bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

02-05-2019

Lotgenoten (0019)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2019 — bazbo @ 01:00

Ik kan twee routes lopen naar het café. Een van die routes loopt langs een plein. Daar zal het wel druk en lawaaierig zijn, dus kies ik de iets langere door de winkelstraat. Ook hier al volop mensen. Het zijn veelal gezinnen die van de kermis af komen. Een enkeling loopt al wat te zwalken en te schreeuwen, maar het valt me mee. Het is kwart over negen en Prinsennacht is begonnen.

In het café is het nog rustig. Voorin, aan de bar, staan en zitten al wel veel lui. Achterin, in het zaaltje, is het bijna leeg. Ik blijf wat achterin staan en kijk rond. Op het podium de bekende opstelling: twee gitaarversterkers en de keyboardstandaard, daarachter de grote basversterker en de twee drumstellen. Het past maar net.
‘Ik heb geen idee welk bandje er komt spelen,’ zegt iemand. ‘Jij?’
Ik kijk opzij. Een alleraardigste blonde meid is naar mij toe gekomen. Ik ken haar niet. ‘Gezien het instrumentarium zal het wel een fikse herrie worden,’ grap ik. ‘Oordopjes bij je?’
‘Nee. Jij?’ Ze is rond de dertig, niet al te groot en kijkt me met mooie blauwe ogen aan.
Ik leg mijn hand op de borstzak van mijn jasje. Ze zitten er. ‘Ik altijd,’ zeg ik.
‘Ik ben wel benieuwd naar wat er komt spelen,’ gaat ze verder.
‘Ik niet.’
‘O?’
‘Grapje. Het is een band die de muziek speelt van The Allman Brothers.’
‘Van de wat?’
‘The Allman Brothers, die ken ik van naam,’ zegt iemand anders. Het is een vent van eind dertig, misschien veertig. Hij is erbij komen staan.
‘Wie ben jij nu weer?’ vraag ik luid.
Hij steekt zijn hand uit en zegt iets. Een naam, vermoed ik. De naam versta ik niet, maar ik schud de hand. Ik zeg hoe ik heet. De alleraardigste blonde meid steekt haar hand nu ook uit. Die schud ik ook maar. Wat of ik er anders mee zou moeten doen, weet ik ook niet. Weer noem ik mijn naam. Zij zegt iets. Die van haar, gok ik. Ook die van haar versta ik niet. Van dichtbij ziet ze er ouder uit dan rond de dertig.
‘The Allman Brothers waren heel bekend,’ gaat de vent verder. ‘Maar ik zou geen liedjes van ze kunnen noemen.’
‘Ze maakten dan ook geen liedjes in de drieminutenzin van het woord,’ zeg ik.
‘Ze waren wel heel goed.’ Dat zegt de vent die ze van naam kent en geen liedjes van ze kan noemen. ‘Knap als je hun werk kunt naspelen. Net als Zappa, die was ook geniaal.’
‘O ja?’ vraag ik.
‘Ja. Zij moet er niet zo veel van hebben, van Zappa.’ Hij wijst op de alleraardigste blonde meid, die bij het noemen van de naam een andere kant op is gaan kijken. ‘Als ik thuis Zappa opzet, dan gaat zij naar boven. Maar ik vind het geniaal.’
Zal ik gaan vertellen over hoe ik De Vrouw heb aangestoken met mijn liefde voor De Grote Meester? Dat ze met me mee gaat naar optredens en festivals alwaar bandjes en ensembles het werk spelen? Ik doe het niet.
‘In het begin denk je: dit trek ik niet, het gaat alle kanten op.’ De vent laat zich niet onderbreken. ‘Maar al snel ontdek je dat het geniaal is. Ken je Zappa?’
‘Wie?’ vraag ik.
‘Frank Zappa.’
‘Nogal.’ Over drie weken zitten we in de Kursaal in Oostende naar The Bizarre World Of Frank Zappa te luisteren. Twee maanden later zijn we op het vierdaagse festival Zappanale en eind november bezoeken we de Mosae Zappa tweedaagse in Heerlen met onder andere De Zoon Van.
‘Hij was geniaal,’ gaat de vent verder.
‘Wist je dat we hier in Apeldoorn een band hebben die zijn werk speelt?’ ‘Nee? Dat wist ik niet! Geniaal. Hoe heten ze?’
‘The FoolZ. Al meer dan vijfentwintig jaar. En ze zijn goed.’
‘Als je het werk van Zappa kunt spelen, dan ben je niet goed, maar geniaal.’
‘De band van vanavond is ook heel goed,’ zeg ik. Ik word een beetje simpel van het gegeniaal. ‘Ze spelen het werk in een soortgelijke bezetting als The Allman Brothers begin jaren zeventig. Met twee gitaren, bas, toetsen en kijk maar op het podium: twee drumstellen.’
‘Dat zie je niet zo veel.’
‘Opletten, dus,’ gebied ik. Dan loop ik naar voren. De band begint te spelen.

Links voor het podium vind ik een plekje van waaraf ik het goed kan zien en horen. Ik sta iets aan de kant, zodat ik niemand in de weg sta, ook de mensen die op een stoel aan een tafeltje zitten niet. Uit mijn zak pak ik mijn telefoon. Het is tien uur geweest, zie ik.
Rob staat rechts voor het podium achter de knoppen. Hij ziet mij, ik zie hem. Ik knik en zwaai. Het geluid is nog niet helemaal in balans. Ik hoor de toetsen niet. Nu ben ik niet alleen een toetsenfiel, maar ik ken de man die vanavond de Hammond- en pianogeluiden voortbrengt nogal goed. Altijd fijn om hem aan het werk te horen. De band begint met een serie instrumentaaltjes.
Ik kijk schuin achter mij. Er staan mensen op een paar meter afstand van het podium te kijken en te luisteren. Een jongeman staat ontzettend uitbundig te dansen, met veel wijdse en onverwachte bewegingen. Ik vind het ontzettend debiel. Doe normaal. Naast hem staat een jonge vrouw van hem weg te kijken. Hij probeert haar over te halen met hem mee te clownen, door haar in zijn armen te nemen en dicht tegen zich aan te drukken, zodat ze zijn bewegingen wel moet volgen. Lacht ze? Ze heeft lang en steil oranjerood haar, een bleek gezicht met sproetjes, heldere ogen. Nee, ze lacht niet; het lijkt eerder of ze pijn heeft. Ze draagt een zwart spijkerjasje, een strakke zwarte spijkerbroek en zwarte laarsjes. Ik meen iets in haar te herkennen, maar weet niet wat. Wat ik wel weet, is dat het me niet interesseert.
Op het podium klinkt een gave unisolo door de twee gitaren. De muzikanten gaan al snel op in hun muziek. Ogen dicht en soleren maar. De ene gitarist speelt heel fysiek: hij beweegt explosief mee met de tonen die hij aanslaat. De andere staat erbij alsof er een begrafenis gaande is, maar ondertussen brengt hij de meest waanzinnige tonenreeksen voort. Ik houd ervan.
Ik maak twee foto’s van de band die aan het spelen is en berg dan de telefoon weer op in de zak van mijn jasje.

Opeens staat de jonge vrouw voor mijn neus. Ze veegt een streng oranjerood haar uit haar gezicht en kijkt naar mij op. ‘Nu ben ik toch nieuwsgierig,’ zegt ze. ‘Ben jij Bas?’
‘Ja,’ antwoord ik.
‘Weet je wie ik ben?’
Ik weet het allang, maar ik doe net of ik even nadenk. Dan kijk ik haar aan, diep in haar ogen en ik zeg: ‘Eva.’
Ze juicht zonder geluid en vliegt me om mijn nek. Ik sla mijn armen om haar heen, wrijf over haar rug. Dan draait ze zich om en gaat ze terug naar de kerel die nog altijd bezig is met zijn mallotige kookpottendans.
Eva. Ooit was ze een jaar of vijftien. Wanneer was dat? Even denken. Negentientweeënnegentig of zoiets. Dan is ze nu meer dan vijfentwintig jaar ouder. Ik ook.
De muziek gaat voort. Na de instrumentaaltjes volgen enkele nummers met zang. Het Engels van de zanger is niet zo goed. Zijn gitaarspel wel. De eerste set is voorbij voordat ik het weet. De band stapt het podium af.

‘Hé Bas.’ De toetsenist steekt zijn hand op. ‘Mooi dat je er ook weer bent.’
Ik grijp de hand beet, pak hem bij zijn schouder en begroet hem. ‘Hoe gaat het?’ vraag ik.
Hij zegt iets. Ik versta het niet. De geluidsman heeft de kroegmuziek aangezet. Nogal hard. Ik kijk om me heen. Er is inmiddels veel volk in het zaaltje van het café. Maar Eva zie ik nergens meer. De toetsenist gebaart dat hij een biertje gaat halen bij de bar. Ik zwaai hem na.
Er komen nog meer mensen. Het wordt aardig vol. De mensen moeten schreeuwen om over de muziek heen te komen. Ik zie wat de geluidsman gaat doen. Waar ik bang voor ben, gebeurt: de muziek gaat nog harder.
Het is wat warm aan het worden. Ik heb wel zin in iets drinken. Water graag, het liefst uit de kraan. Maar ik ben alleen. Bij de bar zie ik dat de toetsenist zijn biertje al heeft. Als hij me had gevraagd of ik iets wilde drinken, had ik gezegd dat ik kraanwater wil. Maar hij drinkt vast op kosten van het café. En ik durf niet naar de bar om te vragen om één glas water uit de kraan. De bangerik.
Ik ga niet op mijn telefoon kijken. In plaats daarvan loop ik naar de ruimte tussen het zaaltje en het café. Daar hangen allerlei kunstwerken. Ik doe net of ik ze aandachtig bestudeer. Mijn oordeel heb ik overigens al na één blik om het eerste doek geveld: klodderprutswerk.

