Huilen in Wenen (5)
Ik word wakker van Peter Gunn. ‘Dada-nana-nana-DADA, pieuw pieuw, pieuw PIEUWpieuw.’ Heel mooi, maar nu even niet. Ik draai me naar het nachtkastje, doe de telefoon uit en blijf liggen. Naast mij ligt Vrouwlief. Die kent haar plicht en verlaat het bed. Even later hoor ik de kraan van de douche opengaan. Ik doezel nog wat, maar schrik op van gestommel op de brandtrap buiten. Wat is dat?
Zondag
Ik word wakker van Peter Gunn. ‘Dada-nana-nana-DADA, pieuw pieuw, pieuw PIEUWpieuw.’ Heel mooi, maar nu even niet. Ik draai me naar het nachtkastje, doe de telefoon uit en blijf liggen. Naast mij ligt Vrouwlief. Die kent haar plicht en verlaat het bed. Even later hoor ik de kraan van de douche opengaan. Ik doezel nog wat, maar schrik op van gestommel op de brandtrap buiten. Wat is dat? Ik hoor een kloenk onder ons raam en dan gaat het gestommel terug, totdat het helemaal weg is.
Vrouwlief is klaar met douchen. Nu ben ik aan de beurt. Eerst even kijken wat dat nou op de brandtrap was. Ik schuif de gordijnen opzij. Onder ons raam staat een grote fles bubbeltjeswijn. Franse bubbeltjeswijn, gekocht in Wenen, straks gedronken in Nederland en gekregen van een Noor. Dankjewel, Jan!
De koffer met de bubbeltjeswijn van Jan
Er zitten niet veel mensen in de ontbijtkamer. Het is zondagmorgen en kwart voor negen. We doen ons tegoed aan koffie en sap, broodjes en baksels, kaas en rauwkost. Zullen we broodjes voor onderweg meenemen? Raar, maar dat durven we niet. Zo heel veel hebben we ook niet overgelaten.
Als we alles op hebben, gaan we weer naar boven. In de hotelkamer stop ik de laatste spullen in de koffers. We hebben twee kleine koffertjes en ik zorg ervoor dat die van Vrouwlief niet al te zwaar is. Dat betekent dat ik me ongans sjouw. Het is niet alleen de bubbeltjeswijn die mee moet, maar ook nog twee flessen Grüner Veltiner, een fles ouzo en een fles grappa. Allemaal van de Lidl hiernaast. Gelukkig zijn het van die handige trolleys en heeft die van mij fijne zwenkwieltjes, dus trek ik ‘m makkelijk met mij mee. In een losse tas zitten mijn gids van Wenen, de reispapieren en de twee flessen water. Die tas hangt aan mijn schouder. Lekker.
Bij de balie van het hotel checken we uit. Alles is prima. We willen de tram naar het metrostation pakken. Er is een zondagsdienstregeling. Verhip, dan komt de tram niet iedere zes minuten, maar iedere acht minuten. Balen, zeg! Ondertussen staan we te blauwbekken bij de halte. Koude wind en huilen in Wenen. Gelukkig duurt het niet lang. Eenmaal op het metrostation is het een halte of tien naar het Westbahnhof. Daar hebben we nog drie kwartier voordat onze ICE vertrekt. Mooi, dan hebben we nog voldoende tijd voor een laatste Kaffee. Ik zal de vieze koffie missen. Bij een stalletje kopen we broodjes voor onderweg en dan gaan we naar de trein. We hebben ruim de gelegenheid om onze gereserveerde plaatsen op te zoeken en ons eens goed te installeren. Om 10.40 uur, stipt op tijd, vertrekken we.
Ergens in Oostenrijk
Ik wil veel zien van Oostenrijk. Op de heenweg ging dat niet, omdat het donker was toen we het land binnenreden. Nu lukt het wel. Als ik wakker kan blijven. Dat lukt dan weer niet. Ik moet erg veel moeite doen om wakker te blijven.
We hadden ons voorgenomen om het gisterenavond niet al te gek laat te maken, omdat we de hele dag zouden moeten reizen. Maar ja, het was zeer gezellig met al die malle lui en die muziekjes. Bovendien smaakte het bier goed en zeg dan maar eens halverwege een geinig concert: ‘We gaan!’ Hebben we er spijt van? Nee, niet echt. Echt niet.
