Naakt schrijven
Deze man maakte niet alleen naakten, hij maakte ook naakt. Op een van de foto’s zag ik hem in zijn gerimpelde blote billen staan hakken en kleien, op een ander beschermde hij zijn gezicht met een lasmasker terwijl de vonken en steensplinters van de slijptol tegen zijn onbedekte buik spatten. Naakten maken en naakt maken.
Mijn vingers jeuken, maar ze blijven stil liggen op het toetsenbord. Ben ik afgeleid? Nee. Waardoor zou ik? Zacht licht valt op mijn schrijfhoekje. De vitrage voor de ramen is gesloten. Veel inkijk hebben we niet hier op de tweede verdieping, maar je weet niet wie er vanaf de overkant naar binnen gluurt. Goede ogen moet hij hebben. Of een verrekijker. Nu ziet hij niets, geen details, slechts contouren. Vitrage is het ook niet echt. Hoe noemen ze dit ook weer, wat wij hebben hangen? Inbetweens, geloof ik. Wat een verschrikkelijk woord. Maar ze doen waarvoor ze bedoeld zijn. Ze laten licht door, maar niet het zicht van buitenaf.
De enige prikkel die er is, is muziek. Langgerekte tonen. Het is een gitaar, maar je herkent hem niet als eentje. Ik wel, want ik heb me in de afgelopen vijfendertig jaar aardig verdiept in het werk van Robert Fripp. Vaak zijn de abstracte soundscapes van zijn hand aangenaam atmosferisch en rustgevend, maar nu ervaar zelfs ik ze als beklemmend en verontrustend. Kunst is niet wat het voorstelt, maar wat het oproept.
Onlangs was ik eens in een of andere galerie in ons zo majestueuze Apeldoorn. Iemand moet het doen. Het was een soort open dag. De kunstenaars die er exposeerden waren lijfelijk aanwezig om tekst en uitleg te geven bij de tentoongestelde werken. Nu vind ik dat een kunstenaar nooit tekst en uitleg moet hoeven geven. Als hij moet uitleggen wat hij met zijn werk bedoelt, dan had hij beter geen kunstwerk kunnen maken en beter een redevoering kunnen houden.
Een van de aanwezige kunstenaars was een beeldhouwer. Zijn werken waren grote sculpturen waarin ik met een beetje fantasie mensen kon onderscheiden. Veel vrouwelijke vormen of mannelijke kracht die bij mij vooral gevoelens van weerloosheid en nietigheid opriepen. En vragen. Daar houd ik van. Hoe meer vragen er bij mij naar boven komen als ik naar een klodderwerkje kijk, hoe beter ik het schildertafereeltje vind. Maar dit was geen geklodder en al helemaal geen schildertafereeltje. Hier gingen mannelijke vormen woest tekeer met vrouwelijke kwetsbaarheid. Of zoiets.
Achter de objecten hingen enorme foto’s van hoe de beeldhouwer in zijn atelier te werk gaat. Deze man maakte niet alleen naakten, hij maakte ook naakt. Op een van de foto’s zag ik hem in zijn gerimpelde blote billen staan hakken en kleien, op een ander beschermde hij zijn gezicht met een lasmasker terwijl de vonken en steensplinters van de slijptol tegen zijn onbedekte buik spatten. Naakten maken en naakt maken. Dat bracht me op een idee.
Ik ben geen beeldhouwer, maar een schrijver. Naakt schrijven, zou het iets zijn? Dat ik een naakt beschrijf en naakt schrijf? Zou De Lezer kunnen ontwaren dat de schrijver naakt was toen hij zijn tekst aan het papier toevertrouwde? Welke meerwaarde heeft het naakt zijn voor zijn Kunst? Zou het De Lezer eigenlijk ook maar ene bal jeuken?
Naakt schrijven lijkt me leuk, maar dan moet het weer er wel naar zijn. Afgelopen zomer zat ik vaak in niet veel meer dan een onderbroek achter mijn computer te werken. Wat wilde je ook? Vanaf een uur of zeven ’s morgens was het al erg heet. Bij de minste beweging liep het zweet me in de bilnaad. Zelfs slechts de onderbroek werd te veel. Gelukkig wisten we het in huis redelijk koel te houden. Zo had ik de voordeur van ons appartement open staan en daar tegenover stonden dan ramen en balkondeuren wagenwijd, zodat het een beetje kon doortochten. Rustig de dingen doen, niet te snel typen, daar kwam het op aan. Gelukkig werkte het brein ook trager met de warmte, zodat ik niet eens veel om snel te typen had. Hoe anders is dat nu.
Ik sta op, loop naar het raam en kijk door de inbetweens naar buiten. Twee verdiepingen lager heerst de herfststorm op straat. Mensen hebben moeite op de been te blijven. Ginds moet een oudere dame van haar fiets stappen, omdat ze niet tegen de wind in komt. En daar! Bij de postbode waait de complete inhoud van zijn fietstassen weg. Brieven, kaarten en andere papieren scheren over het natte fietspad. Sommige poststukken blijven plakken, die zijn duidelijk zwaarder dan de brieven die steeds hoger de lucht in dwarrelen. Een meneer moet zijn hoed op zijn hoofd vasthouden. Hier binnen is het aangenamer.
Ik loop de kamer door en kijk op de thermostaat. Het is dik twintig graden. De verwarming is nog niet aan geweest dit najaar. Als ik terug ga naar de computer, neem ik weer plaats op de stoel en staar naar het beeldscherm. Opnieuw leg ik mijn vingers op het toetsenbord. Daar blijven ze stil liggen. Even schiet er een zin door mijn hoofd. De zin luidt: ‘Hoe herfstig kan de muziek zijn?’ Mijn vingers bewegen niet. Ik typ de zin niet in onder dat wat er al staat. Dan dringt het genadeloos tot me door.
Ik kan wel naakt schrijven, maar als ik zo teruglees gaat het dan nergens over.
–
Apeldoorn, oktober 2018