Daar boven op de berg
Ik kijk van achter de zaal rond. Onze kinderen zitten netjes te luisteren. Het zal mij benieuwen hoe lang ze het volhouden. De meneer spreekt niet echt hun taal. Hij is keurig gekleed in een net pak en heeft een bril op. Zijn stem klinkt ernstig door de microfoon.
‘Jullie gaan nu kijken naar een film- en diapresentatie over de geschiedenis van het dorp,’ gaat de meneer verder. ‘Na afloop kunnen jullie vragen stellen en die zal ik dan beantwoorden.’
Het licht gaat uit. We houden ons hart vast.
‘Goedemiddag dames en heren, jongens en meisjes.’ De meneer spreekt ons plechtig toe. ‘Welkom in museumdorp Orvelte. Dit dorp staat volledig op de monumentenlijst. Veel huizen en boerderijen zijn in oorspronkelijke staat teruggebracht zoals ze aan het eind van de negentiende eeuw waren en ook ingericht naar die tijd.’
Ik kijk van achter de zaal rond. Onze kinderen zitten netjes te luisteren. Het zal mij benieuwen hoe lang ze het volhouden. De meneer spreekt niet echt hun taal. Hij is keurig gekleed in een net pak en heeft een bril op. Zijn stem klinkt ernstig door de microfoon.
‘Jullie gaan nu kijken naar een film- en diapresentatie over de geschiedenis van het dorp,’ gaat de meneer verder. ‘Na afloop kunnen jullie vragen stellen en die zal ik dan beantwoorden.’
Het licht gaat uit. We houden ons hart vast.
We hebben al de hele ochtend met alle kinderen door het dorp gelopen. Het is toch ieder jaar weer een avontuur: dertien vrijwilligers die met vijftig kinderen een week lang op vakantie gaan. Een paar jaar terug organiseerde een Apeldoorns buurthuis de vakantieweek nog, maar tegenwoordig zijn we een zelfstandige stichting. We krijgen veel kinderen mee uit bijstands- en eenoudergezinnen. Velen van hen hebben leer- of opvoedingsproblemen. Wij bieden ze een lekker onbezorgde week. Er zijn nogal kinderen die al heel wat keren zijn meegeweest; we hebben veel vaste klantjes. Ieder jaar zoeken we een andere plek om te kamperen ergens in het land. Deze keer staan we op een camping in Westerbork. Dat gaf onder de leiding al grappige zinnen vooraf: ‘We gaan op kamp naar Westerbork.’
Op het scherm zien we boerderijen, de smidse en de bakkerij. Er rijdt een paard en wagen over de onverharde weg. Het beeld is zwart-wit en een beetje schokkerig. Zo lijkt het net of het heel vroeger is.
Er klinkt wat geroezemoes in de hoek waar onze kinderen zitten. Ik zie een van mijn collega-leiders opstaan en naar het groepje toe lopen. Hij fluistert iets. De kinderen zijn weer stil. De collega-leider gaat terug naar zijn plek. Dan begint het geroezemoes weer.
Gelukkig hebben de andere bezoekers er niet veel last van. Tenminste, die blijven geconcentreerd kijken naar het scherm. Het zijn veelal oudere stellen; ik zie een boel grijze krullen. Dan is onze ploeg wel een jeugdinvasie.
De sfeer tijdens de week is echt geweldig. De kinderen hoeven niet zo veel, maar doen enthousiast mee met het programma. Als begeleiders hebben we er veel plezier in, ondanks dat het toch een hele week van onze vakantie kost. We zorgen er ook echt voor dat de kinderen een vakantie krijgen. We gaan bij mooi weer lekker zwemmen en ook zeker een paar dagjes uit, zoals vandaag naar Orvelte. Om de stemming nog wat meer omhoog te krijgen, zingen we voortdurend malle liederen. Je kent ze wel, in de stijl van:
Daar boven op de berrug, daar woont een stiehier
Hij geeft geen melluk, maar Heineken bier
En van je hela hola enz.
Dit vindt iedereen zeer grappig, want een stier geeft helemaal geen melk, laat staan bier. Ik kom met een wat ondeugender versie:
Daar boven op de berrug, daar woont Sinterklaas
Hij smeerde zijn bips in, met Zwitserse kaas
En dan hebben we nog niet eens gezongen over het hondje van de slager.
In het zwart-wit zien we de lokale herder met zijn de schapen op de hei. De kastelein schenkt jenever in de herberg. Een postkoets arriveert.
Het gepraat van de kinderen wordt steeds luider. De collega-leider heeft nog een paar keer ingegrepen, maar het helpt niet echt. Het duurt de kinderen denk ik te lang.
Gelukkig gaat het licht weer aan. De meneer in het mooie pak verschijnt weer en neemt opnieuw het woord. Zijn stem dendert uit de geluidsboxen.
‘En jongens en meisjes, hoe vonden jullie het?’
Doodse stilte.
‘Wie wil er iets zeggen?’
Er gaat een vinger omhoog. Het is een meisje uit onze groep. Een jaar of negen is ze. ‘Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, maar ik wil wel een liedje zingen.’
Nee!
Te laat. Ze is al opgestaan en heeft de microfoon gegrepen.
‘Daar boven op de berg, daar woont Ria Valk.
Ze doet het in d’r eentje, met een houten balk!’
Even is het stil. Dan barsten al onze kinderen in luidkeels gelach uit en zingen luid: ‘En van je hela hola!’
Ik kijk naast mij naar mijn collega-begeleiders. Die zitten allemaal met een rood hoofd een andere kant op te kijken.
Als het hela-hola afgelopen is, zegt de meneer: ‘Dank je wel. Goed gezongen.’
Het meisje gaat apetrots terug naar haar plaats.
‘Dan was dit het einde van het programma,’ zegt de meneer. ‘Ik wens jullie nog een fijne middag in Orvelte.’
Ik ben net als mijn collega-begeleiders snel opgestaan en ga als eerste de zaal uit. Buiten wacht ik iedereen op.
De meneer staat in de deuropening en knikt iedereen vriendelijk toe ten afscheid. Als het meisje van het lied voorbijkomt zegt hij: ‘Tot een volgende keer en doe de groeten aan Ria Valk.’
–
Apeldoorn, december 2012