Het vuur ontketend (3)
“Johan, wat doe je tegenwoordig eigenlijk overdag?” Muriëls vraag sloeg
als een bokshandschoen in mijn gezicht. “Wat is er, Johan? Heb je wel
werk? Je hoeft je niet te schamen, hoor.”
“Schaamte is sowieso niet iets dat jij kent,” zei ik en ik had daar onmiddellijk spijt van.
“Mijn beroep mag dan niet het meest eervolle zijn dat er bestaat; voorlopig eten we er goed van.”
“Hoe is het met je kind?” vroeg ik om een discussie te ontwijken.
“Dat ‘kind’ heet Kimberley, en die is ondertussen veertien en een vervelende kutpuber,” was Muriëls antwoord.
“Oh, ja, dat had je al gezegd,” verontschuldigde ik me. “Ik wilde alleen maar belangstellend zijn.”
“Ik vroeg je naar je werk.”
“Ik werk in de super op de Azijndijk. Niet veel soeps. Maar het levert
geld op en daar is het me om te doen. Ik zoek nog naar iets beters.”
“Hele dagen?”
“Nee, alleen op maandagochtend, woensdag de hele dag en vrijdag- en
zaterdagochtend moet ik er zijn. Voor de rest heb ik niet zoveel om
handen. Wil jij nog iets drinken?”
Muriël had geknikt. Ik wenkte Rein en vroeg nogmaals hetzelfde.
“Nog altijd niet veel volk hier, Rein,” zei ik, toen hij me het biertje en de witte wijn voor mijn neus had gezet.
“Wrijf het er maar in, Johan,” bromde Rein.
“Maar hoe bevalt het werk je?” vroeg Muriël.
“Het is oké. Ik word grotendeels met rust gelaten door het meeste
personeel. En Ton, de manager van het magazijn, is een goeie kerel.”
“Dat is fijn om te horen, Johan.” Even keek ik naar Muriël. Die leek zowaar oprecht geïnteresseerd.
“De baas, international director of hoe ze die ook al weer noemen, die
steekt af en toe nog even zijn hoofd om de hoek. Dat voelt wel oké. Al
die jongeren kijken meestal schichtig langs me heen. Wat normaal is voor
die onzekere gastjes.”
“Maar heb je wel wat aanspraak, dan?”
“Niet zoveel. Een enkel kassameisje of magazijnknulletje praat wel eens
met me. Maar veel is het niet. Omdat de managers met elkaar lunchen, zit
ik meestal alleen te pauzeren en te eten. De kantine is rommelig en er
lopen steeds mensen in en uit. Dat vind ik verwarrend. Zelf zit ik vaak
van een afstandje in de opening naar het magazijn te kijken. Op zich wel
grappig om te zien, al die kassameisjes en jonge gastjes die hun best
doen om indruk te maken.”
– indruk maken, dat kon Franco wel, vertelde hij eens. Er was niks dat hem bijzonder maakte. Zoals hij waren er meer op school, in de wijk waar hij woonde, maar hij was gemener en gewetenlozer. Een buurjongetje had het lef gehad om tegen Franco in te gaan. Franco had hem meteen gepakt, opgebruikt en weggeflikkerd. Alsof het een voorwerp was. Een kort pleziertje. Ik haatte hem daarvoor. Ik haatte Franco, omdat hij geen ziel had. Hij was –
“Johan, wat zei je daarna?”
Ik keek café ‘De Lamme Goedzak’ eens rond. Er zat echt helemaal niemand.
Behalve Muriël en ik. Waar ze haar klanten vandaan haalde, was me een
raadsel.
“Johan?” vroeg ze nogmaals.
“Wat?”
“Wat zei je daarnet?”
“Eh, ik had het over de jongetjes op het werk. Na de eerste week waren
ze al aan me gewend. Ze laten me lekker links liggen. En ik doe gewoon
mijn werk. Ik heb van niemand last. En het geld dat ik verdien is goed
genoeg voor een sober levende man als ik.”
