Bloot poepen in het bos
Ik heb soms malle ideeën. Of zoiets. Hoe begin je een verhaal met een dergelijke titel? Ik wil niet gelijk met de grootste ranzigheid in huis vallen. Dat valt nog niet mee. Waarom verzin ik dan ook van die idiote titels? Wie het weet, mag het mij komen vertellen. Ik heb er totaal geen grip op. Ze komen zoals ze komen.
Ik heb soms malle ideeën. Of zoiets. Hoe begin je een verhaal met een dergelijke titel? Ik wil niet gelijk met de grootste ranzigheid in huis vallen. Dat valt nog niet mee. Waarom verzin ik dan ook van die idiote titels? Wie het weet, mag het mij komen vertellen. Ik heb er totaal geen grip op. Ze komen zoals ze komen.
Nu ben ik nogal een controlfreak en wil ik graag dat de dingen in het leven gaan zoals ik dat wil. Dokter Swaab zegt dat veel van je karakter, persoonlijkheid en gedrag al vastligt bij je geboorte. Het is al bepaald vóór je geboorte. In de eerste negen maanden na je conceptie ontwikkelt zich het leeuwendeel van je ‘zijn’. Opvoeding en sociale factoren spelen niet eens zo’n heel grote rol bij je ontwikkeling ná die geboorte. Toeval is wat ons lot bepaalt. Toch hoop ik dat ik veel invloed heb op de zaken om mij heen. Beter gezegd: dat het in het leven gaat zoals ík het wil. Dus dat de krant op tijd is zoals altijd, dat de wc-rol met het eerste velletje naar mij toe hangt en dat Vrouwlief de vaatwasser inpakt zoals het hóórt. Om maar een paar voorbeeldjes te noemen. En oja: dat het Dommelsch bier continu in de aanbieding is. Of gratis.
Ik baal namelijk als een stekker als het niet gaat zoals ik het wil. Als mijn Zoon weer eens lekker puberachtig dwars ligt, dan kan ik hem nog wel een knal voor zijn kanis geven (al is tegenwoordig de kans groot dat ik een knal terug krijg), maar wat doe je bij onverwachte zaken als lekkage in huis, pijn aan je poot of onvoorspelbare natuurverschijnselen?
Over een weekje of wat laat ik mijn badkamer renoveren. Ik woon met Het Gezin nu al meer dan vijftien jaar in dit huis. Het is een heerlijk huis. We willen er graag nog een hele tijd blijven wonen. Dat vraagt om investeringen. Toen we vijftien jaar geleden het huis betrokken, was de keuken een afgetrapte bende, waren de puien vergaan en was het houtwerk zwaar verrot. De badkamer bleek een plek waar schimmel welig tierde en waar de vorige eigenaar ook in geen eeuwen iets aan had gedaan. In de afgelopen jaren hebben we een nieuwe almachtige keuken laten plaatsen, alle puien en houtwerk vervangen door kunststof en nu is dan eindelijk die badkamer aan de beurt.
De laatste maanden echter begon het water in de douchebak en de wastafel steeds trager weg te lopen. Ik hoopte dat de boel het nog even zou uithouden tot de verbouwing. Maar op het laatst ging het echt heel langzaam. Als je ging douchen stond je binnen een minuut tot boven je enkels in het water. Het liep zelfs helemáál niet meer weg. De Zoon kreeg de schuld. Die douchte veel te lang en had de kraan veel te ver open.
Onlangs dacht Vrouwlief wel iets aan de verstopping te gaan doen. Gewapend met een ontstopper ging ze ter badkamer. Er klonk een paar keer ‘plop’ en ‘plop’ en toen een krachtig ‘pffffkkkrkrkrrkkrrrrrtgggggg’. Oeps. Het leek goed te gaan.
Ik ging de sifon onder de wastafel losdraaien om eens te kijken wat dáár aan het handje was. Tegelijkertijd had De Zoon besloten zich uitgebreid te gaan douchen. Nog geen halve minuut later stond de badkamer blank. Het water liep weg door het afvoerputje van de douchebak, dat wel. Maar het kwam uit een gaatje onder het bad weer tevoorschijn, bijna twee meter van de douchebak vandaan.
“Maak je er geen zootje van?” vroeg ik nog aan De Zoon, terwijl ik op mijn knieën onder de wastafel lag. Met dat ik het zei, stootte ik per ongeluk tegen de afvoerleiding van de wastafel. Het kunststof geval schoot los uit de vloer en een fontein van zwarte modder kwam omhoog. Dit kwam nooit meer goed. Onze hele voorraad handdoeken moest eraan te pas komen om alle water en blubber tegen te gaan. (De Zoon stuurden we voor straf naakt de straat op. Die kwam er voorlopig niet meer in! Rotjong!)
De man van het ontstoppingsbedrijf was binnen twee uur ter plaatse. Al bij binnenkomst keek hij mij raar aan. Ja, ik ben een vent met lang haar. Is dat zo vreemd? Alsof die Zweedse klompen van je iets zeggen over je intelligentie.
“Ik heb én verstopping én lekkage,” zei ik.
“Die lekkage wordt moeilijk,” zei hij. Hij had trouwens een apparaat bij zich dat ik bij obstipatie nooit zou gebruiken. Ik ging hem voor naar boven. Met zijn enorme stofzuiger zoog hij het leidingstelsel vacuüm en een dikke prop ellende ploempte met een luide ‘sgggggggglurppppppp’ het apparaat in.
