B-log: 26 april t/m 2 mei 2014
Vrijdag 2 mei – dagje Amsterdam:
Op tijd op, weer. Vandaag een ‘uitje’ op het programma. Om half negen zitten we op de fiets en om negen uur in de trein naar Amsterdam.
Half elf precies ontmoeten we Rikus in de Coffee Company in De Pijp. Het is fijn hem te zien en te spreken; we kunnen flink bijkletsen. Mooi dat het zo goed met hem gaat. Hij heeft zijn eigen columnsite opgezet en vraagt me zo ongeveer om – als ik weer voldoende hersteld ben – daaraan bij te gaan dragen. Da’s lief van hem.
Aan het begin van de middag lopen we over de Albert Cuyp. We lunchen in café Schilder en daarna wandelen we naar de Utrechtsestraat. In Concerto koop ik Roxy by proxy (FZ), Grand Southern Electric (DeWolff), La Tsadika (Mor Karbasi) en Unity Village, een goedkope (bootleg)concertcd van de vroegste Pat Metheny Group.
Eigenlijk heb ik het dan wel gehad; ik merk dat ik moe word. We besluiten terug te gaan naar Apeldoorn. Iets over vier staan we op het station en de intercity naar Deventer komt om half vijf op perron 10b. Iets voor half vijf krijgen we het bericht dat de intercity naar Deventer een half uur vertraging heeft; door een kapotte goederentrein is er geen treinverkeer mogelijk tussen Sloterdijk en Amsterdam Centraal. Wat gaan we doen? Op het perron zijn geen borden, dus terug naar de stationshal. Aha, we kunnen via Utrecht; de trein naar Maastricht vertrekt om tien over half vijf vanaf perron 5b. Op perron 5b blijkt dat de trein naar Maastricht – door vertraging van andere treinen – vertrekt vanaf perron 8a. Op perron 8a stappen we in de trein naar Maastricht. Die zit klemvol, maar toch vinden we een plaatsje. Om tien over half vijf roept de conducteur om dat in verband met een technisch probleem deze trein niet rijdt. Oké, we gaan terug naar perron 10b, waar de trein naar Deventer misschien toch komt, weliswaar vertraagd. Om vijf uur komt daar de intercity naar Hannover. Veel passagiers stappen in; de trein lijkt overvol. Op aanraden van een conductrice wandelen we naar de eerste twee wagons; die zijn helemaal leeg. Om zes uur komen we aan op het station in Apeldoorn. We fietsen via de supermarkt naar huis.
Er is post van mijn werk: het zal de brief zijn waarin staat hoe mijn functie gewijzigd wordt en waarop ik kan solliciteren. Morgen zal ik hem eens gaan bekijken. Nu even niet. Niet dat het me nu veel spanning geeft, maar de dag is vermoeiend geweest en ik wil de brief op m’n gemak tot me nemen. Dat kan ik nu niet.
De Zoon wilde net pizza’s in de oven stoppen en dat vinden we een goed idee. Na het eten en de afwas ben ik alleen in de keuken. Mijn nieuwe plaatjes spelen. Vooral Mor Karbasi ontroert me, maar dat deed ze altijd al wel. Ik lees ook nog wat en het is elf uur als ik erg moe naar bed ga.
–
Donderdag 1 mei:
Wel geslapen, maar in fragmenten. Ik sta op tijd op. Om half tien loop ik de deur uit en neem ik een bus naar Arnhem. Daar stap ik over op een lijn naar Velp. Ik ben om elf uur al bij het kantoor van de nieuwe baas, terwijl ik een afspraak heb om half twaalf. Geen nood, er is een pc’tje en ik kan even mail controleren en dergelijke.
Dan: een goed gesprek. De nieuwe baas is iemand met wie ik kan praten. Zij ook met mij. Ik vertel hoe het momenteel gaat. Dat ik eindelijk erken dat ik ziek mag zijn en dat ik daardoor veel rust in mijn hoofd en de dag ervaar. Wat nog wel een zorg is, is de toekomst: de ontwikkelingen in de (re)organisatie. ‘Hoe gaan we dat doen?’ vraagt ze. Kijk. Ik ga volgende week naar een informatiebijeenkomst over de procedure rondom de nieuwe functie(s), zij organiseert een nieuw gesprek waar de personeelsadviseur ook bij is, ik kaart alles aan bij de behandelaar met de vraag: hoe ga ik in de sollicitatieprocedure het beste te werk, zeker nu ik in een re-integratieproces zit. Ikzelf kies wel voor openheid: ik wil graag meedoen en een kans maken, maar kan op dit moment niet functioneren op professioneel niveau en een sollicitatiegesprek voeren of assessment doen. Ik ga met een goed gevoel het gesprek uit. Dit komt wel goed.
Om half vier ben ik thuis. Het is mooi weer, dus dat wordt buiten zitten. De Vrouw gaat met een clubje mensen uit eten. Ik speel We live here en Quartet van Pat Metheny Group (over verslavend gesproken!) en kook voor De Zoon en mijzelf: spaghetti met forse pastasaus van gehakt, uien, gele paprika, pepers, prei, gezeefde tomaten en Italiaanse kruiden. Met Parmesan.
Na de handafwas kan ik in alle rust verder lezen en luisteren. Little Feat tijdens Pinkpop 1976, bijvoorbeeld. Het is na elven als ik naar bed ga.
–
Woensdag 30 april:
Vreemde nacht, weer. Ik ben om een uur wakker, om zes uur ook en iets voor acht uur gaat de telefoon. Ik kom van ver, maar begrijp dat het de reparateur van de vaatwasser is. De Vrouw neemt de telefoon van De Zoon over.
Half negen ben ik beneden. Het voelt allemaal wel oké. Ik begin met het eten, want De Vrouw werkt vandaag vreemde tijd: van half vijf tot negen. De bamisoep is om elf uur klaar; tweederde van de Strange Cargo-trilogie door William Orbit heb ik er dan ook al doorgedraaid.
Ik wandel even naar buiten en loop via het kanaal naar een supermarkt.
Het is mooi weer! In de tuin begin ik te lezen in Het hijgend hert van Gerard Reve. Tegen een uur of twee is de soep klaar. Zelf eet ik een paar boterhammen met kaas en sla.
Nog steeds mooi weer. Lezen in de tuin. Ook fiets ik even naar een andere supermarkt en koop een tomaten-, een paprika- en een komkommerplant.
In de tuin lees ik het boek uit. Dan begint het te druppelen. Even later regent het. De Vrouw gaat werken. Om zeven uur eten De Zoon en ik. Bamisoep. Verrassend, niet? Er is muziek van Kadaver en de resterende drie plaatjes uit de Genesis Archive 1969-75 box. Fijn. Ik begin te lezen in De gevarendriehoek, het tweede deel uit De tandeloze tijd. Verslavend, deze cyclus. Zeer verslavend. De beschrijving van de hoofdpersoons jeugd sleept me mee. En er zijn zo veel toevalligheden of overeenkomsten: ik heet ook Albert, mijn vader werkte ook bij Philips, de scouting, het ervaren (of juist niet) van de tijd, ga zo maar door.
Over tijd gesproken: het is inmiddels alweer elf uur geworden en ik ga naar bed.
Is dit allemaal nog interessant? Ik lees terug en vraag het me af. Er gebeurt weinig tot niets. Nu zijn er schrijvers die hun hele oeuvre hebben gevuld met niets, maar zo’n schrijver wil ik toch niet echt zijn. Ik heb niet eens het idee dat ik schrijf, momenteel.
–
Dinsdag 29 april:
Om zes uur wakker. Wel goed en diep geslapen. Kwart over zeven uit bed. Het gaat goed!
Ik fiets door de (stromende) regen naar het werk. Niet erg. Daar allerlei dingen doen die ik wil doen; lekker.
In de middag kan ik kalm aan doen. Een enkel boodschapje, een mailtje, een telefoontje (over een kapotte vaatwasmachine), een cd’tje. Of nee, twee. Drie.
Er is contact met Rikus; we gaan hem vrijdagmorgen ontmoeten in Amsterdam, als alles goed gaat.
Dan eten maken. De ovenschotel van bieten, witlof en peer, een andere pan van misome met blauwe kaas, ten derde gehaktballen en erbij een salade. Lekkâh.
Ook lekker is de avond. Ik kan veel lezen (Vallende ouders is uit) en ondertussen heb ik mooi de platen van Crimson ProjeKCt en The Crimson Jazz Trio, het album Wall Street Voodoo (Roine Stolt) en Stories Across Borders (Jansen Barbieri) gedraaid.
–
Maandag 28 april:
Tussen vier en zes lig ik wakker; geen idee waarvan en waarom. Ik slaap wel weer in en ontwaak iets voor half negen. De Vrouw gaat aan het werk en vertrekt.
Ik doe huishoudelijke klussen (planten water, toiletten schoonmaken, was vouwen, de eerste twee symfonieën van Gustav Mahler door de kamer draaien) en een paar noodzakelijke boodschapjes.
Verder is het lekker rustig. Ik werk de webstek wat bij terwijl Mozart en Bach hun werk doen.
Om drie uur komt mijn vader op bezoek. We kletsen samen bij en het is goed. Zo tegen half vijf gaat hij weer naar huis.
Ik maak het eten: stamppot van zoete aardappel en raapstelen met kerrie, daarnaast verse worst en een sla.
In de avond lees ik verder in Vallende ouders en hoor ik King Kong (Jean-Luc Ponty), Hydrophonia (Roine Stolt), de oude demo’s uit de Genesis-box en Changing Hands (Jansen Barbieri Takemura).
Een kalme, maar goede dag vandaag!
–
Zondag 27 april:
Het regent lichtjes als ik om een uur of negen beneden kom. Geen ramp. Ik neem eerst maar eens een kop koffie.
Als ik naar buiten ga, regent het niet meer lichtjes. Niet erg. Ik loop mijn gebruikelijke zondagmorgenrondje langs de plasticcontainer, Matenpoort en het kanaal.
Als ik terugkom, drinken we koffie; daarna is het lunchtijd en dan is er rust in de keuken.
Ik begin in De tandeloze tijd, met De slag om Blauwbrug, de proloog. Het is zo uit. Even De voorzitter van Giphart ertussendoor. Ondertussen spelen de laatste Transatlantic en Ayreon en Moonflower van Santana en maak ik avondeten: een stoof van sucadelappen, wortel, paksoi en ras-el-hanout met daarnaast salade. Zo op.
In de avond lees ik Giphart uit en begin ik aan Vallende ouders, DTT1. Het is mooi, het is goed! Waarom heb ik dit nooit eerder gelezen? Het werk grijpt me en ik laat me fiks in het verhaal zuigen. PMG draait op de achtergrond, daarna Everything is healing nicely van Zappa en Gabriel’s filmmuziek Passion.
Een goede dag. Het is elf uur en ik ben weer erg moe.
–
Zaterdag 26 april – Koninginnesdag:
Paar keer wakker geweest vannacht, maar ook een paar keer goed diep geslapen. Om kwart over acht wil ik er echt uit.
Koningsdag, vandaag. Ga ik mee de drukte in? Ga ik dat redden? Ik weet het nog niet; ik zie wel.
Na koffie wandel ik naar de Turkse winkel en koop aardbeien en brood. We lunchen. Tegen twee uur gaan we hidihi ophalen en dan fietsen we naar het centrum van Apeldoorn.
Vrij snel zitten we op het terras bij het ACEC-gebouw. Net als vorig jaar is er een Duitse bierstube. Robert en Marja komen er ook bij. Op zich is het er niet heel druk en vind ik het goed te doen, maar na een tijdje begin ik alle geluid als lawaai te ervaren. Gesprekken kan ik niet meer volgen en ik merk dat ik het niet leuk meer vind en het niet lang meer red. Ik neem afscheid van een ieder, zoek mijn fiets op en ben om kwart over vijf thuis.
De kalmte in huis doet me goed. Ik doe nog wat was en lees. Het lukt me om iets te eten: de spaghetti van donderdag. De rest van de avond breng ik in alle rust door; ik lees verder aan de keukentafel, met de blazende wasdroger in mijn rug.
(‘Drank four cups of tea this morning and have peed the equivalent of seven cups. Isn’t the human body marvellous? I might try eating 1 pound coins next.’ – Rick Wakeman)
De was is gedaan, de PROG is uit, het is kwart over elf. Ik ga naar bed. Drieëntwintig weken. Hatseflats.