus gesprek zijn.”
“Het geeft niet,” zegt Albert en gaat weer zitten.
“Nee nee,” zegt Sjaak. “Je mag het eerlijk zeggen, hoor, als het je niet uitkomt dat ik bij jullie aan tafel kom zitten. Geen probleem. Ik ga wel even naar Joop aan de bar.”
Sjaak draait zich om en loopt naar de bar.

“… en nadat al die geiten hun kunstje gedaan hadden, is later dat hele circus nog opgedoekt. Maanden hebben ze ervan gegeten,” vertelt Joop. Tineke en Nicolien luisteren duidelijk niet echt. Ze wisselen elkaar blikken van verstandhouding toe.
“Goedenavond,” zegt Sjaak, die erbij is komen staan. “Joop, heb je voor mij een biertje?”
“Nicolien,” zegt Joop tegen zijn dochter. “Tap jij Sjaak eens een lekkere goudblonde jongen.”
“Oké,” zegt het meisje en gaat aan het werk.
“Met de nadruk op blond,” fluistert Joop in haar oor als ze vlak langs hem komt lopen. “Doe maar drie vingers schuim in plaats van twee. Ze moeten ons tot ons vijfenzestigste aan de kost laten komen, hoor. Hoe meer ze drinken, hoe beter we het hebben.”
“Ja, hoor, pa,” fluistert ze nèt zacht genoeg, “en streepjes zetten we met een vork.”

Sjaak is inmiddels naar het eind van de toog gelopen. Daar hangt een man voorover over de bar. Het is een jongeman, licht kalend op de kruin, in slonzige kleding.
“Hé, Willy! Je kunt niet om jou heen in dit café,” zegt Sjaak hartelijk. Het is duidelijk dat hij een bijzondere band heeft met Willy.
“Huh? Wat?” Willy komt verward kijkend omhoog. Hij kijkt om zich heen en ziet Sjaak. “Oh, ben jij het? Ik weet het, je krijgt nog geld vamme, maar ik hebbutnie.”
“Geeft niets, Willy. Hoe is het met de schrijverij?”
“Kut met een rietje. Net als de liefde overigens.”
“Nog steeds niet opnieuw aan met die ex van je?”
“Man, ik werd vanmorgen bij een andere ex op de bank wakker. Stomdronken moet ik geweest zijn.”
“Zoals nu.”
“Zoiets. Maar waar was ik? O ja, ik was bezig met deze vent hier naast me het bloed onder de nagels vandaan te halen.” Willy draait zich naar de andere kant, alwaar een zenuwachtig heerschap zich boos staat te maken. “Zeg eens, Sjoerd van Preutscheuten,” zegt Willy, “wordt het niet eens tijd voor een hoofdtransplantatie?”
We kijken in het verbaasde gezicht van Sjaak als we op de achtergrond geluiden horen van een handgemeen. Sjaak keert zich om naar de bar. Tineke staat even alleen nu haar vriendin aan het werk is. Onzeker drentelt hij op haar af.

“Dag,” zegt Tineke tegen Sjaak.
“Dag,” zegt Sjaak tegen Tineke.
Ze kijken elkaar aan, maar zeggen niets.
Nicolien staat van een afstandje te kijken met grote ogen.

“Nicolien,” zegt Joop. “Werk je wel een beetje door? Straks komen de wethouders een borrel drinken en die moeten we gelijk kunnen bedienen. Die lui hebben een vermoeiende vergadering achter de rug, dus die hebben dorst. Wat stond er op de agenda ook weer? Wacht, hier is de krant, daar stond het … Hier: advies aangaande de milieuontheffing van groene-plastic-gieterfabriek O.B. Sitas BV. Die vuilak van een Oswald Sitas wil olieafval dumpen in de sloot die langs zijn fabriek komt.”
“Maar die sloot loopt dwars door ons dorp. Zou Tineke dat weten?” vraagt Nicolien zich hardop af. “Die maakt zich erg druk over het milieuprobleem en die werkt in die fabriek nota bene.”

“Ik heb jou hier eerder gezien. Kom je hier vaak?” vraagt Sjaak zachtjes aan Tineke.
“Soms. Nicolien is mijn beste vriendin.”
“Ach, zo.” Sjaak zegt verder niets.
“Altijd als ik hier ben zie ik u ook.”
“Zeg maar jij. Of noem me Sjaak.” Verlegen kijkt hij naar de grond.
Tineke moet glimlachen. “Wil je weten hoe ik heet?” Ze steekt haar hand uit. Sjaak pakt hem voorzichtig aan. “Ik heet Tineke.”
“Tineke,” stamelt Sjaak. “Het mascarameisje.”
Tineke bloost, maar vraagt: “En jij? Kom jij hier vaak?”
“Ook af en toe. Als het thuis te heet aan mijn voeten is geworden.”
“Je loopt op blote voeten in sandalen en het regent pijpenstelen. Hoe kan het jou te heet aan je voeten worden?”
“Mijn zoon zit midden in de puberteit. We hebben nog wel eens een botsing.”
“Je zoon?” vraagt Tineke, met ietwat teleurstelling in haar stem.
“Ja. Hij heet Bo. Het is een fantastische knaap, maar soms zo eigenwijs, hè? Nu zit dat in de familie. Ach, en als we weer eens een aanvaring hebben gehad, dan kom ik soms uitblazen hier in café ‘De Kast’.”
“Je lijkt hier wel wat mensen te kennen.”
“Ja, Joop ken ik goed, maar die kent iedereen. En Nicolien ken ik ook. En daarginds zit mijn broer. Mijn tweelingbroer.” De camera draait weer naar het stel aan de tafel.

“Echt, Albert,” zegt Astrid, “ik trek het niet meer. Iedere keer als het gebeurt, heb ik slapeloze nachten.”
“Maar schatje, je houdt toch nog wel van mij?” vraagt Albert.
“Ja, dat wel.” Astrid praat nu iets te luid, camera zoomt in op haar licht betraande gezicht. Ze draait zich om en we zien Albert op de achtergrond. Met een theatrale zucht huilt ze, zodat het hele café het kan horen. “Maar ik kan onmogelijk leven met een man die bij elk orgasme zijn bed onder schijt.”
Camera zoomt in op het gezicht van Albert. Zijn ogen staan verschrikt. Dan vormt zich een gemene grijns op zijn gezicht.

(Aftiteling)

(Einde van deze pilootaflevering. Wordt vervolgd.
Met dank aan tuvokki. En tijl.)

Apeldoorn, juni 2007 – herzien: Nijmegen/Apeldoorn, april 2011

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment