Nogal tamelijk
Goede ideeën: ik heb ze voortdurend.
Schrijven over schrijven is lang beschouwd als onacceptabel. Nu ik het in dit stukje doe, ontdek ik dat de manier waarop ik het aanpak eenvoudigweg meesterlijk is.
(Ik heb jeuk aan mijn kont.)
Je verwacht het niet. Ik ook niet. Maar je zult het altijd zien. Voorwaar, een wijs woord. Toch zou ik niet willen ruilen, laat staan in zijn schoenen staan. Nee zeg, met die prijzen. Dat je het even weet. Kun je iets even weten? Heel even en daarna niet meer? Als je onderscheid maakt in manifest en latent wel. Of als je een stoornis in je korte termijngeheugen hebt. Toe maar, doe maar moeilijk met je dure woorden. Dure woorden. Kunnen woorden duur zijn? Jazeker, als je tegen een agent roept: ‘Gore klootzak, ga je moeder misbruiken en haar reet eens harsen!’ Ja, dan wel. Ik weet niet hoe hoog de boete is die staat op het beledigen van een ambtenaar in functie.
Zo’n stukje als dit, dat gaat toch helemaal nergens over? Precies, net als Het Leven Zelve. Of het niets is. Wat is niets en wat is nergens? Als ik dit stukje durf te plaatsen is het ‘iets’: een stukje. Gelijk gaat het dan ‘ergens’ over. Verhip. Ik had filosoof moeten worden. Of nee, toch maar niet. Daar is geen droog brood mee te verdienen. Ik wil helemaal geen droog brood verdienen. Klef brood ook niet. Ik wil een verse boterham met kaas en tomaat verdienen. Dus ik klaag niet, want ik verdien al een verse boterham met kaas en tomaat. Iedere dag neem ik er vier mee naar mijn nieuwe werkplek.
Wacht, ik had me voorgenomen die nieuwe werkplek niet meer te noemen. Zo nieuw is hij trouwens ook niet meer. Ik heb hem al sinds april 2007. Is dat nieuw? Naast de tijdslijn van het bestaan der aarde gelegd, is het redelijk nieuw. Op de tijdslijn van mijn eigen aardse bestaan is het al bijna een eeuwigheid. Dus ophouden met dat eeuwige gezeik over die nieuwe werkplek.
Soms schrijft zo’n stukje zichzelf, hoor je wel eens zeggen. Ik zeg het zelf soms ook wel eens. Het is klinkklare onzin. Een stukje kan helemaal niet zichzelf schrijven. Neem het maar van mij aan.
Ik en helemaal niemand anders schrijft dit stukje. Tja, iemand moet het toch doen. Want zeg nu zelf, zou jij zo’n stukje als dit willen schrijven? Willen misschien wel, maar het ook daadwerkelijk doen? Nee, dat heb ik tot nu toe nog niet zien gebeuren. Maar wie weet breng ik nu mensen op een goed idee.
Goede ideeën: ik heb ze voortdurend. Het is voor mij ook dubbelop, want al mijn ideeën zijn goed. Hoe dat bij jou werkt: geen idee. Het interesseert me ook niet. Het zal me een bal jeuken, eerlijk gezegd. Hier ga ik verder niet op in.
Als ik overal op in zou moeten gaan, dan was ik nog wel even bezig. Prioriteiten stellen in het leven, daar komt het op aan. Keuzes maken. Niet kiezen is ook een keuze. En sommige keuzes vind ik niet kies. (Flauw.) Over nog wel even bezig gesproken.
Als ik inderdaad mensen op een goed idee breng en ze gaan ook zo’n stukje als dit schrijven, jij bijvoorbeeld, wil je dan mijn naam erbij zetten? Dat je het goede idee van mij hebt? Dat zou aardig zijn. Niet dat het me wat oplevert in materiële zin, maar je weet nooit of iemand in de toekomst tegen mij zegt: ‘bazbo? bazbo? Was dat niet die Waarachtig Schrijver die zo velen op het idee heeft gebracht om een stukje als dit te schrijven?’ Dat zou aardig zijn. Dus: hoort, zegt het voort. Zelf ben ik niet zo’n prater. Ik ben meer een luisteraar, een denker, een piekeraar, een binnenvetter, een overweger, een prutser, een huisvader, een schrijver. Wat zeg ik? Een Waarachtig Schrijver.
Schrijven over schrijven is lang beschouwd als onacceptabel. Nu ik het in dit stukje doe, ontdek ik dat de manier waarop ik het aanpak eenvoudigweg meesterlijk is.
(Ik heb jeuk aan mijn kont.)
Wat hoorde ik nou laatst? Niet zo veel, want het gaat niet goed met mijn gehoor. De genadeloze pieptoon in mijn hoofd is alom aanwezig. Reuze irritant. Net als die laat maar. Hoe meer ik erop let, hoe luider hij wordt, die pieptoon. (Niet de jeuk aan mijn kont.) Stik, met dat ik het intik, is het weer zover. Daar gaat mijn goede bedoeling met het meesterlijke stukje. Hoe lang houd ik dit nog vol? Straks haal ik de deadline niet. Maar de zon schijnt. Dat dan weer wel. Niet dat ik er nu veel profijt van heb, want ik typ mijn stukje (als dit) in op mijn pc en de pc staat binnen in huis en het is me te veel gedoe om de pc naar buiten te slepen omdat ik zo nodig in het zonnetje wil werken. Tegen de tijd dat ik bureau, pc en de hele meuk buiten heb staan, is de zon weg. Nee, dan laat ik het stukje schrijven even voor wat het is en ga ik buiten in de tuin zitten. ‘Binnen in de tuin’, kan dat ook? Vooralsnog zit ik nog helemaal niet in de tuin en ben ik aan het bureau doende mijn stukje in te tikken op mijn pc. Bovendien: wat heb je eraan als ik intyp ‘Maar de zon schijnt’ als het buiten stortregent? Het zou maar zo kunnen. Ik bedoel: ik typ dit op een maandag en jij leest het nu op een tjawatishetvandaagvoordag? Hoe kan ik nu voorspellen wat voor weer het is als je dit leest? Dat zou wel geweldig zijn. Bijna net zo meesterlijk als dit stukje. Waarom ook niet? Weg met het KNMI.
Je leest het wel vaker. Dat je niet denkt. Vol is vol. Ik onthoud het allemaal niet. Lees het wel na op Facebook. (Ik heb geen account.) Een kind kan de was doen. Nou, mijn kind niet. Zelf heb ik het ook, maar dan nog wat erger. Die dingen gaan je niet in de kouwe kleren zitten. Daarom leg ik ze eerst even een tijdje over de verwarming. Als die aanstaat, dan. Zeg dat ik het gezegd heb. Je gunt het je ergste vijand nog niet.
Is het dan nu eindelijk een beetje duidelijk? Dit stukje is net als Het Leven Zelve. Laat me niet lachen. Of nee, dat doe je wel. Nogal tamelijk.
–
Apeldoorn, juli 2013
Deze is helaas niet meer te vinden op FOK!. De zoekfunctie aldaar werkt niet fijn. Later nog eens uitgebreid online naar zoeken.