Lotgenoten (0029)
Op de witte bus die ik voorbijliep stond: ‘Jager electrotechniek’. Ik negeerde de spelfaut, maar was wel benieuwd naar de inhoud van de elektrotechnische werkzaamheden die dit bedrijf uitvoert. Toen ik een blik door het voorportierraam wierp, zag ik een man werkkledij op zijn smartphone bezig. Ach zo.
Niet veel verderop was de markt gaande. Die markt was mijn reisdoel. Ik kocht fruit en groente bij de biologische groentekraam. Geen gif in mijn lijf of het moet een prik zijn straks. Nu nog langs de flappentap om contant geld te halen voor de schoonmaakster die deze week kwam.
Bij de geldautomaat moest ik even wachten, want er was een mevrouw voor mij. De mevrouw was net uit haar scootmobiel gestegen en bewoog zich moeizaam naar de knoppen en het beeldscherm. Ik had geen haast. Het was zaterdagmorgen kwart over acht en ik had het hele weekend nog voor mij. Terwijl ik wachtte, liet ik het program van het weekend in gedachten voorbij gaan. Straks nog naar de biologische slager en de biologische super, dan koffie met De Vrouw, vervolgens bij de Turkse bakker kijken of hij al verse pide heeft en om half een is De Zoon er om te komen lunchen. En dat was dan nog maar de zaterdagmorgen. De rest van het weekend kreeg ik in mijn hoofd niet gepland. Er kwam namelijk iemand aan gelopen die mijn aandacht trok.
De meneer liep naar de deur van het bankgebouw, net naast de geldautomaat. Toen de schuifdeur niet openging, maakte de meneer een beweging waaruit ik opmaakte dat hij schrok of verrast was. Vervolgens draaide hij zich om en liep naar de immense rij (ik was in mijn eentje) wachtenden bij de geldautomaat. Barst, ik had oogcontact. Dat betekende een gesprek. Welkom in ons zo majestueuze Apeldoorn.
‘Ook al gesloten,’ zei hij.
‘Het is nog geen half negen,’ zei ik. ‘Volgens mij gaat de bank pas om negen uur open.’
‘Zou u denken?’
‘Ik denk het. Maar ik weet het niet zeker. Als ik de poster op de schuifdeur zie …’
Op de poster op de schuifdeur stond in grote letters: ‘TE HUUR’.
‘Gaat deze ook al sluiten?’ vroeg de meneer.
‘Geen idee. Ik vermoed het.’
‘Waar kun je dan nog naar een balie? Bij ons in de wijk is ook alles al dicht. We worden gedwongen!’
Gedwongen? Waartoe? We? Ik werd helemaal niet gedwongen. En door wie dan?
‘Nu moet ik telebankieren!’
‘Ik denk het,’ zei ik maar.
‘Ze doen die bankfilialen allemaal maar dicht!’
Wie waren ‘ze’ toch? vroeg ik me nogmaals af. ‘Nou ja,’ zei ik, ‘ik denk dat het ons nog wel lukt om online te bankieren, maar ik merk om mij heen dat er veel ouderen zijn die het niet kunnen of die zelfs helemaal geen computer hebben.’
‘ik ben ook al drieënzestig!’ riep de man vanachter zijn mondmasker, dat bijna besloeg. ‘En ik heb een zoon die mij er af en toe mee helpt.’
‘Dan hebt u gelukkig iemand die u kan bijstaan,’ ging ik verder. ‘Ik heb een oudere buurvrouw van eind tachtig die geen computer heeft en ook niet iemand om haar te helpen met haar bankzaken.’ Dat de oude buurvrouw helemaal geen hulp wilde van wie dan ook, vertelde ik er maar niet bij.
‘We worden gedwongen!’
‘Ha, ik denk dat er achter ons een generatie is die niet eens weet wat een bankgebouw ís,’ zei ik.
‘Maar voor ons valt het allemaal niet mee, al die veranderingen!’
Al die veranderingen? Het sluiten van bankfilialen in de wijk is toch maar één verandering?
‘We worden gedwongen!’ De slapen van de meneer liepen wat rood aan. ‘Ze zeggen ook dat ik vegetarisch moet gaan eten!’
Ik volgde het even niet meer. Wie dwong deze meneer? Van wie moest hij vegetarisch gaan eten?
‘En ik vind dat helemaal niet lekker.’
Ik wilde zeggen dat hij het dan helemaal niet hoefde te doen, maar ik kreeg geen gelegenheid.
‘Ik eet twee keer in de week vlees,’ ging hij verder. In het weekend een gehaktbal en op woensdag eten we kip. En nu moet ik vegetarisch gaan eten en ik vind dat helemaal niet lekker.’
Wacht. Wat at hij dan de andere vijf dagen van de week? Geen vlees? Ik keek naar zijn goedkope sportschoenen. Volgens mij kocht hij geen dure vis de andere vijf dagen van de week, maar dat was een aanname. Wat bedoelde hij met ‘vegetarisch eten’? Die malle vleesvervangers die in de supermarkten te koop zijn? Die sojaburgers of ckipstucken? Als je geen vlees wilt eten, waarom zou je dan iets in je muil willen douwen wat op vlees lijkt?
‘We worden gedwongen!’ riep de meneer nog maar eens.
‘Maar u kunt toch gewoon zelf nadenken en kiezen in plaats van gelijk maar blind doen wat ‘ze’ u vertellen? Als iedereen in de sloot springt omdat ‘ze’ dat zeggen, doet u dat dan ook gelijk?’ wilde ik zeggen. Maar ik zei het niet. De mevrouw voor mij was klaar met haar geldtransactie, had zich weer in haar scootmobiel geworsteld en ik was aan de beurt bij de geldautomaat.
Ik pinde dertig euro – lekker goedkoop, onze schoonmaakster – en draaide me om naar de meneer. ‘Succes met telebankieren,’ groette ik hem. ‘En smakelijk eten vanavond.’
‘Fijne dag!‘ zei hij.
Achteraf had ik hem toen met een welgemikte kopstoot tegen de grond moeten rossen. In plaats daarvan stak ik mijn drie briefjes van tien euro en mijn bankpas in mijn broekzak.
Vanavond zou ik mijn beruchte pompoenrisotto gaan maken. Kastanjechampignons bakken, gesnipperde ui erbij, blokjes pompoen, honderd gram risottorijst (Arborio), driehonderd milliliter groentebouillon, een half uurtje al roerend laten koken, dan peper, zout en parmesan toevoegen en smullen maar. Vegetarisch, biologisch, zeer voedzaam en gezond en nog heel erg lekker ook. Terwijl het water me al de bek in liep, wandelde ik naar huis.
Wat een avonturen weer.
P.S. Ik heb gestemd.
–
Apeldoorn, maart 2021