“En wat was het nou?” vroeg ik een beetje schaapachtig na afloop.
“Háren!” zei de man. Hij keek me aan alsof ik het antwoord zelf al wel wist. De klootzak. Hij was veel groter en sterker dan ik. Jammer. Een behoorlijke fysieke overwinning aan mij zat er niet in.
Een dag of wat later regende het stort. Ik bevond mij op de nieuwe werkplek en de werktijd zat erop. Normaal vind ik het heerlijk om die twintig minuten naar huis te fietsen. Vandaag niet. Ik wachtte een kwartiertje onder de overkapping van de fietsenstalling. Het zag er niet naar uit dat het ooit nog zou ophouden met regenen. Dan maar erdoorheen. Ik maakte vaart en reed de plensbui in. Na tien meter liep het water mijn onderbroek in.
Je zult het altijd zien. Op het moment dat ik de sleutel in het slot van mijn voordeur stak, hield het op met regenen. De zon begon te schijnen. Ik trok al mijn kleren uit, droogde me af en trok verse kleren aan. Ik zette de keukendeur wagenwijd open. Het was mooi weer geworden.
Ik kookte en we aten het op. Halverwege de avond werd het donker. Niet omdat het al zo laat was, maar omdat zware wolken opdoemden. Het begon weer te regenen. Wat een hoosbui. Wacht, de keukendeur stond nog wagenwijd open.
Ik stond in de deuropening. Het was echt een enorme stortbui. Als ik die twee stappen naar buiten zou doen om de deurklink te pakken en de deur dicht te doen, dan was ik wéér doorweekt en kon ik wéér droge kleren aantrekken. Nee, ik deed het anders. Ik bleef binnen in de deuropening staan en pakte met mijn rechterhand de glaslat van de deur beet. De deur gaat linksom naar buiten open en ik trok hem naar mij toe. Het ging niet. Ik zette mijn linkerhand in de deurpost. Zo kon ik meer kracht zetten. Zie je wel, daar kwam de deur al naar mij toe.
“Au! Kut! Godverdomme!” riep ik fijntjes uit. Ik had mijn linkerduim precies op de goede plek. Bliksemsnel duwde ik de deur weer open en rende ik naar de wasbak in de keuken. Koelen! Koelen! Godsgloeiendegezondheidssandalen, wat deed dit ongelofelijk zeer! Ik durfde niet naar mijn duim te kijken. Ik deed het toch. Hij was twee keer zo dik geworden en de nagel vertoonde al een verkleuring naar het pikzwarte. Het begon me te draaien voor de ogen en even later viel ik flauw met mijn kop op de keukenplavuizen.
De volgende dag was de weersgesteldheid aardig opgeklaard. Om niet steeds terug te denken aan mijn onfortuinlijke beknelling (niet dat het lukte, want zéér dat het deed de week erop volgend), probeerde ik mijn aandacht af te leiden. Ik stond voor het raam en keek mijn achtertuin in.
We hebben een leuk stadstuintje met een mosgazonnetje, een verzakt terras en een door onkruid overwoekerd grindperk. In de borders staan wat prutplanten en op de etagère kweken we kruiden, sla, pepers en paprika’s. Langs de schutting groeit een druif en een of andere klimplant. Maar hier rechts groeit niets. Ooit stond er een passiebloem. Schitterend ding met prachtige bloemen. Aan het eind van ieder seizoen knipte ik ‘m helemaal kort. Hij groeide wel weer aan. Dat gebeurde ook. Het jaar erop kwamen er niet alleen weer takken vol groen aan, maar ook de sprookjesachtige bloemen. Soms sloeg hij wel eens een jaartje over met die bloemen, maar het jaar erop verschenen ze weer. Tot drie jaar geleden. Toen kwam er niets. Gewoon niets. Kale stronk in het perk. Geen bloem. Geen groen. Geen gezicht. Maar wat gebeurde er een maandje of twee terug? Ik ging met Vrouwlief naar de supermarkt! Daar stond bij de klantenservice een tafel met planten en verroest, daar had je een heuse passiebloem. In een pot. Met een stuk of twee bloemen erin en al. Kijk, dat was een goed idee. We kochten hem en zetten hem met pot en al in de tuin. Zo konden we hem goed binnen de perken houden. (Wat een allemachtige woordspelingen verzin ik toch! Ahum.) Kijk, daarginds stond hij. Iets in de border op een stoeptegel. Wat was hij mooi. De paarswitte bloemen waren een waar genot om te aanschouwen.
Verhip, het begon weer te regenen. Niet zo’n klein beetje ook. Het was iets met bakken en de hemel. En stormen! Niet normaal meer!
Hola, wat gebeurde daar? De stortbui was zó plots losgebarsten, dat de passiebloemen niet de gelegenheid hadden gekregen om zich dicht te vouwen. Daar gingen ze. De regen sloeg de blaadjes eraf.
Tot op de dag van vandaag nog altijd geen nieuwe.
Het leven is zwaar, dat ziet u dan maar weer. U heeft het ook niet makkelijk, aangezien u mijn stukje heeft moeten lezen. Maar het kan nog erger: je zult deze column maar moeten schrijven.
Nee, dan kun je beter bloot poepen in het bos.
–
Apeldoorn, augustus 2011