Ik had verwacht dat we hier in Oostenrijk heel veel hoge bergen zouden zien, maar dat blijkt niet het geval. Voor mij is het de eerste keer dat ik in het oosten van Oostenrijk ben.
Bij Passau is het landschap afwisselend. We rijden dan al een tijdje langs de Donau en dat blijven we voorlopig nog wel even. Iedere keer als we de rivier in het zicht hebben, is de aanblik erover prachtig. Helaas krijg ik niet de gelegenheid een goede foto ervan te maken; daarvoor rijden we net te snel.
In het vlakkere land van Zuid-Duitsland liggen de bergen met knollen nog altijd op het veld. Nu zijn ze afgedekt met doek. De lucht wordt grijs en het begint lichtjes te regenen. Ik weet dan dat Regensburg in de buurt komt en val maar weer in slaap.
Ergens in Zuid-Duitsland
In Regensburg komt er een meisje bij ons aan het tafeltje zitten. Ze draagt een brilletje en een lange zwarte jas. Hoe oud zal ze zijn? Het is soms lastig schatten. In haar handen houdt ze een dik boek en ze heeft een schrijfblok voor zich neergelegd. Als ik het goed heb, studeert ze iets met staatsrecht. Of ze kan heel goed doen alsof. Af en toe kijkt ze op en dan vliegt haar blik vlak langs mij, alsof ze door mij heen wil kijken. Zou ze niet weten tegenover welke beroemde Apeldoorner ze zit? Wat een trut.
Het uitzicht is bij grote vlagen niet zo boeiend in dit deel van Duitsland. Ik slaap maar beter weer wat.
Zinvolle dagbesteding
Oei, we hebben vertraging, merken we als we in Würzburg aankomen. Als we de aansluiting in Frankfurt maar halen! Uiteindelijk weet de hogesnelheidstrein een boel in te halen en zijn we zes minuten te laat. Op het station Frankfurt Flughafen hebben we nog een minuut of acht. En onze aansluitende trein stopt op hetzelfde perron. Prima, dus. Kijk, daar is de trein al.
We kruipen aan een tafeltje bij een moeder met haar zoontje van een jaar of acht. Het jochie speelt spelletjes op een tablet. Buiten wordt het donker. We rijden dan ook door de ene tunnel na de andere. Op een gegeven moment merken we niet meer wanneer we in een tunnel zitten en wanneer niet. Het is helemaal duister.
Op het station van Köln is het gigantisch druk. Op de perrons zien we verklede mensen. Het is vandaag 11 november; het carnavalsseizoen is begonnen. Dat viert men hier kennelijk. De verklede mensen zijn merendeels jongeren. Het jochie naast ons probeert te benoemen hoe men zich heeft verkleed. ‘Ein Affe!’ ‘Ein Pferd!’ ‘Ein Teufel!’ ‘Eine Flamingo!’ ‘Ein Wasistdendas?’ Alles in het Duits.
In Düsseldorf stapt moeder uit en neemt haar kind mee. Fijn. Dan zitten wij er niet mee opgescheept. Niet dat het een naar jochie is, maar ik ben de jonge leeftijd ontgroeid.
Vanaf Duisburg is het plots druk in de trein. Uit de verhalen van omstanders die een plekje zoeken begrijpen we dat de trein van een uur hiervoor uitgevallen is.
Het water is op.
Als we in Arnhem aankomen, is het iets voor negen uur en hebben we acht minuten om onze stinkende streekbus te halen. Uitstekend. Tegen kwart voor tien zijn we in onze wereldstad.
Op het Stationsplein bezoeken we de grillzaak. Eindelijk normaal voedsel. Ik eet een broodje shoarma met gesmolten kaas en ik drink bier.
Eindelijk behoorlijk eten …
Om kwart over tien hebben we de stadsbus naar onze woonwijk en om half elf betreed ik mijn thuis.
Ik kijk om mij heen. Dit is mijn vertrouwde huis, dit is mijn thuis. Zie hier al mijn spulletjes, mijn muziekverzameling. Hier ook de foto’s van de afgelopen dagen, de herinneringen en de ontmoetingen met de mooie mensen. Maar hier zijn vooral De Zoon en Vrouwlief. Ik huil. En ik ben geeneens meer in Wenen.
E I N D E
–
Apeldoorn, december 2012