Morgen ben ik jarig
Morgen ben ik jarig.
Achtenveertig, alweer. Het gaat hard. Ik merk het. Mijn vorige verjaardag vierde ik gisteren, lijkt het wel. De tijd vliegt. Straks ben ik nog dood voor ik het weet. Het ene kwaaltje na het andere steekt de kop op. En soms is dat een heel grote kop. Een waterhoofd. Maar aan mijn lijf geen spina bifida. Wel een zeurderige psoriasisplek op mijn been en hardnekkige hoofdroos. Voorts de welbekende onvoorspelbare darmen, de golfersarm en de genadeloze pieptoon in mijn hoofd. Sterker nog: ik hoor steeds slechter. Zien is ook al minder, trouwens. De leesbrillen die ik vorig jaar kocht, zijn alweer sterker dan die van het jaar ervoor. En dan de pijn.
Maar ik klaag niet. Ik ben blij. Blij dat ik er ben, blij dat ik morgen jarig ben en blij dat ik het mag vieren samen met al die mensen die mij zo dierbaar zijn. Dierbaar en belangrijk. Als eerste noem ik De Vrouw en De Zoon. Als je iedereen op een schaal zou zetten, krijg je eerst De Vrouw en De Zoon; dan volgt er een hele tijd niets en vervolgens komt er een enorme kluit aan andere gave gasten. Vrienden, familie, bekenden. Jij vast ook wel.
Mijn verjaardag, vroeger kon ik er erg naar uitkijken. Het feest begon al ’s morgens vroeg: de enige keer dat ik legaal in het grote bed van papa en mama mocht. Dan kwamen mijn broers en mijn zusje in hun pyjama’s erbij op het bed zitten en kreeg ik mijn cadeautjes. Totdat ik te oud werd om in het grote bed van papa en mama te mogen. Vanaf toen vond ik de presentjes op de ontbijttafel naast mijn ontbijtbordje.
Het leukste was als er bezoek zou komen. Uren voor de afgesproken tijd stond ik al bij het raam, te wachten tot ze kwamen. Wrang was wel dat er meestal niemand kwam. Want op de dag dat ik werd geboren, vierde een neef zijn eerste verjaardag. Daar ging een groot deel van de familie naartoe. Het was de neef van wie mijn ouders de peetouders waren. In de meeste gevallen moest ik op mijn eigen verjaardag mee naar de verjaardag van mijn neef.
Tot het moment kwam dat ik oud genoeg was om niet meer mee te hoeven. Tegen die tijd was ik echter een eenzame puber zonder al te veel vrienden, dus zat ik op mijn verjaardag alleen in huis. Bovendien was ik toen te oud voor koekhappen en zaklopen. Nou ja.
Daarom haal ik de schade ruimschoots in sinds ik niet meer in het ouderlijk huis woon. We nodigen gewoon alles en iedereen uit die we kennen. Dat levert een bont gezelschap op. Zo gaan we het morgen ook aanpakken.
Met een beetje mazzel wordt het mooi weer en kunnen we tot laat buiten zitten. Met mooi weer ben ik nu eenmaal graag buiten; met slecht weer ben ik graag binnen. (Ik vraag me af of ik iemand verbaas.)
Maar ook als het minder goed weer is, maken we er een feestje van. Hoe je zo’n feestje moet maken, daar kom ik straks op terug. Het belangrijkste is dát ik een feestje maak. Wat dat betreft zoek ik voortdurend naar redenen om een feest te geven of te maken. Dit jaar is dat een makkelijke: De Vrouw en ik worden morgen samen honderd jaar oud.
Hoe pakken we het dit keer aan? Vaak duurt een feest bij mij in huis van de vroege middag tot de late avond. Tussendoor zet ik een grote pan voer op tafel of knal ik een (gas)barbecue aan. Kebabs, goede soepen, chili, gehaktballen in tomatensaus, salades, rauwkost, Turkse broden, houmous, de beruchte hete olijven: noem het maar op.
Omdat we geen auto kunnen rijden, moeten de boodschappen in meerdere keren naar binnen worden gesleept. Daarom rijd ik al een paar weekenden naar de supermarkt op en neer voor kratjes bier, flessen wijn en fris, worst, nootjes en chips. Van de markt komt dan de ruime sortering kazen. Bij de Turkse winkel haal ik op de ochtend zelf de rauwkost en de broden.
Vaak zijn we de dag van tevoren al bezig met voorbereiden, koken en versieren. En indrinken. Ook maak ik in mijn hoofd een speellijst van cd’s. Veel zomerse en vrolijke klanken, af en toe even headbangen en wie wil dansen, die kan dansen. Wacht, dit jaar heeft Lex toegezegd te komen; zou hij zijn gitaar meenemen? Dat heeft hij wel eens eerder gedaan en de rest van zijn band kwam toen als verrassing ook. In onze achtertuin vond toen die avond een wel heel spontaan concertje plaats.
Dit jaar houden we het eenvoudig. Geen hele dag, maar alleen de avond. Koffie en thee schenken we niet, want dat scheelt een hoop gedoe. Gewoon lekker gelijk aan de frisdrank of de borrel. Geinig is ook dat de mensen dan in korte tijd allemaal binnenkomen. Wel hebben we alle naaste familie, alle goede vrienden en bekenden uitgenodigd. Dat kon dus wel eens een heel drukke boel worden.
We gaan ons niet te zeer uitsloven met eten. Geen uitgebreide maaltijden dit keer, maar wel ruim voldoende hapjes en drankjes.
‘Ik houd niet van verjaardagen,’ zegt iemand die ik ken. Dus viert hij ze niet. Op mijn verjaardag komt hij maar wat graag een biertje of wat drinken. Ik zal me netjes houden, maar het woord DROPLUL schiet mij te binnen. In hoofdletters, ja. Liefst nog vet gedrukt ook.
Ik geef toe: ik vind ook niet iedere verjaardag leuk om naar toe te gaan. De huiskamers waarin iedereen met een glas fris in de hand zwijgend in een grote en verlichte kring op een keukenstoel zit, totdat er iemand durft te vragen of iemand anders de chips even door wil geven, die mijd ik naar hartenlust. Daarom geef ik zelf graag het goede voorbeeld.
Een goed feest mag best in huiselijke kring zijn. Zelf vier ik mijn feesten heel graag thuis. (Dan hoef ik niet te ver naar mijn bed te kruipen.) Op een goed feest zijn stoelen te weinig, zodat er gasten moeten staan. Daarnaast begroet ik iedereen bij binnenkomst met de woorden: ‘Welkom! Ik schenk het eerste drankje voor je in. Loop even mee naar de keuken en de koelkast, dan laat ik je zien hoe het moet. Je tweede drankje regel je dan zelf.’ Op deze manier gaan de mensen lopen en komen ze in contact met elkaar. Bovendien hebben De Vrouw en ik zelf ook nog tijd en gelegenheid om met onze gasten in gesprek te zijn. Voldoende stoelen zijn funest voor een succesvol feest.
Voor de rest moet alles in overvloed zijn: lekker mopje muziek, volop vreterijen, flessen, vaten, kratten en dozen met drinken en een veelheid aan goede mensen. Mensen in overvloed. Mensen ja, mensen! Want mensen: daar gaat het om.
Contact in levende lijve blijft het mooiste dat er is. Hoepel op met je social media. Ik kan het woord niet meer horen. Mensen die ermee bezig zijn, zijn meer vriendjes met hun knopjes en schermpje, dan met echte mensen. Nee, geef mij de gelegenheid om daadwerkelijk in het echie met iemand contact te hebben en ik ben je man. Organiseer een bijeenkomst, een wijnproeverij, een concertje, een gezellige avond, wat dan ook: ik ben er graag bij. Geef een feest. Maak feest. Vier! Vier het leven. Maar morgen liever niet. Want morgen, morgen kan ik niet. Morgen ben ik jarig.
–
Apeldoorn, mei 2013