bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

13-06-2016

Peter van Altena

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2016 — bazbo @ 01:00

‘Mag ik u iets vragen? U komt me zo bekend voor.’ De stem van de meneer schatte ik in als zijnde vriendelijk. Al lopende keek ik eens wie mij zo onverwacht had aangesproken. Het was geen opvallende meneer. Hij droeg een halflange blauwe jas, een spijkerbroek en zwarte lederen schoenen. Zijn haar was licht grijzend, zijn bril zonder montuur glanzend en zijn kop aan de bolle kant. Wilde ik wel met hem worden gezien? Vooruit, wat maakte het uit voor deze ene keer. De zon scheen en het was een aangename dag. Waarom zou ik die van hem verpesten? Hij had mij niets misdaan, deze meneer. Nog niet.

‘Mag ik u iets vragen? U komt me zo bekend voor.’ De stem van de meneer schatte ik in als zijnde vriendelijk. Al lopende keek ik eens wie mij zo onverwacht had aangesproken. Het was geen opvallende meneer. Hij droeg een halflange blauwe jas, een spijkerbroek en zwarte lederen schoenen. Zijn haar was licht grijzend, zijn bril zonder montuur glanzend en zijn kop aan de bolle kant. Wilde ik wel met hem worden gezien? Vooruit, wat maakte het uit voor deze ene keer. De zon scheen en het was een aangename dag. Waarom zou ik die van hem verpesten? Hij had mij niets misdaan, deze meneer. Nog niet.
Ik was zojuist vanuit de boekenwinkel het Marktplein op komen lopen. Op dat plein was het een drukte van belang. Op zaterdag wordt er de markt gehouden, hetgeen het plein de naam Marktplein eer aandoet. Vandaag was het zaterdag en vrij druk op straat en op het plein, dus. Dan was het niet zo vreemd dat een meneer mij aansprak en iets wilde vragen.

Het eerste deel van de vraag – ‘Mag ik u iets vragen?’ – overkomt me vaak. Zeer vaak. Meestal als ik in de Hoofdstraat van ons majestueuze Apeldoorn loop. De persoon die vraagt heeft vaak een felle jas aan, corresponderend met het product dat hij me wil aansmeren en waar ik totaal geen belangstelling voor heb.
Het tweede deel van de vraag – ‘U komt me zo bekend voor’ – maak ik ook met enige regelmaat mee, zij het minder frequent dan het eerste deel. Maar áls ik het meemaak, dan gebeurt er iets met mij dat me een prettig gevoel geeft. Een gevoel van trots, bent u daar bekend mee? Of vindt u trots-zijn-op-jezelf een emotie die u bestempelt als ‘ongepast’ of ‘not done’? Ik moet toegeven: als iemand mij herkent op straat, dan vind ik het in de meeste gevallen ‘best leuk’. ‘Minder leuk’ vind ik het als het wordt gevolgd door: ‘Bas Langereis! Jij bent het, hè? Ik krijg nog geld van je!’ of ‘Was jij dat die met mijn vriendin stond te zoenen?’
‘Zeker leuk’ is het als ik word herkend op basis van mijn verdiensten als schrijver, columnist, performer en persoon met algeheel knap voorkomen. Wat hoorde ik nu laatst dat iemand naar mij riep? Ik fietste in het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn en plots klonk een vrouwenstem: ‘Kijk, daar heb je de verhalenman.’ Dan groei ik wel van trots, dat kan ik u in alle eerlijkheid vertellen. Het lijkt mij verschrikkelijk om echt bekend en beroemd te zijn, maar zo op bescheiden schaal is het alleraardigst om geïdentificeerd te worden als Bas Langereis, de schrijver uit het zo majestueuze Apeldoorn.

Ik was dan ook benieuwd naar wat deze meneer mij wilde vragen. Zou hij mij herkennen van mijn prachtige verhalen op FOK! of ApeldoornDirect? Was hij ooit bij een voorleesvoorstelling geweest tijdens welke ik op de mij zo eigen wijze mijn voordracht had verricht? Was het herkenning door mijn optreden op radio, tv of videoclip?
Ik had inmiddels mijn tred doen overgaan in stilstand. Voorts draaide ik mij naar de meneer, wierp hem een vriendelijke, doch nieuwsgierige blik toe en antwoordde hem: ‘Maar natuurlijk. Gaat uw gang.’
De man aarzelde niet en stelde zijn prangende vraag. ‘Bent u Peter van Altena?’

Peter van Altena, Peter van Altena. Mijn hersenen werkten onder hoogspanning. Nee, die ben ik niet. Ook ben ik niet bekend met het voorkomen van Peter van Altena en komt ook de naam mij op het eerste gezicht (!) vreemd voor. Peter van Altena, Peter van Altena. Bij nadere bestudering klinkt het niet als een echt gekke naam; mogelijk heb ik ‘m wel eens gehoord. Misschien ken ik wel iemand met die naam. Help even. Soms heb ik dat: dan hoor ik een naam, weet ik dat ik de persoon ken, maar kan ik de naam niet in verband brengen met het gezicht dat erbij hoort. In dit geval: ik ken echt niemand met de naam Peter van Altena. Nog maar eens laten rondzingen in mijn hoofd, wie weet helpt het. Peter van Altena, Peter van Altena. Ik geef het op. WIE DE NEUK IS PETER VAN ALTENA? (Badend in het zweet werd ik wakker. Of wacht, nee. Dit was de gruwelijke werkelijkheid.) WIE O WIE IS PETER VAN ALTENA? EN BEN IK HEM?

‘Nee,’ zei ik. ‘Dat ben ik niet.’
‘O. U lijkt zo veel op hem. Spré-kend.’ De man keek mij verwachtingsvol aan, alsof ik zou gaan zeggen dat ik zijn tweelingbroer was of dergelijke en hij daarmee dé aanleiding had om een verder gesprek met mij, de bekende Apeldoorner, aan te knopen. Ging ik hem dat gunnen?
‘Helaas.’ Ik haalde mijn schouders op en liep teleurgesteld verder. De bananen bij de groentekraam bleken tamelijk prijzig. Wat leven we toch in een verrotte wereld.
Stom, dacht ik nog. Stom dat ik die meneer niet gevraagd heb wie die hele Peter van Altena is.

Inmiddels ligt het hachelijke avontuur met de meneer die mij op straat meende te herkennen alweer enige tijd achter mij. Nog altijd durf ik niet te googlen op de naam ‘Peter van Altena’.
Paranoïde, hè?


Apeldoorn, april 2016

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment