Zeep (S041)
Ik ga niet. Ze meent het vast niet. Welke leuke meid van net negentien wil nu afspreken met zo’n oude man als ik? Vanmiddag zit ze heus niet te wachten op het bankje in het park. Ze zei het vast om mij in een aardig humeur te brengen, maar ze meende er niets van.
Het hoofd van de schrijver zat vol. Dat was niet bijzonder, dat gebeurde vaak. En om dat hoofd leeg te maken ging hij om de dag minimaal een half uur hardlopen. Zoals nu.
Hij draafde door de doodstille staat. Overdag was het hier doorgaans erg druk met auto’s en stadsbussen. Nu was het er doodstil. Dat was niet vreemd; het was pas even over zes in de ochtend.
Toch gebeurde er iets. Zijn aandacht werd getrokken door lichtflitsen vanuit een raam op de tweede verdieping. Al joggende keek hij omhoog. De gordijnen waren niet gesloten achter het venster. Het flitste wit, dan weer blauw en nu dan rood. Er zat iemand een wild computerspel te spelen, dacht hij. Om vijf over zes ’s morgens. Vast zo’n gewelddadig en luguber schietspel, waarbij het bloed in het rond spettert. Was het een tiener die niet kon loskomen van zijn console? Een gameverslaafde vader? Wat is dat toch dat altijd dat scherm aan moet?
Het deed hem denken aan een overbuurvrouw. Vanuit zijn keukenraam had hij zicht op haar woonkamer. De televisie stond aan. Altijd. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Hij zag de overbuurvrouw wel door het huis lopen, naar de keuken en weer terug. De televisie bleef aan. Ook als ze naar buiten ging om haar hond uit te laten en een kleine boodschap ging doen bij de buurtsuper op de hoek. En het was een heel grote televisie. Hij besloeg haar halve wand.
Toen hij een kwartier geleden van huis was gegaan, zag hij uit het keukenraam dat die echt enorme televisie al aan was. Nog voor zes uur. Hij zocht de frisse lucht op en ging zijn ronde hardlopen.
Sinds een jaar of vijf deed hij dat. Op dringend aanraden van zijn psycholoog. ‘Wanneer ga jij ’s een keer bewegen?’ vroeg die. ‘Ik wil dat je gaat nadenken over welke vorm van beweging je kiest. De volgende sessie vertel je me wat het is geworden.’ Hardlopen was het goedkoopst en gemakkelijkst om te starten. En het hielp. Zijn hoofd leegmaken deed hij sindsdien minimaal drie keer in de week. Aanvankelijk iedere avond in het donker, zodat niemand hem zag; sinds een jaar of twee het liefst vroeg in de morgen, als de stad nog moest ontwaken.
Ondertussen was hij op de hoek van de straat en sloeg hij linksaf. Hier liep hij niet midden op straat, want hier kwam ook ’s morgens vroeg nogal eens verkeer. In plaats daarvan koos hij het fietspad om op te lopen. Als er een fietser hem tegemoet kwam, dan stapte hij snel het voetpad op. Langs het voetpad bevond zich de gevel van een ander appartementengebouw. Vijf, zes woningen en daarginds was het laatste huis en … ja, hoor. Er brandde licht.
Voor het raam stond de eettafel en aan de eettafel zaten de man en de vrouw tegenover elkaar. Zouden ze…? Ze deden het. De vrouw keek voor zich naar beneden op een tablet. De man tegenover haar had zijn telefoon in zijn hand en met de wijsvinger van zijn andere hand tikte of swipete hij op het apparaatje.
Gezellig, dacht hij. Sommige mensen zijn hun hele leven alleen en smachten naar een relatie. Anderen hebben een relatie en helpen die om zeep door de godganse dag in elkaars bijzijn bezig te gaan met andere dingen, zoals gezeik op een smartphone of iPad.
Zou het werkelijk zo zijn? vroeg de schrijver zich plots af. Hij was al weer veel verder gerend. Verderop kwam het stadspark in zicht, voor zover je daar in de duisternis van kon spreken. Zou het werkelijk zo zijn?
Gedachten zijn geen feiten, wist hij van de cursus aandachttraining die hij had gevolgd. Uit levenservaring had hij geleerd: we kennen het verhaal erachter niet.
Misschien, schoot het door zijn hoofd, misschien is die jongeman van twee hoog wel net teruggekomen uit de nachtdienst en zoekt hij op zijn spelcomputer nog wat afleiding en ontspanning alvorens hij gaat slapen. Als het al een jongeman is. En misschien is het geen gewelddadig of luguber spel, maar zit er een kind dat niet meer kan slapen naar de Teletubbies te kijken of is een vader bezig zijn zelfgemaakte familiefilmpjes te ordenen?
De oude overbuurvrouw is mogelijk eenzaam en om wat om zich heen te hebben heeft ze de televisie aan staan.
De man van het stel is misschien al wel aan het werk, heeft hij bereikbaarheidsdienst en is het gewoon afgesproken op het werk én in zijn relatie. Zijn vrouw helpt hem misschien in het bedrijf dat ze samen runnen.
Weet ik veel. Ik ken het verhaal erachter niet. Gedachten zijn geen feiten. Ze zeggen meer over mij dan over de mensen die ik om me heen zie. Ik zit vol vooroordelen en aannames.
Wat dacht hij vroeger ook weer toen hij om kwart voor zeven naar de bushalte liep om naar het werk te gaan? Toen kwam hij ook wel hardlopers tegen en dacht hij: Hoe gek moet je zijn om op dat vroege uur al te gaan rennen? Wat voor leven heb je dan? Nu was hij zelf aan het hardlopen en hij was nog veel vroeger ook. Voor hem was het nu de gewoonste zaak van de wereld. Toen kende hij het verhaal erachter niet. Gedachten zijn geen feiten.
Ze meent het vast niet, schoot hem weer door zijn hoofd. Wat moet dat meisje van negentien met zo’n oude grijze vent als ik? Niets, ze houdt me voor de gek. Maar gedachten zijn geen feiten. En ik ken haar verhaal niet goed. Ze zei dat ze me nog een keer wilde ontmoeten om verder met elkaar te praten. Dat is een feit.
Snel liep hij door. Vanmiddag was het zover.
–
Apeldoorn, november 2020
–
Dit is het eenenveertigste deel uit de eindeloze serie Schrijver.