Kerstavondvertelling
Ben je betoeterd? Bekijk het maar. Met je kerstavondvertelling. Mooi niet. Het is nog niet eens kerstavond. Althans, niet op het moment dat ik dit nu intik. Kan best zijn dat als u het leest het wél kerstavond is, maar dat kan ik toch niet ruiken? Ik kan toch niet overal rekening mee houden? Ik wil best genuanceerd zijn (graag zelfs), maar dit gaat ver. Te ver. Maar goed, met dat ik dit nu allemaal in zit te typen, heb ik dus wel het probleem waarmee ik dit stukje moet vullen. Een groot probleem is het niet, want uiteindelijk komt er altijd wel iets in mijn hoofd voorbij waarover ik een stukje kan voltypen. Tot nu toe heeft mijn duim me nog nooit in de steek gelaten.
Om inspiratie op te doen ging ik een blokje om. Of een blok. Het lag er maar aan waar of het toeval me zou leiden. Dat kon overal zijn. Ik heb een paar vaste routes, maar net zo gemakkelijk wijk ik daarvan af en sla ik onbekende wegen of paden in als het in mijn hoofd opkomt. Of niet. Bijvoorbeeld als ik gericht ergens naartoe onderweg ben, maar in dat geval kun je niet zo goed spreken van een blokje om. Of een blok. In dat geval ga ik op bezoek of een boodschap doen.
Nadat ik mijn schoenen en jas had aangetrokken, liep ik mijn mooie woning uit. Ik sloot de voordeur achter mij, liep de galerij en daalde de trappen af en verliet het appartementencomplex waarin zich mijn woning bevond. En bevindt, want ik woon er nog steeds. Het is voor deze kerstavondvertelling echter van geen belang. [Deze zin later nog schrappen.] Met dat ik buiten kwam, liep ik de stadse hectiek van ons zo majestueuze Apeldoorn in. Op de begane grond zijn allerlei winkels te vinden, waaronder een Action, een Zeeman, een scooterzaak en een supermarkt. Die supermarkt is overigens al maanden gesloten, nadat de zaak failliet was verklaard. Op de avond volgend op de formele faillietverklaring probeerde de eigenaar nog de halve winkel leeg te halen en waardevolle apparatuur mee te nemen, maar daar stak het met loeiende sirenes aanstormende politiecorps een stokje voor. Altijd wat te doen in ons zo majestueuze Apeldoorn. Langzaam bewoog ik me langs de etalages van de winkels, op weg naar daar waar het blokje begon.
Ik moest even mijn pas inhouden. Er was een mevrouw die de winkel uit kwam. De deur was automatisch open gezoefd en er kwam me een enorme vlaag warmte tegemoet. De mevrouw droeg een bruine bontmantel en duwde een soort van kinderwagen of buggy voor zich uit. In die kinderwagen lagen allerlei dozen en andere rotzooi van de Action. Ik keek naar de gevel van de winkel en jawel, hoor. Toen verplaatste ik mijn blik weer naar de mevrouw en in het bijzonder naar die buggyachtige kinderwagen.
‘Mijn hondje is overleden,’ zei ze. Ik keek haar aan en zag dat ze het tegen mij had. Haar glimlach was glommen vriendelijk en haar ogen glommen begerend.
‘Ach wat sneu,’ reageerde ik.
‘Ja, ze at en dronk niet meer. Nu doe ik boodschappen en het is toch onwerkelijk, hè?’ Ze wees op haar buggy en op de berg met goedkope Chinese rommel die erin lag.
‘Daar begrijp ik iets van,’ zei ik. ‘Een huisdier is toch vaak wezenlijk onderdeel van het gezin of huishouden.’
‘Dankzij haar moest ik de deur uit voor een wandeling. Ze hield me fit en bij de les, hè. Ik had iedere dag een goede reden om op te staan. Ze had me nodig. Dus nu probeer ik uit mezelf de deur uit te gaan.’
Ik keek nu ook naar de buggy en naar de berg met goedkope Chinese rommel die erin lag.
‘Bent u nog aan het overwegen of u niet nog een ander …’
‘Ik ben drieënzeventig,’ onderbrak ze me.
‘Nou en? Dan kunt u toch nog zeker twintig jaar mee?’ zei ik lachend. Ik zei er niet achteraan: ‘En in die tijd een volgend mormel naar het dierencrematorium brengen?’
‘Nee, straks kan ik niet meer naar buiten of er niet goed voor zorgen. Dat wil ik zo’n beestje niet meer aandoen.’
Wat egocentrisch, dacht ik. Wie moet er dan voor zo’n hondje zorgen?
‘We moeten er maar het beste van maken,’ zei ze. Er brak een mistroostige glimlach door het craquelé van haar gepoederde huid. ‘Het is niet anders.’
‘Nou, heel veel sterkte ermee.’
‘Dank u wel,’ zei ze.
‘Ik moet weer verder. Tot kijk.’
‘Dank u wel.’ Ze keek me innemend aan en haar glimlach veranderde wat. Toen stapte ze langzaam van me vandaan.
Ik keek haar na en vroeg me af: Wie ís deze mevrouw? Toch was ik blij dat ik een luisterend oor voor haar was geweest, al was het maar voor even. De mevrouw had afscheid genomen met een warme glimlach op haar oude gezicht. Langzaam liep ze naar een appartementencomplex verderop, haar kinderwagen nu achter zich aan trekkend. Ach zo, ze was een buurtgenote en had me vast herkend. Ik kreeg een brok in mijn keel. Weemoed en mededogen of weet ik ook veel. Ik moest uitkijken: straks leek dit toch nog op een heuse kerstavondvertelling.
–
Apeldoorn, december 2021