“Jij bent nooit een
veeleisende man geweest,” zei Muriël opeens. Ze kwam vervaarlijk dicht
bij me en sloeg haar arm om me heen.
Ik rilde en draaide me naar de
toog om van mijn bier te nippen. In ‘De Lamme Goedzak’ was ik onder
mijn eigen soort mensen. Muriël was er meestal ook.
“Ik begrijp het wel, Johan,” zei ze. “Niet dat ik weet wat je allemaal
hebt doorgemaakt, maar ik zal niet meer vragen over je verleden.”
Dat viel me dan weer mee.
“Laten we over de gewone dingen van het leven praten,” stelde ik voor.
“Dat kind van je. Hoe houd je dat vol als het zo’n puberende etter is?”
“Ach, Kimberley is meestal op straat,” zei ze.
“Alsof ze dat van een vreemde heeft,” dacht ik. “Die gore kuthoer van
een Muriël laat zich verpooieren door een rotte Marokkaan. Niet omdat ze
niet van die klaploper af kan, maar omdat ze het lekker vindt om
betaald te worden voor seks. En ik wéét wat voor cliëntèle bij goedkope
en afgelebberde hoeren als zij langs komt. Het armste en goorste tuig
van de stad neukt haar.” Ik probeerde mijn gedachten niet te ver af te
laten dwalen.
“Hoe is het met jouzelf?” vroeg ik haar. “Hoe staat het met jouw eigen gezondheid?”
“Ach, Johan,” verzuchtte ze, “vijfentwintig jaar op een tochtige straathoek staan roken is niet goed voor je stem.”
– die demonische lach. Gek word je ervan. Tot brakens toe moet ik ernaar kijken en luisteren. Het is sterker dan ik. Ik zou me ervoor willen afsluiten, maar ik kan het niet. Steeds weer word ik ernaar toe gezogen. Die hoge uithalen die door mijn merg en been snijden. En dan de switch naar de lage tonen. Mijn onderbuik wordt aangeboord. Afschuwwekkend, maar o zo intrigerend. Franco kan er wat van. Ik heb kippenvel –
Weer walgde ik.
“Wat heb je toch?” vroeg Muriël.
“Oh, niks,” loog ik.
“Gaat het wel goed met jóú?”
“Ja hoor. Ik heb mezelf altijd een beetje fit weten te houden door de jaren heen. Als ik de kans krijg, doe ik mijn push-ups en sit-ups. Of ga ik hardlopen. Als het maar even kan, ga ik elke dag minstens een half uur rennen. Dat heeft me al die jaren fit gehouden.”
“Je werk zal ook wel de nodige lichamelijke inspanning vergen.”
“Jij kunt lekker blijven liggen als zo’n kerel op je tekeer gaat,” dacht ik. Maar ik zei: “Er is een hoop sjouwwerk.”
“Hoe bevalt dat?”
“Simpel sjouwwerk, daar ben ik goed in. Er worden nogal wat kratten geleverd. En waarschijnlijk is het goedkoper om mij alles te laten opstapelen dan het over te laten aan een chauffeur of puber. De mensen in de super kijken een beetje op me neer, maar ik vind het niet erg.”
“En wat doe je dan in je vrije tijd?” Het leek wel of Muriël alles wilde weten.
“Vaak ga ik na de ochtenden in de supermarkt naar het park. Daar zijn de vogels en de eenden die me graag zien komen.”
“Kun je wel rondkomen van het loon?” Werd ik hier nu uitgehoord of hoe zat dat?
“Ach weet je, soms vind ik wel eens brood in de restantenbak van de super. Dat gebruik ik om de eendjes mee te voeren. Maar zelf eet ik er ook mijn buikje van rond. Dat spaart me dan weer een dure avondmaaltijd uit. En het geld dat ik ermee bespaar, dat zet ik dan weer opzij.”
Ik vertelde maar niet dat ik aan het sparen was voor een etentje in een restaurant en een bezoek aan de bioscoop. Ik was van plan Muriël te vragen te stoppen met op straat werken. Als ze dat zou volhouden, had ik mijn spaarcenten en een leuke avond.