Lotgenoten (0014)
Lotgenoten,
Ik had mijn klerenkast te goed opgeruimd.
Lotgenoten,
Ik had mijn klerenkast te goed opgeruimd.
Met dat we anderhalf jaar geleden kleiner zijn gaan wonen, hebben we veel spullen weggedaan. Ik schreef daar al eens over. Dozen vol prullaria, knipsels, archieven, nooit gebruikte huishoudelijke zooi of boeken die niet in aanmerking kwamen voor herlezen, gingen naar vrienden, de kringloop of als we geen hergebruikers konden vinden uiteindelijk de container. Ik verkocht mijn Philicorda-orgel, mijn Roland en Yamaha synthesizers en gaf onze antieke kinderwagen aan een museum.
Ook kleding moest eraan geloven. Mijn grote verzameling T-shirts met de naam van band of artiest erop ging door een strenge selectie. Van de zes stapels bleven er twee over. Van de shirts die weg gingen, maakte ik foto’s. En allerlei truien, broeken, vesten en jasjes die ik nooit meer droeg: weg ermee. Naar De Zoon of het Leger.
Mijn aantreksysteem ’s morgens vroeg is vrij eenvoudig: dat wat boven op de stapel ligt, trek ik aan. Het is dat De Vrouw af en toe de stapel wat opschudt, anders slijten alleen zeven onderbroeken, vier shirts, vier paar sokken, en twee broeken.
Een week of wat geleden bleek dat de klerenkast toch nog te vol zat. Een nieuwe opruimronde was nodig. En daar ging ik weer tekeer, tamelijk rigoureus. Want wat gebeurde er het vorige weekend? Houdt u zich vast, lotgenoten!
Ik scheurde uit een broek. Het was een van de twee broeken die ik altijd draag. Een zwarte spijkerbroek was het, net zo eentje als die andere broek. De scheur bevond zich onder aan mijn kont op het zitvlak. Van het vele fietsen kon het niet komen; we zijn gaan wonen in het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn en ik kan bijna alles te voet doen. Nu heb ik sinds een jaar of negen wel een zittend beroep, zou het daarvan komen? Ik legde de broek met de scheur aan de kant en wilde een andere broek van de stapel pakken. Mijn tweede zwarte spijkerbroek zat in de was en nu lag er nog één in de kast op de stapel. Die trok ik aan. Nee, hè?
Het was zo’n skinny fit pokkending. In een vlaag van verstandsverbijstering ooit eens gekocht bij zo’n hippe klerenketen. Bij het aanpassen zag ik dat hij gemaakt was in Bangladesh, dus ik moest er wel van uitgaan dat bij de productie van dit vod allerlei kinderen waren gemarteld en gedwongen tot de ergste vorm van slavenarbeid. Met deze aanschaf had ik bloed aan mijn handen en voor eeuwig slapeloze nachten van schuld. Ik knipperde met mijn ogen, liet mijn pinpas het werk doen en verliet de winkel. Gelukkig hoefde ik geen tasje, want ik ben wel zo milieuvriendelijk dat ik immer een duurzame stoffen tas in mijn jaszak heb zitten. Toen ik ermee thuis kwam en hem voor het eerst aandeed, voelde het voor een uur of wat wel geil, zo nauwsluitend om mijn benen, billen, heupen en lul. Daarna vond ik het al snel hoogst ongemakkelijk. Bovendien: na twee keer dragen ging de rits kapot. Mijn andere broeken hadden allemaal knoopgulpen, dan had ik dat probleem nooit. Goed, ik met die skinny flutbroek naar de Turkse kleermaker. Jazeker, het was te herstellen. Voor een nieuwe rits zou ik een tientje kwijt zijn. Op zich geen geld, maar op een aankoopsom van nog geen twintig pleuro is het toch enigszins buiten verhouding. Toch ging ik ervoor, want ik wilde die kindslaafjes toch niet teleurstellen door gelijk hun mooie werk af te danken? Een week later lapte ik mijn tientje en had ik mijn vodje weer terug en was Overigens heb ik die herstelde broek nooit meer aangetrokken. Tot nu dan.
Ik wurmde me in de smalle pijpen, perste mijn billen plat, wist de rits dicht te krijgen en deed twee stramme passen. Dit was niks. De broek zat zo nauwsluitend, dat hij bij de minste kniebuiging omhoog kroop, zodat ik hoog water tot halverwege mijn kuiten had. Dat schijnt ook weer hip te zijn. Laatst zag ik zo’n knul in de bus: hij had zijn broekspijpen ook nog eens omgeslagen en die kwamen tot vlak onder zijn knie. Niet alleen was het hartstikke koud buiten voor blote benen, maar bovenal was het een debiel gezicht, zo’n bermuda met witte jongensbenen en stoere schoenen eronder! Met moeite kon ik mijn luide lach inhouden. Nee, geen skinny meer aan mijn lijf. Daar ben ik toch echt te oud voor geworden. Had ik geen andere broek?
Ja, die had ik. Op de stapel lagen mijn twee festivalbroeken. Dat moet ik uitleggen. Iedere zomer ga ik naar een muziekfestival in Noordoost-Duitschland. Het is een klein festival met op de drukste dag zo’n tweeduizend bezoekers. De optredende bandjes spelen veelal de muziek van mijn grote held Frank Zappa of muziek die daardoor is geïnspireerd. Heel leuk. De meesten van die tweeduizend bezoekers hebben grijs haar, dus ik voel me er aardig thuis. Rockers en hippies, om het bondig samen te vatten. Sinds jaar en dag draag ik er de drie broeken die ik ooit voor nog geen vijf euro per stuk in de uitverkoop had gevonden. Kleuren: knalgroen, knalpaars en knalrood. En strak, dat ook. Maar deze zitten wel lekker, niet zo benauwd en beperkend in de bewegingsvrijheid. De Vrouw schaamt zich kapot met mij aan haar zijde, maar als ik dan op één been ga staan, een denkbeeldige dwarsfluit ter hand neem en zo een uitstekende imitatie van Jethro Tull’s Ian Anderson ten beste geef, met dat lange grijze haar van mij, dan wordt het niet lang daarna nog een hete boel, daar in Noordoost-Duitschland.
Maar voor nu: nee, ik ging vandaag geen strakke knalgroene, paarse of rode broek aantrekken.
Ik ging een nieuwe zwarte spijkerbroek kopen. Vol verwachting liep ik met mijn hoge water door de druilregen naar de winkelstraat. (Dat is tweehonderd meter bij ons vandaan, dus waar hebben we het over?) In de eerste de beste kledingzaak vond ik niet alleen mijn maat (30/32, jaja), maar hij was ook nog eens mooi pikzwart en van biologisch katoen. Oergelukkig rekende ik af bij het broekie achter de kassa. Tien minuten later was ik weer thuis en trok ik mijn verse aankoop aan. Enige probleem dat ik voorzag: geen knopen aan mijn gulp, maar een rits. Misschien zag ik de Turkse kleermaker binnenkort ook weer eens.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, december 2018