Gezeefde tomaten (S006)
Nooit boodschappen doen op zaterdag en zéker niet bij de grote supermarkt.
Nooit boodschappen doen op zaterdag en zéker niet bij de grote supermarkt. Had hij het zich maar eerder bedacht. Hij kon zich wel voor zijn hoofd slaan. En dat hoofd deed al zo zeer.
Het was begonnen bij binnenkomst. Hij duwde de boodschappenkar de winkel in en schrok. Wat was dat? Er klonk altijd wel muziek door de zaak, maar dit was anders. Het leek wel of er een band stond te spelen.
Als gauw had hij door dat dit inderdaad het geval was. Het bleek een evenement ter gelegenheid van een liefdadigheidsactie die de supermarkt sponsorde. Er begon een nieuwe deun. Die klonk alsof hij uit de computer kwam. In zijn oren was het een monotone dreun. Na iets wat een intro bleek te zijn, begonnen enkele mensen te zingen. Door een microfoon. Live, moest hij vaststellen. Ergens in de winkel stond dus een ploegje mensen met een voorbespeelde cassette mee te zingen. En het waren nog Hollandstalige meebrulhits ook. Tussen de regels door moedigde een man met donkere stem het winkelende publiek aan om gezellig mee te doen.
Lieve help, hoe moest hij zich hier doorheen slaan? Kon hij zich afsluiten voor het lawaai? Snel doorliep hij alle hoeken en gaten van zijn brein, op zoek naar de tips en trucs die hij van zijn behandelaar had geleerd. Hij kon heel veel, hij had zich van alles eigen gemaakt, doorgaans lukte het hem om in het dagelijks leven alleszins redelijk te functioneren, maar dit? Nee, dit redde hij niet.
Met vertrokken gezicht bekeek hij het boodschappenbriefje. Het was een gele Post-it en hij had het met de plakrand op de duwstang van het karretje bevestigd. Zijn lijst was niet groot. Toch besloot hij zich te beperken tot het hoogstnoodzakelijke.
Als hij er goed over nadacht, was helemaal niets hoogstnoodzakelijk. Hij zou best een weekend zonder boodschappen kunnen doen. Maar zomaar in paniek wegrennen, dat liet hij niet meer gebeuren. Met een diepe zucht vermande hij zich.
In zijn kar lag nu een schaaltje rundvlees, een net uien en een pak gezeefde tomaten. De gedroogde kruiden en het afwasmiddel liet hij voor een andere keer; die stonden in het deel van de winkel waar het koor bezig was en het lawaai nog heviger.
Hij ging in de rij bij een kassa staan. De kortste, deze keer. Normaal koos hij de rij met de vriendelijkste caissière, zoals de oudere dame en de stevige meid met de rode wangen, maar nu was de nood hoog. Achter de kassa zat een Islamitisch uitziend meisje. Hij was wel eens eerder door haar geholpen en toen kwam ze erg afstandelijk op hem over. Niet erg. Zeker niet nu. Snel legde hij zijn weinige spulletjes op de bewegende band. Toen hij aan de beurt was, knikte hij naar het meisje met de hoofddoek. Ze zei iets wat hij niet verstond.
‘Wat zeg je?’ brulde hij boven alles uit.
‘U weet dat u bij deze kassa alleen maar kunt pinnen?’
Dat wist hij. Hij wees naar het grote bord met de rode letters dat boven de kassa hing en knikte.
Ze lachte haar tanden bloot. Een zwarte beugel verscheen. Even later waren de boodschappen gescand.
Door het lawaai en de dreun moest hij zijn ogen dichtknijpen van pijn. Daarom ging het pinnen niet snel. Toch lukte het. Hij wachtte het bonnetje niet af en zonder nog op te kijken duwde hij het karretje de winkel uit.
Gelukkig, hier was rust. Hij zuchtte opgelucht. Iets verderop stond zijn fiets. Hij liep erheen en opende de fietstas.
‘Neehee, die andere!’ hoorde hij plots een schreeuwstem.
Hij schrok en keek in paniek op. Er stond een vrouw vlak naast hem. Ze gebaarde wild naar een man die vijf meter verder bij een fiets stond.
‘Nee! Die andere, je moet die andere hebben!’ Het gegil deed pijn in zijn hoofd. ‘Die andere fietstas!’ De man keek aan de andere kant van de fiets in de tas. ‘Ja! Die! Dat zeg ik toch? En wees voorzichtig met die … die in die fietstas zit! Nee, die andere! Die andere moet je hebben! Wat zeg ik nou? Ik zeg toch die andere? Nee, die niet! Niet die!’
De schrijver huilde van angst. Hij had zijn weinige boodschappen in zijn eigen fietstas gestopt en was blij dat hij naar huis kon. Het boodschappenkarretje liet hij staan. Dan maar vijftig cent kwijt. Hij wilde zo snel mogelijk uit de buurt.
Op de fiets kwam hij nauwelijks tot rust. Rillend en bevend besloot hij voortaan zijn zaterdagboodschappen op vrijdagmorgen te gaan doen.
–
Apeldoorn, december 2014
–
Dit is het zesde deel van de eindeloze serie Schrijver.