Prettige Hemelvaart (3)
‘Prettige Hemelvaart.’ Het klinkt wat raar. Toch wens ik het u allen toe. Dat is best lief van mij, niet? Ik maakte al twee keer eerder een stukje met deze titel en met deze openingszinnen. Zoek ze maar op. Ze staan vast nog wel ergens online. En als u ze niet kunt vinden, dan klikt u hier en hier.
Wat heeft de hemel in hemelsnaam met een vaart te maken? Bitter weinig, ben ik bang. ‘Vaart’ komt van het Oudnederlandse woord ‘opvaren’, wat omhoogvliegen betekent. Op Hemelvaartsdag vieren we of wacht dat is misschien niet zo’n gepast woord herdenken we dat Jezus is opgevaren naar de hemel en Zijn plaats heeft ingenomen naast God. Het is de veertigste dag na Zijn wederopstanding. Ergens in de negentiende eeuw gingen mensen ‘hemelvaren’: ze stonden op de veertigste dag na Pasen al om drie uur ’s nachts op om zingend en blootsvoets op het gras te dansen. Hier zou de term ‘dauwtrappen’ vandaan komen. De mensen stonden zo vroeg op, omdat de mis om negen uur ’s morgens begon en dan moesten ze weer terug zijn. Maar waarschijnlijk gaat de oorsprong van het dauwtrappen nog verder terug in de geschiedenis: in de eerste eeuw na Christus (alias Jezus) ontstond het dansen in het gras in de vroege morgen als onderdeel van de meifeesten waarin de Germanen de opkomst van het nieuwe leven in de natuur vierden. In de vorige eeuw werd het dauwtrappen een wandeltocht en later weer een fietstocht. Tegenwoordig is er geen trappen meer bij, want zo goed als iedereen rijdt elektrisch of op benzine. Zelf woon ik in een appartement op twee hoog en ik heb nog wel degelijk te maken met trappen. Bij mij op de verdieping is dan weer geen gras. Zo is het ook altijd gezeik. Dat is dan ook de enige les die we van de geschiedenis zouden kunnen leren. (Dat het altijd gezeik is.)
In een grijs verleden ben ik zelf vaak op Hemelvaartsdag in alle vroegte op de fiets gestapt. Was het niet in verenigingsverband, dan was het wel later met fanatieke vrienden. Al waren die vrienden ook weer niet zo héél fanatiek. Vaak verzamelden we bij een van ons thuis, dronken uitgebreid koffie en hadden een uur onenigheid over de te nemen route. Eind van de ochtend waren we goed en wel onderweg en toen was het natuurlijk tijd om uit te kijken naar een lunchgelegenheid. Heel laat thuis moesten we ook niet zijn, want de traditie wilde dat we nog eten gingen halen bij een lokale Chinees. En de discussie over de te bestellen gerechten nam (ook traditiegetrouw) een uur of langer in beslag, dus uiteindelijk betekende onze actieve Hemelvaartsdag dat we een rondje om de kerk reden. Qua menu waren overigens slechts de loempia’s en het bananentoetje in beslag bereid.
Al een jaar of tien sta ik op Hemelvaartsdag niet meer voor dag en dauw op. Althans, niet vroeger dan anders. Doorgaans is het rond een uur of zes. Dan is het – sinds een tijdje – al licht. Ik zou kunnen gaan dansen in het gras van het kleine stadspark hier op de hoek van de straat, maar ik ben bang dat ik struikel over de laveloze lichamen van de dak- en thuislozen en de vele verslaafden die er bivakkeren. Niet dat ik bang ben om in het park te zijn. Ik lach om die halfgare lui die daar een beetje tegen elkaar aan staan te schreeuwen. Vervelender vind ik het voor omwonenden en vooral de ouderen die het stadspark niet durven te betreden omdat ze zich er niet veilig voelen.
Bang ben ik dan weer voor andere dingen. Angst adem ik ieder moment in én uit. Ik ben altijd al een bangerik geweest, maar sinds die jaar of tien is de angst nadrukkelijker aanwezig. Soms krijg ik heel plots een vlaag van paniek. Zo’n angstaanval gaat heel diep. Er komen vaak lichamelijke verschijnselen bij. Ik kan bijna letterlijk verlamd zijn. Zweet, trillen, schokken, onvast op de benen, pijn, krachteloos, dood- en doodmoe. Gelukkig weet ik dat het – even onverwacht als het komt – ook weer voorbij gaat zijn. Soms duurt zo’n aanval een paar minuten, maar vaker neemt het veel meer tijd tot aan uren, dagen, weken aan toe. Waar ik op zo’n moment of in zo’n aanval dan precies bang voor ben, dat kan ik niet te zeggen. Het hier en nu, het daar en in het verleden, de toekomst en de dood. Dood, dood. Bang om te verliezen wie ik zo lief heb. Mijn dierbare vrouw, ons zo mooie kind, de oude vader. Och ja, de oude vader. Een paar maanden terug vierden we zijn negentigste verjaardag. Eerder riep ik dat hij op zijn oude dag nog zo sterk en vitaal is. Nu zie ik een broze man, die het gelukkig nog heel aardig redt in de Grote Boze Wereld, maar die steeds trager en fragieler wordt. Eerder riep ik dat hij wel alleen is, maar niet eenzaam. Nu zie ik een man die steeds meer generatiegenoten om zich heen ziet wegvallen. Hij is veel alleen, zit net als zijn bange zoon veel in zijn eigen hoofd, vol met gedachtestromen en piekercirkels en alles wordt erger en beangstigender. Had ik al gezegd dat ik steeds meer op hem lijk? Dat ik ook bang ben dat ik net zo eenzaam word als hij? Misschien zoek ik hem vandaag op, drink ik zijn lauwe thee en luister ik naar zijn geklaag, zijn overpeinzingen en naar dezelfde verhalen die hij altijd vertelt. Misschien neem ik contact op met De Zoon, vertel ik hem wat een fantastisch mens hij is en dat ik er altijd voor hem ben. Misschien blijf ik in bed, De Vrouw heel dicht tegen me aan houdend en luid biddend dat ik haar nooit mag verliezen.
Ik ben bang dat ik nog niet precies weet wat ik vandaag op deze bijzondere dag ga doen. Of wacht. In ieder geval schrijf ik dit stukje en wens ik u allen een prettige Hemelvaart.
–
Apeldoorn, mei 2024