Ik waarschuw u vast
Ik waarschuw u vast. Dit stukje is best een lap tekst. Daarom druk ik regelmatig op Enter en voeg ik witregels in. Hierdoor ontstaan alinea’s en wordt de tekst wat overzichtelijker. Toch was ik aanvankelijk van plan het niet te doen. Waarom niet? Omdat het eigenlijk niet nodig is. Als je eenmaal begint met lezen, is het hele verhaal een vloeiend geheel. Bovendien heb ik kramp in de pink van mijn rechterhand.
Ik waarschuw u vast. Dit stukje is best een lap tekst. Daarom druk ik regelmatig op Enter en voeg ik witregels in. Hierdoor ontstaan alinea’s en wordt de tekst wat overzichtelijker. Toch was ik aanvankelijk van plan het niet te doen. Waarom niet? Omdat het eigenlijk niet nodig is. Als je eenmaal begint met lezen, is het hele verhaal een vloeiend geheel. Bovendien heb ik kramp in de pink van mijn rechterhand.
Heus, ik typ met tien vingers. Dat heb ik mijzelf nog niet zo heel lang geleden aangeleerd. Het kwam zo.
De Zoon was een jaar of negen of tien en wilde typeles. Via via vonden we een leuke zelfstudiemethode en De Zoon ging aan de slag. Onderdeel van de cursus was dat alle knoppen op het toetsenbord afgeplakt moesten met stickertjes. Prut, zat ik plots met een toetsenbord waarop ik zelf niet eens meer zag welke knop ik indrukte.
Ik typte altijd heerlijk met een drie- of viervingersysteem waarbij ik mijzelf voortdurend op de vingers keek. Dat kon nu niet meer en dus was ik genoodzaakt om die cursus zelf ook te doen. In twee avondjes ragde ik mijzelf door de lesstof en oefeningen heen en kon ik blind typen. Ik kan het nog steeds.
Eerder weigerde ik om te leren met tien vingers te typen. Dat kwam door een vriendje van mij, dat ging studeren aan de School voor Journalistiek.
In de eerste les vroeg de docent: ‘Jongens, wie heeft er een typecursus gevolgd? Wie kan er met tien vingers typen?’ Het vriendje, dat zich nogal uitsloverig had voorbereid op zijn studie, stak trots zijn hand op. ‘Nou, da’s dan jammer,’ had de docent gezegd, ‘want tijdens deze opleiding mag je slechts met twee vingers typen. Als je met tien vingers typt, dan kun je je aandacht alleen maar vestigen op je typewerk en kun je tijdens het typen niet aan andere dingen denken. Als je met twee vingers typt, kun je tijdens het typen ook nog nadenken over wat je gaat schrijven.’
Toen het vriendje dit aan mij vertelde, nam ik de woorden van zijn docent voor waar aan. Dat deed ik veel jaren lang.
Maar nu De Zoon mijn toetsenbord had afgeplakt en ik dus wel blind met tien vingers moest gaan typen, kwam ik erachter dat de hele theorie van de docent voor mij niet opging. Ik kan tegelijkertijd bedenken wat of ik ga schrijven en al die woorden, zinnen en alinea’s typ ik nog razendsnel met tien vingers in ook. Sterker nog, op het werk kan ik tijdens het typen ook nog een gesprek met de manager voeren. Als je eens wist wat ik allemaal heb gedaan en besproken in de korte tijd ik dit stukje heb zitten invoeren!
Om een lang verhaal nog wat langer te maken: ik ben ondertussen best handig met het typen met tien vingers. Alleen met de functietoetsen en de cijfers heb ik nog wel eens moeite.
Cijfers liggen me sowieso niet zo goed. Op het werk (inderdaad, op die nieuwe werkplek) vermijd ik alle werkzaamheden die ook maar iets met geld te maken hebben. Thuis trouwens ook.
Ik weet niets van geld. Ja, hoe je het moet uitgeven, dat weet ik dan weer wel. Daar ben ik dan ook erg goed in. Maar hoe de financiële situatie in mijn huishouden is? Ik zou het niet weten. Vrouwlief doet de administratie; ik de boodschappen. ‘Niet te veel geld uitgeven, hoor,’ zegt ze nog wel eens. Ik weet niet wat te veel is.
Grappig is wel dat Vrouwlief de jaarlijkse belastingopgave wel aan mij overlaat. Kennelijk zijn de kleine dagelijkse bezigheden vrouwenwerk en horen de ‘grote’ financiële zaken bij de man. Nou, die grote zaken besteed ik uit aan een mannetje, dat wel.
Nu ik er zo over nadenk, klopt die stelling van de verdeling van die kleine en grote zaken in ons gezin niet. Ik doe niet alleen de boodschappen, maar ook de was. Ik kook en pak de vaatwasser in. Toe maar, waar haal ik de tijd toch allemaal vandaan? Nergens vandaan, ik maak er graag tijd voor. Tijd is geld en ik weet niets van geld, behalve hoe je het moet uitgeven.
Die boodschappen doe ik dan ook graag. Vooral bij de Turkse supermarkt, die op een winkelcentrum nog geen vijf minuten fietsen van mijn huis vandaan is gesitueerd. De eigenaar van deze winkel is een zeer vriendelijke man en zijn personeel is ook zeer aardig. Sinds kort werkt er ook een jongedame met mooie ogen. Als zij dienst heeft, kan het me niet schelen hoe lang de rij bij de kassa is.
Het meisje is duidelijk opgegroeid hier in Nederland; ze spreekt Nederlands net zo vloeiend als alle andere Nederlanders. Sommige Turkse klanten die haar in het Turks benaderen, beantwoordt ze in het Turks. Of haar Turks net zo vloeiend is als haar Nederlands, kan ik niet beoordelen, want ik spreek geen woord Turks behalve ‘merhaba’, ‘su’ en ‘efes’. Met die woorden red je het aardig in Turkije, hoor. De meeste Turkse handelaren in Istanboel spreken trouwens vloeiend Nederlands: ‘Nederland? Kijken en niet kopen!’ hoorde ik voortdurend. Geef ze eens ongelijk.
Maar goed, waar zat ik? Met mijn gedachten bij het meisje uit de Turkse supermarkt. Ze ziet er zo westers uit, dat je niet zou denken dat ze van oorsprong een Turkse is, of haar ouders.
Maar wat zag ik nu laatst? Ik was een weekje niet in de winkel geweest en plots had ze een dunne doek losjes om haar hoofd geslagen. Je zag haar zwarte haren nog wel en ik vond het haar heel mooi staan. Een dag of twee later had ze het nog steeds. Of weer. Weet ik ook veel. Ik vroeg me wel af waarom ze die omslagdoek zo opeens droeg. Zou het iets met de ramadan te maken hebben? Het zou kunnen.
Ik durfde er niet naar te vragen. Vraag me niet waarom. Ik kan zeer verlegen en angstig zijn. Stel je voor dat het inderdaad iets met de vastenmaand te maken had en ze zou zich van alles moeten onthouden en als ik dan aankom met zo’n vraag en die verlekkerde blik in mijn ogen en dat razend knappe lijf van mij, dan zou ze zich vast en zeker niet kunnen beheersen en ik zou nooit de oorzaak van welke zware zonde dan ook willen zijn. Hoewel, met dit meisje… (zucht).
Ik rekende mijn boodschapjes bij haar af: wat mooie nectarines en paprika’s, wilde spinazie en harissa. Dat werd een hete boel.
‘Deze is niet goed,’ zei ze en ze liet me een nectarine zien. Die was half verrot. ‘Wilt u een nieuwe?’ Ze stond al op en liep naar de fruitafdeling. Ik keek haar na. Ze had een geweldig leuk bewegende achterkant. Tsjonge, het bloed steeg me naar de piemel. Of zakte. Gelukkig – of voor dit verhaal jammer genoeg – ben ik opgevoed; ik dorstte haar niet hier in deze openbare supermarkt te overmeesteren en te onderwerpen aan mijn seksuele begeerte. ‘Kijkt u eens, deze is mooi,’ zei ze en ze liet me een heerlijke vrucht zien.
‘Dank je,’ zei ik, ‘dat was lief van je.’
Van de glimlach en blik die ik van haar kreeg, lag ik nog nachten wakker.
Na dit hachelijke avontuur in de supermarkt kwam ik thuis en ik zei tegen Vrouwlief: ‘Kom, voordat ik ga koken, onderwerp ik je eerst eens aan mijn seksuele begeerte.’
Mijn bloedeigen vrouw lachte mij uit. ‘Niet nu. Ik wil eerst nog wat rekeningen betalen,’ zei ze. Dat ging kennelijk voor het voldoen aan de huwelijkse voorwaarden. Nog een mazzel dat we zijn getrouwd in gemeenschap van goederen, want zij doet toch maar mooi de financiële zaken in ons huishouden. Daarbij: ik weet niets van geld, behalve hoe ik het moet uitgeven. Aan de andere kant: op deze manier ging de gemeenschap nog enkel in de goederen zitten. Je moet er toch niet aan denken. Ik moest er wél even aan denken en rilde bij die gedachte. Weg was mijn verhitte gemoedstoestand. Wat een afknapper.
‘Verhip,’ zei ik. ‘Ik ben de Turkse yoghurt vergeten.’ Ik kreeg niet de kans om nieuwe boodschappen te doen.
‘Ik zie hier bij het thuisbankieren dat we aardig rood staan,’ zei Vrouwlief. ‘Dus je zult het een tijdje zuinig aan moeten doen. Dan maar geen Turkse yoghurt. Er staat trouwens nog genoeg Griekse, Bulgaarse en aardbeien.’
Niet veel later waren de geldzaken gedaan en kreeg ik de gelegenheid om even de computer te gebruiken. Behendig tikte ik allerlei zaken in op blinde en tienvingerige wijze. En het ridicule was: de toetsen waren niet eens afgeplakt, dus ik had het ook kunnen doen met twee vingers terwijl ik op die vingers keek.
Toen ik klaar was, vroeg ik Vrouwlief: ‘Kunnen we het dan nu hebben over het in de praktijk brengen van mijn seksuele begeerte?’
Haar antwoord was: ‘Ik heb trek. Is het eten al klaar?’ Weer geen hete boel. Alleen die harissa brandde ons de bek uit.
Zo, de kramp in de pink van mijn rechterhand lijkt voorbij. Volgende keer dus ook weer een stukje met alinea’s en witregels. Ik waarschuw u vast.
–
Apeldoorn, september 2012