Hoor, de tweede set gaat van start. Ik ga weer terug naar het podium. Nu sta ik aan de rechterkant, vlak achter de geluidsman. Aan de begintonen had ik Jessica al herkend. Mooi stuk, klassieker. Om mij heen komen allerlei mensen staan. Dicht op me. Heel dicht op me. Maar niet Eva. Ook niet de alleraardigste blonde meid die er van dichtbij niet uitziet als rond de dertig. Verdwenen. In rook opgegaan. De mensen die er wel zijn praten door de muziek heen. Praten? Schreeuwen. Ik zie over de schouders van de geluidsman dat hij de schuifjes wat meer naar boven doet. Heeft hij poep in zijn oren? Dit begint pijn te doen. Met veel moeite peuter ik het etuitje met de gehoorbeschermers uit de borstzak van mijn jasje. De mensen staan zo dicht op me, dat ik nauwelijks ruimte heb. En ze schreeuwen, brullen, krijsen. De oordoppen zitten aan elkaar vast met een koordje. Het koordje zit in de knoop. Het koordje is elastisch. Ik krijg het niet gemakkelijk uit de knoop. Mijn oren doen zeer. Het volk gilt nog steeds. Het lawaai snijdt. Ha, eindelijk. Eerst de rechter, dan de linker. Aan het koordje zit ook een klemmetje. Dat maak ik vast aan de rever van mijn jasje. Ik duw de gehoorbeschermers nog iets beter op zijn plek. Het geluid is dof, veel hoge tonen zijn weg, behalve de alom aanwezige en genadeloze pieptoon. Op het podium is Jessica afgelopen. De mensen klappen en joelen. Een ander nummer begint. Ik kijk weer over de schouders van de geluidsman. De schuifjes gaan nog wat verder omhoog. Mensen duwen, botsen tegen me aan. Er hangt een vogel over mijn schouder te hijgen. Zijn kop stinkt. De pieptoon doet pijn. Mijn hart bonkt in mijn hoofd. Ik zweet van angst. Ik weet dat me maar een ding te doen staat.

Ook buiten is er enorm veel lawaai. Nu maakt het niet meer uit welke route ik kies. De kortste wordt het. Op de hoek is het plein. Bierkramen, een mensenmassa, beukende bastonen, felle flitslampen. ik snel over het trottoir aan de andere kant van de straat om de hossende meute te omzeilen. Gelukkig wordt de menigte hier dunner. Al lopende trek ik aan de koordjes de gehoorbeschermers uit mijn oren. Plop, plop. Er komen me zwalkende mensen tegemoet. Er is iemand op een fiets die er doorheen wil. Ik prop de oordopjes in het etuitje. Drie meisjes trekken een vierde meisje op haar knieën met hen mee. Gegil. Een van de meisjes stoot een beker bier uit de handen van een ander. Het gaat bijna over mijn schoenen; ik kan net opzij stappen. Het etuitje stop ik terug in de borstzak van mijn jasje. Nog iemand op een fiets. Slingerend tussen de lallende mensen door. Ik ontwijk hem en loop verder. Na tweehonderd meter staan er hekken dwars over straat. Daarachter zeker vijf politiewagens en bijna twintig agenten. Sommigen hebben rode lampen in hun hand, een soort toortsen waarmee ze naar auto’s signaleren dat die opzij moeten. Ik passeer de hekken. Twee agenten lopen met me op, schijnen met een zaklamp door de ruiten van een grote zwarte geparkeerde auto. Op de hoek van de straat mag ik linksaf. Nog weer honderd meter verder is de ingang van het appartementencomplex.

Eenmaal binnen is het doodstil. In de gang hang ik mijn jasje op een knaapje aan de kapstok, trek mijn schoenen uit en zet die in het kastje. Dan open ik de deur naar de woonkamer. Ik zoen De Vrouw der Vrouwen en leg mijn huissleutels in de la van de kast.
‘Hoe was het?’
‘Het bandje blijft gaaf,’ zeg ik. ‘Maar de wereld staat in brand.’
‘Je bent vroeg.’
‘Na de eerste set ging het volume heel erg omhoog,’ vertel ik. ‘Op zich helpen de gehoorbeschermers dan wel, maar het publiek schreeuwde eroverheen. Dan is het lawaai en vind ik het niet leuk meer.’
Ik zie dat De Vrouw weet wat of ik dan moet doen. Opnieuw zoen ik haar en ik verlaat de woonkamer weer. Vijf minuten later lig ik rillend in bed. Het is nog voor middernacht en ik poog te gaan slapen. Tevergeefs.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, mei 2019



Hier lees je ‘m op FOK!.


Vanaf heden lees je bazbo’s stukjes weer op donderdag, net zoals van 2007 t/m 2013!

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment