bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

20-02-2020

Fijne dag!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2020 — bazbo @ 01:00

‘Fijne dag!’ Haar stem is luid, maar opgewekt. Ze heeft er plezier in vandaag. Dat heeft deze buschauffeuse trouwens altijd, als ik haar zo hoor. Drie dagen in de week rijd ik met deze stadsbus van het station naar mijn werkplek. Altijd op hetzelfde tijdstip vroeg op de ochtend heen en op hetzelfde tijdstip laat in de middag ook weer terug naar het station. In de meeste gevallen zit zij niet achter het stuur, maar iemand anders. Vaak is dat een weinig spraakzame man of vrouw, een enkele keer iemand die wat vriendelijker groet bij het in- of uitstappen. Deze chauffeuse tref ik zelden, maar toevallig wel vandaag. 

Ze zingt nog net niet, maar vrolijk is ze immer. En hartelijk. Ik voel me welkom als ik met haar mag meereizen. Lijkt dat zo of klinkt zelfs het piepje van het incheckapparaat vriendelijker? ‘Goedemorgen!’ klinkt ze door de bus.
De rit is in afstand niet lang, maar duurt wel lang. Dat komt doordat na iedere halte iemand op het knopje drukt en we bij de volgende halte opnieuw stoppen. De deuren gaan open en wie er ook uitstapt: van achter het stuur roept ze vol enthousiasme, in de spiegel kijkend of het bij het verlaten van de bus allemaal goed gaat: ‘Fijne dag!’

‘Fijne dag.’ Ik word er een beetje gek van. Iedereen wenst mij overal een fijne dag toe, waar ik ook kom of waar ik ook ga.
‘Heeft u een vuurtje voor mij?’
‘Nee, sorry. Ik rook niet.’
‘O. Jammer. Nou, fijne dag.’
Waarom verontschuldig ik me eigenlijk dat ik niet rook?

‘Ober, mag ik afrekenen, asjeblieft?’
‘Jazeker. Twee koffie. Dat is vijf euro.’
‘Kijkt u eens.’
‘Ik dank u vriendelijk. Fijne dag nog!’
Het is al acht uur in de avond. Over twee uur lig in bed, vent.

‘Goedemorgen, u spreekt met Bas Langereis. Ik bel voor het maken van een controleafspraak bij de tandarts.’
‘Dat kan. Schikt het vandaag over twee weken om acht uur?’
‘Ja, dat komt mij goed uit.’
‘Prima. Zien we u dan.’
‘Bedankt voor uw moeite.’
‘Fijne dag.’ (Klik. Tuuut tuuut tuuut.)

‘Dat is dan driehonderd euro.’
‘Kan ik pinnen?’
‘Nee, helaas. Dat heb ik u bij de afspraken vooraf ook verteld.’
‘O. Sorry. Hier, kijkt u eens.’
‘Alles verder naar wens geweest?’
‘Nou, volgende keer graag weer op z’n hondjes.’
‘Fijne dag!’

Is ‘Fijne dag!’ het nieuwe ‘Doeidoei!’? Wat is er mis met ‘Tot kijk’, ‘Ajuus’, ‘Hoi’, ‘Salukes’, ‘Tjo’ of ‘De ballen’? En bovenal: waarom praat iedereen elkaar na? Zo fijn vind ik dat niet.
Zei iedereen het nou maar vol overgave, dan leek het nog eerlijk en oprecht. Nu klinkt het vaak gemaakt, zo niet uitermate ongeïnteresseerd. Dat – op zich leuke – meiske achter de kassa dat mijn boodschapjes van zich af schuift en zich alvast richt tot de volgende klant, mompelt mij zonder me aan te kijken nog even na: ‘Fijne dag.’
Ze meent er geen fuck van.

Net als die gast bij ons in de Hoofdstraat van ons zo majestueuze Apeldoorn. Ik zie hem van verre, want hij heeft een veel te fel oranje jas aan.
‘Dag meneer, hoe leuk is het als u iets wint?’ vraagt hij op een toon die net zo schreeuwend is als die fel oranje jas. Vaak gooit hij me de grote dobbelsteen van de staatsloterij al toe.
Ik doe een ontwijkend stapje opzij, zodat de dobbelsteen op straat stuitert en in een grote plas regenwater blijft liggen. Nu wil het geval dat ik hier in het centrum woon en om mijn weg te vinden naar een winkel of anderszins deze Hoofdstraat nogal eens door moet. Als niet de ene bedelaar mij aanspreekt, is het wel de andere draaiorgelman of zeehondjesknuffelaar. Maar dat weet deze gokverslavingsverleider niet.
‘Mag ik u wat vragen?’
Ik ben hem al bijna gepasseerd. ‘Nee, dank je wel,’ zeg ik, mijn pas niet vertragend.
‘Het kost maar heel even tijd.’
‘Nee, dank je wel.’
‘Echt niet?’ vraagt hij in mijn voorbijgaan.
‘Ik meen toch dat ‘Nee, dank je wel’ niet zo heel moeilijk is om te begrijpen.’
‘Maar u weet niet wat u mist.’
‘Daar ben ik blij om. Neem van mij aan: ik koop niets op straat, ik geef niets op straat, ik teken niets op straat, ik ga ook niet geloven op straat. Nee, dank je wel.’
‘O, oké hoor,’ roept hij me na. Alsof ik zijn toestemming nodig had. En ja hoor, daar komt het erachteraan, een luidkeels: ‘Fijne dag!’
Nee, dank je wel. Wat een klótedag. 

Maar nu deze buschauffeuse (leuk scrabblewoord). Van haar kan ik het hebben. Omdat ik uit de uitbundige manier van doen opmaak, dat ze het werkelijk meent. Vier, vijf haltes. Steeds weer klinkt het alsof het uit de grond van haar hart komt. ‘Fijne dag!’ Het maakt dat iedereen die de bus verlaat, zich omdraait en zwaait of iets terugroept. De wereld is nog niet helemaal verrot.
Na nog een stuk of wat haltes ben ik aan de beurt. Ik druk op het knopje. Er klinkt een piepje en ik sta op. Ik houd me in evenwicht en beweeg me naar de achteruitgang. De bus stopt en de deuren gaan open.
Ik wil uitstappen, maar draai mijn hoofd nog een keer naar links. In de spiegel boven de voorruit zie ik haar opgewekte lach. Daar komt-ie, weet ik. En inderdaad, haar stem galmt door de bus. ‘Tot ziens!’


Apeldoorn, december 2019

Hier lees je ‘m op FOK!.

bazbo tijdens de première van dit stuk, zondag 9 februari 2020 in theaterzaal Walvis in Gigant, Apeldoorn. (Foto: Ernst van Rossum)
• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment