bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

09-07-2007

Waterzooi!

Filed under: Gastronomie - Gastronomy — bazbo @ 20:45

Aardappels schillen, in stukken snijden en gaar koken.Prei en bleekselderij ‘zweten’ en kipfilet meegaren.Kippenbouillon toevoegen en laten trekken. Op smaak brengen met peper en zout. Ruim bestrooien met gehakte peterselie.Gekookte eieren in vieren snijden en in ieder diep bord vier partjes ei leggen.Schenk de soep over het ei in het bord. Eet smakelijk!

Ingrediënten voor vier personen:

600g aardappelen
400g kipfilet
2 stengels bleekselderij
200g prei
5 dl kippenbouillon
4 eieren
2 el versgehakte peterselie
2 el olie
peper en zout

Kook de eieren hard. Schil de aardappels en snijd ze in kleine stukken. Kook ze gaar. Niet te gaar, want dan wordt het kruimzooi.
Maak de bleekselderij en de prei schoon en snijd ze in kleine stukjes.
Snijd de kipfilet in kleine stukjes.
Verhit de olie in een (soep)pan. Doe hierin de groente. Laat ze niet hard bakken, maar een beetje ‘zweten’. Roer voortdurend.
Doe de kipfilet in de pan. Gaar dit langzaam.
Voeg de bouillon toe en laat alles trekken. Het is niet nodig om het opnieuw aan de kook te brengen.
Doe dan de gekookte aardappels erbij. Breng op smaak met peper en zout.
Strooi de gehakte peterselie eroverheen.
Pel de gekookte eieren. snijd de eieren in vier stukken en doe in ieder diep bord de vier stukken ei.
Schep de waterzooi over de eieren in het bord.

Wij aten het met olijfbrood met Morbier kaas (een Vlaamse zachte trappistenkaas op smaak gebracht met as van verbrande wijnranken).
Enne … ik had geen prei, maar wel bosknoflook en rode bosui. Smaakte perfect!

• • •
 

Regensburg aflevering VII – ‘Didixie’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 02:00

Vorige keer in Regensburg:
Na de uitzending van Willy gaat het leven in Regensburg gewoon weer verder. Didixie heeft een roerig, jong leventje. Ze verdient haar geld op alle manieren die ze maar kan verzinnen. En dat gaat soms gepaard met een wijd opengesperde mond.

Hier is Regensburg Aflevering VII

Plotseling werd Didixie wakker. Haar kaken deden pijn. Ze tilde haar hoofd van het kussen en keek om zich heen.
“Waar ben ik?” dacht ze. “Ik herken deze vreemde slaapkamer niet.”
Naast het bed stond een stoel, waarop een hoop kleren lagen. Aan de muur hingen vage posters van dancefestivals. Op een bureau zag ze een stapel papier en verscheidene cd’s, sommige zonder doosje. In een hoek van de kamer stond een videocamera op een statief. Voor het kleine raam hing een gordijn. Door een spleetje kon ze zien dat het buiten licht was. Er hing een muffe geur in de kamer. Aan de andere kant van het bed stond een nachtkastje, met een digitale wekker erop. “11.20”, zei het apparaatje. Ze sloeg het dekbed van zich af en ontdekte dat ze geen kleren aanhad.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Didixie zich af. “Hoe ben ik hier terechtgekomen?”
Ze ging rechtop zitten. Haar kleren lagen verspreid over de grond. Snel stond ze op en raapte ze op. Even haalde ze haar string langs haar neus. Ze schrok. Toch trok ze hem maar weer aan. Niet veel later zaten ook haar joggingbroek en haar naveltruitje weer aan haar lichaam. Haar haren hingen los. Normaal had ze die in een strakke paardenstaart, maar haar elastiekje kon ze niet vinden. Ze liep naar het raam en schoof het gordijn een stukje opzij.
Ze keek uit op een smal straatje. Het regende buiten. Aan de overkant stonden kleine stadswoninkjes aan elkaar vast gebouwd. De huizen hadden schilderachtige geveltjes en rode dakpannen op de daken. Zelf stond ze op de eerste verdieping. Beneden aan de overkant waren winkeltjes. Een tabakswinkel, een kapperszaak, een tattooshop.
“Shit, waar is mijn telefoon?” fluisterde ze. Ze keek om zich heen. Het apparaatje was nergens te bekennen. “Op welke dag leef ik? Wat is er gebeurd?” Ze herinnerde zich een feestavond in een Grand Café en een wilde brommerrit bij Rahmi achterop. Meer niet.
“Waar ben ik in godsnaam? Had ik die telefoon nou maar, dan kon ik pa bellen. Die zou me wel even komen halen. Of is dat wel een goed idee? Stel je voor, ik weet niet eens waar ik ben. Ik ken dit straatje in Regensburg niet.” Ze boog iets voorover en probeerde de straat verder uit te kijken. Zag ze daar de rivier De Goot? “Als pa zou vragen wat ik heb uitgespookt, wat zou ik dan moeten zeggen?” dacht Didixie. “Wie weet met welke knul ik nou weer meegegaan ben? Wat zou pa daarvan denken, de lul? Met zo’n mooie politieke carrière. Hij is zelf geen avond thuis. Wat heeft hij over mij dan te klagen? Ik ben een voorbeeldig kind. Ik haal zessen in het vmbo en ik ben zelfstandig. Ik verdien mijn eigen geld, bij die grote klotefabriek even buiten de stad. Wat een kutwerk evengoed, daar bij de BefMij. Maar pa moet niet zeiken. Ik ben hem geen moment tot last.”
Over straat liep een oude man in een lange jas en met een grote hoed op zijn hoofd. Hij had flink de pas erin, alsof hij haast had, maar liep ietwat wijdbeens. Hij duwde de deur van de tattooshop open en ging naar binnen.
“Volgens mij ken ik die engerd,” dacht Didixie bijna hardop. “Maar nu moet ik nodig plassen. Op zoek naar een wc, dus.”
Ze sloot het gordijn weer en liep naar de deur. Voorzichtig legde ze haar hand op de deurkruk en duwde die naar beneden. Voetje voor voetje schuifelde ze de slaapkamer uit. Ze kwam op een overloop van een woonhuis. Er was niemand te zien of te horen. Links en rechts zag ze een paar deuren. In een van de deuren zat onder de klink het ‘bezet’-draaibordje.
“Dat moet de badkamer zijn,” was haar conclusie. “En hij is niet bezet.” Tenminste, boven de deur zat een venster en daarachter was het donker. Snel liep Didixie erheen. Ze deed de deur achter zich op slot, maar liet het licht uit. Ze trok haar joggingbroek en string naar beneden en ging op de toiletpot zitten.
“Au!” riep ze bijna hardop, maar ze kon zich inhouden. “Ik heb pijn aan mijn reet. Het lijkt wel alsof die opgerekt is.”
Toen ze had gedaan wat ze moest doen, trok ze haar broek weer omhoog. Ze durfde niet door te trekken, omdat ze bang was dat ze ontdekt zou worden. Zachtjes verliet ze de toiletruimte. Links van haar zag ze een trap naar beneden. Voorzichtig liep ze ernaar toe. Van beneden klonken stemmen. Ze kon niet horen wat ze zeiden, maar ze klonken als stemmen van jongemannen. Behoedzaam zette ze een voet op de eerste tree naar beneden. Gelukkig, hij kraakte niet. Ze keek naar omlaag. Daar zag ze een gang en een deur. Ineens ging de deur open. Snel deed ze de stap terug. Ze zag iemand de gang in komen. Een man. Hij had donkere kleren aan.
“Zorg er maar voor dat je het regelt!” riep de man met even donkere stem. Didixie kon zijn gezicht niet zien, zo snel was hij ook weer weg. Toen was het weer even stil.
Traag zette ze zich weer in beweging. De tweede tree naar beneden kraakte ook niet. Langzaam maar zeker daalde ze de trap af. De deur naar de kamer stond op een kier. Nog even, en ze was onder aan de trap beland. Ze voelde iets kriebelen in haar neus. Snel kneep ze die dicht. De jeuk verdween. Zo, nu was ze beneden.
Ze schuifelde naar de deuropening. Nu kon ze horen wat er gezegd werd. Op het eerste gehoor waren er nu nog twee jongemannen in de kamer achter de deur.
“Je laat me niet zitten, man!” hoorde ze de ene stem. Die herkende ze maar al te goed.
“Rahmi,” wilde ze roepen, maar ze hield zich in.
“Je krijgt je geld heus wel,” antwoordde de andere jongeman.
“Francesco,” herkende ze.
“Ze was het geld meer dan waard,” zei Francesco. “Shit man, we hebben haar compleet uitgewoond!”
“Daarom. Je weet dat ze mijn chick is. Ik leen haar niet zomaar aan iedereen uit. Wat eenvoudig gefriemel voor een zakje M&M’s of een Big Mac was een; di­t was andere koek.”
“Jij bent mijn beste vriend, Rahmi. Je kunt van mij op aan. De andere jongens betalen me vanavond, dus dat komt helemaal goed.”
“Da’s je geraaien ook. En mondje dicht, hè. Dit hoeft niemand in Regensburg te weten. Ze is tenslotte de dochter van een invloedrijke wethouder hier.”
“Dat mobieltje van haar, daar kan ik vast nog wel wat voor vangen. Het is zo’n modern dingetje, erg geliefd bij sommige lui.”
“Doe met dat ding wat je niet laten kunt, Francesco. Als je maar met geld over de brug komt.”
“Wie weet hoeveel de film van vannacht oplevert.”
“Zoalang je d’r maar onherkenbaar maakt.”
“Dat komt helemaal goed. Shit, wat was ze gewillig, zeg.”
“Ze is bij mij wel wat gewend, Francesco.”
“Ook met meerdere kerels tegelijk, Rahmi? Wat die griet met haar mond kan … ”
Didixie liet een hand over haar pijnlijke onderkaak glijden.
“Ik hoef de film niet te zien, Francesco. En nogmaals: zorg ervoor dat niemand in Regensburg die film te zien krijgt.”
“Wat heeft haar vader eigenlijk met die fabriek te maken?”
“Het fijne weet ik er ook niet van, maar het had iets met zwart gemeentegeld van doen.”
“Maar zij werkt toch in de fabriek?”
“Ja, klopt. Maar zij hoeft dat allemaal niet te weten. Voor mij is het belangrijk dat ze weet hoe ze me moet plezieren.”
“Hehe, Rahmi. Het is een lekker sletje. Je vraagt er veel geld voor, maar ze is het waard.”
“Dat geld heb ik hard nodig voor die nieuwe stuff, weet je.”
Didixie had genoeg gehoord. Ze haalde diep adem en liep de kamer in. “Ik zou wel een breezer lusten,” zei ze.
 

Hebben Rahmi en Francesco een goudmijntje aangeboord?
Wat denkt haar papa hier van? Of weet hij van niks?
In welk duister zaakje zit Falco eigenlijk?
Welke stuff gaat Rahmi kopen met het geld?

Lees het volgende week in ‘Regensburg’! 
 

(tuvokki en bazbo, juni 2007)

• • •
 

Regensburg aflevering VI – ‘De radio-uitzending 2’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

Een vorige keer in Regensburg:
Het Grand Café ‘Il Giornale Copertura’ is feestelijk heropend. Tijdens het feest is er een live radio-uitzending gemaakt.
Voor de lezer die het allemaal niet goed kon volgen, volgt hier de integrale weergave van die radio-uitzending, deel twee.

Hier is Regensburg VI

(‘Eenzame Kerst’ door André Hazes)
“Dank u wel, Johnny Il Linguetta, voor dit diepte-interview. Ik zit hier nog altijd in Grand Café ‘Il Giornale Copertura’, dat vandaag zijn feestelijke heropening viert. Kan ik nog een trappist krijgen? Ik ben Willy op de Berg namens Radio Regensburg, en naast mij is aangeschoven … Wie bent u nou weer?”
“Jooscht Paul Bak ’n Ei.”
“Welkom, meneer Paul Bak ’n Ei. Wat zijn uw indrukken van de heropening tot nu toe?”
“Een feestelijke gelegenheid. En terecht. Het Grand Café is er zeer op vooruit gegaan. Zeg nu zelf, die kroonluchters staan bijzonder mooi. De rood pluchen aankleding ziet er zeer verzorgd uit. Alleen die houten stoelen zitten kut. Alsof je in de kerk zit.”
“Fijn. Wat is uw rol geweest als wethouder?”
“Ik heb ervoor gezorgd dat er voldoende subsidiële middelen naar de eigenaar zijn gegaan.”
“Aha. U hebt de cafékas nogal gespekt.”
“Het is maar hoe u het uitlegt, meneer van de Berg.”
“Moest het Grand Café nog aan bepaalde eisen voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen?”
“Jazeker! Om de populatie in het dorp zuiver te houden, is het ten strengste verboden dat buitenlanders hier binnen … wat is dat?!”
“Dames en heren, luisteraars,” (op fluistertoon), “er gebeurt hier plotsklaps iets vreemds. Het lijkt wel of het licht kapot is. Het is hier ineens stikdonker.”
(Van ver weg klinken gilletjes, die overgaan in geroezemoes. Dan is het even helemaal stil.)
(Van ver weg, maar wel zeer luid:)
“AAAAAAAAAAAAAAAAAAH!”
“Dames en heren, luisteraars,” (nog steeds op fluistertoon) “ik bevind mij hier nog altijd in Grand Café ‘Il Giornale Copertura’ en zojuist is het licht uitgevallen. Niet lang daarna klonk een ijselijke kreet. Daar schrok iedereen heel erg van. Zelf heb ik mijn glas trappist omgestoten. Gelukkig had ik hem al leeg. Mijn gast, de heer Jooscht Paul Bak ’n Ei is momenteel aan het proberen om de gemoederen te sussen. Iedereen is verschrikkelijk in paniek.”
“Dames en heren, blijft u alstublieft rustig! Ik ben het, uw wethouder Jooscht Paul Bak ’n Ei! Ik zal het licht herstellen. Geen paniek!”
(Van ver weg, een onbekende stem:) “Je weet de weg hier wel verrekte goed, zeg, Ei! Kom je hier vaker? Boven zeker, dan! Bij de hoeren.”
(Van ver weg, een onbekende stem:) “Hoeren? Zijn hier hoeren? Dit was toch een beschaafd Grand Café?”
(Van ver weg, een onbekende stem:) “Moet je ’s op zondag komen! Dan voeren ze hier de gekste rituelen uit!”
(Van ver weg, iedereen zucht van opluchting:) “Oooooooooooh!”
“Dames en heren luisteraars, hier is Willy van de Berg weer. Het licht is inmiddels weer aangegaan. We zullen de situatie eens inschatten. Iets verderop zien we de heer Jaques Bupatih op een voet hinken. Zijn andere voet houdt hij angstvallig vast. Er stroomt bloed uit. Kijk, daar komt de heer Jooscht Paul Bak ’n Ei binnen. Hij is naar de meterkast gegaan en heeft de stroom er weer opgezet. Iedereen kijkt erg opgelucht. Enkele mensen knijpen hun neus dicht; het zijn de mensen die in de buurt van een nieuwe gast staan, een oude meneer met een lange natte regenjas en een grote hoed op. Ik heb inmiddels een nieuwe trappist gekregen. Volgens mij is er verder niets opvallends. Hoewel, de heer Falco Mela Aspera en mevrouw Bertha zijn spoorloos verdwenen. We zien de heer Ei trouwens ineens rap de trap op naar boven rennen. Wacht, we vragen opheldering aan deze meneer hier. Meneer, wat gaat er op dit moment door u heen?”
“Bloed.”
“Fijn. Hoe zou u de situatie willen inschatten?”
“Wel. Opdat de kanaries niet in de weg staan. Tenzij de schoorsteenveger. Maar dat Falco vies doet, moge duidelijk zijn. Met zijn dekmantelbedrijf. Wis en waarachtig drie. Onder de Regensbrug liggen kapotjes. Kijk daar, een eenzame breezer. Gaat Rahmi er vandoor op de brommer? Heeft hij de dochter van Bak ’n Ei bij zich?”
“U bent zo zat als een ei. Beetje weinig gegeten, zeker?”
“Frikadellenmoes, broodje rattenpaté, raapstelenstamppot, wezelworst en kaneelkransjes. Met de huiswijn. Maar die is goor. Godver, wat is die goor. Net zo goor als die Duitse zwerver. Die is bijna de enige hier zonder een tatoeage op zijn adamsappel. Maar daarover hoor je de melkboer niet klagen. Vandaar dat de raadsels met bakken uit de hemel komen. Perfect voor een dansje. Wanneer gaat u weer eens een column schrijven in plaats van een leuk verhaaltje? Over twee maanden, zeker? Met suiker en melk. David Copperfield ten top. En een rubber kip voordat de bom barst. Nietwaar?”
“Fijn. Plaat maar weer.”
(‘Whole Lotta Rosie’ van AC/DC)
“Dan hebben we nu hier een speciale gast achter de microfoon, dames en heren. Naast mij heeft plaatsgenomen de heer Jaques Bupatih. Meneer Jaques Bupatih, hoe staat het met u?”
“Ik kan nauwelijks staan!”
“Wat is er gebeurd?”
“O, meneer Willy! Ik stond gewoon een biertje te drinken en ineens ging het licht uit en toen gebeurde er even niets en ineens leek het wel of die olifant van een Bertha op mijn teen ging staan en het deed godskolerepijn en toen ging het licht weer aan en toen keek ik naar mijn teen en toen zag ik dat mijn nagel van mijn grote teen af lag en toen moest ik ineens nogal braken en toen bleek het maar goed dat ik de goede raad van mijn goede moeder heb opgevolgd, want zij zei altijd dat ik mijn eten goed moest kauwen, want nu had ik gebraakt en zag je niet eens klonten in mijn kots!”
“Fijn. Dank u wel, meneer Jaques Bupatih. Omdat u goed gekauwd heeft, heeft u geen klonten in de kots. Wat zijn uw verdere plannen?”
“Ik ga zo een frisse neus halen. Dit lokaal is me veel te benauwd.”
“Dan had u beter eerder een paar buitenmuren kunnen laten slopen voordat deze hele kuttent heropend werd, toch?”
“Ik ben toch niet de eigenaar? Ik ben maar mede-eigenaar, hoor.”
“U ook al?”
“Ja.”
“Maar hoe zit dat met die frisse neus?”
“Die haal ik straks buiten. Bovendien heb ik last van mijn pasgezette tattoo. Het is alsof ik het einde der tijden voel naderen op deze uiting van spiritualiteit die mijn keel siert.”
“Ojajoh?”
“Ja, joh. Hoog tijd dat ik met mijn garantiebonnetje terugga naar de maker, die Herman B. Schipmaker in de Pispottensteeg.”
“Fijn. Dank u wel, meneer Jaques Bupatih. We naderen langzamerhand het einde van uitzending. Maar eerst weer een plaat. Hier is The Who met het lied ‘Tattoo’. Of zullen we iets draaien van de Stones? Van het album ‘Tattoo You’? Kan het bommen!
(‘Tattoo’ door The Who. Of iets van het album ‘Tattoo You’ van The Rolling Stones. Kan het bommen.)
“Dit was het dan weer, dames en heren, vanuit een regenachtig Grand Café ‘Il Giornale Copertura’, waar we vanavond getuige zijn geweest van de feestelijke heropening en onverwachte gebeurtenissen. We wachten de band en de deegrollerslikster niet meer af. Volgende keer presenteer ik het programma vanuit het penitentiaire opvanghuis voor jongeren van onze gemeente. Dit was Willy van de Berg namens Regensburg Radio 1. Goedenavond. We gaan eruit met een gouwe ouwe.”
(‘Ode an die Freude’ van Ludwig von Beethoven)
“Mag ik nog een verse trappist?”

Een kerkgenootschap in Grand Café ‘Il Giornale Copertura’? Wat is dat ineens voor vaags? Of zag u het al aankomen?
Wat is de politieke overtuiging van Jooscht Paul Bak ’n Ei? En wat gebeurt er op de bovenverdieping van het Grand Café?
Wie is toch die stinkende zwerver? En wat is zijn vuile rol?
Hoe reageerde het volk van Regensburg op deze radiouitzending?

Lees het volgende week in deel VI van ‘Regensburg’!

(tuvokki en bazbo)

Deze aflevering is nooit geplaatst op FOK!

• • •
 

08-07-2007

Regensburg aflevering V – ‘De radio-uitzending 1’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

Een vorige keer in Regensburg:
Het Grand Café ‘Il Giornale Copertura’ is feestelijk heropend. Tijdens het feest is er een live radio-uitzending gemaakt.
Voor de lezer die het allemaal niet goed kon volgen, volgt hier de integrale weergave van die radio-uitzending.

Hier is Regensburg V

“Dan schakelen we nu rechtstreeks over naar Grand Café ‘Il Giornale Copertura’, waar onze verslaggever Willy van de Berg kond doet van de gebeurtenissen op het heropeningsfeest.”
“Kond doen? Wat een vreemde uitdrukking is dat toch. Maar goed, luisteraars. Hier is Willy van de Berg met uw vaste rubriek ‘Jikkel aan mijn sneuk’, voor Regensburg Radio 1, deze keer vanuit Grand Café ‘Il Giornale Copertura’. Het is hier een gezellige bende. Een trappist zou er best ingaan.”
(Openingsjingle)
“Een gezellige bende was het ook vanochtend, toen ik wakker werd. Even keek ik om me heen en ik herkende de woonkamer van een vorige ex. Ik lag op de bank. Dit gebeurt me wel vaker. U ook, luisteraar? Even had ik zin om mijn deel ter hand te nemen en mij even flink te verlichten, maar ik voelde dat de plicht riep. Snel ging ik naar hier ter plaatse.
We zijn hier in het sfeervolle Grand Café ‘Il Giornale Copertura’, waar vanavond de feestelijke heropening plaatsvindt. Alle plaatselijke notabelen zijn aanwezig en later op deze avond zullen enkele van deze plaatselijke notabelen naast mij aan de microfoon plaatsnemen. Maar laten we eerst een schets van de couleur locale geven.
Ik zie hier een donkerbruin Grand Café met in het midden een soort scheidslijn. Waarvoor die dient is mij onduidelijk! En naast de tafeltjes met damasten tafelkleedjes is er ook een podium, waar we zojuist een heuse buikdanseres hebben mogen aanschouwen. Als de berichten ons niet bedriegen, krijgen we straks nog een optreden van ‘Boze Baz en de Botte Bijlen’ en aansluitend een performance van een slangenbezwerende degenslikster.
Hier vlak voor mij zit Falco Mela Aspra, en met hem doen we iets later in de show een interview. Ook zie ik Romana van der Stang, en die krijg ik zeker wel hier voor wat woordjes en andere flauwekul. En wie weet lukt het ons om de grote Johnny Il Linguetta voor de microfoon te krijgen!
Kortom: het belooft een hete avond te worden, dunkt mij. Maar nu eerst: MUZIEK! Een plaat van de grootste kutgroep aller tijden, en ik kan het weten, want ik heb dit wetenschappelijk uitgezocht. Hier is ‘Norwegian Wood’ van de Bietels.
(Plaat. ‘Norwegian Wood’ van de Bietels.)
“Welkom terug, luisteraars. Ik zit hier opgescheept met mevrouw Romana van der Stang. Romana, welkom.”
“Hallootjes.”
“Wat is uw positie hier? Waarom bent u hier eigenlijk?”
“Ik ben hier namens de DJMO.”
“De wat?”
“De Jonge Meiden Organisatie.”
“Maar u bent zelf de vijftig ver voorbij!”
“Ja, maar nog altijd de groupie-bang-bang voor al die lekkere jonge knullen van de bandjes hier in het Café.”
“Fijn, en wat zijn de bezigheden van DJMO eigenlijk?”
“Wij zorgen ervoor dat de bandleden een fijne tijd hebben als ze niets te doen hebben.”
“En wat doet u dan zoal met die jongens?”
“We nemen ze mee naar de mooie plekjes van de stad. Of we laten ze andere lekkere plekjes leren kennen.”
“Fijn. Maar dan luisteren we nu even naar een recent rap-hitje. Hier is Francesco Zappo met ‘Tengo Na Minchia Tanta’!”
“Toepasselijk.”
“Hoe bedoelt u, mevrouw van der Stang?”
“Jouw Italiaans is niet geweldig, hè?”
“Kop dicht. Niet door een plaat heen praten.”
(‘Tengo Na Minchia Tanta’ door Francesco Zappo)
“Fijn. Welkom terug, luisteraars. Dit is Willy van de Berg van Regensburg Radio 1. We zijn hier op het openingsfeest van Grand Café ‘Il Giornale Corpertura’ en het wordt een heerlijk zatte zooi, ondertussen. Tijd om een van de belangrijke figuren van het Grand Café aan de tand te voelen. Het woord is aan Falco Mela Aspra.”
“Huh? Wat?”
“Goedenavond, meneer Falco.”
“O pardon. Even mijn tong uit de mond van deze deerne halen. Zo.”
“Wat een mooie deerne, meneer Falco. Ze ziet er mooi uit, met die rode netkousen en dat zwarte leren corset. Hoe heet zij?”
“Hoe heet jij?”
(Van ietwat verder weg:) “Bertha.”
“Ze heet Bertha, Willy.”
“Bertha 12 of Bertha 13?”
“Huh? Wat?”
“Grapje, Falco, grapje. Iets waar jij duidelijk niet mee opgevoed bent.”
“Ik ben heel goed opgevoed. Zoals mijn vader Padre Fragola altijd zei…”
“Hou toch eens op over je vader, Falco! Je vader, die is dood! Daar hebben we het maanden geleden al over gehad, toen ik je interviewde in dat vegetarisch restaurant ‘Lust Je Nog Peultjes?’, weet je nog wel?”
“Al sla je me dood.”
“Jou doodslaan? Heb je vijanden dan?”
“Vast wel. Als mede-eigenaar van een Grand Café en als directeur van de BefMij, toevallig de grootste werkgever in dit stadje, haal je je wellicht de haat van illustere figuren op de hals.”
“Over uw hals gesproken, meneer Falco. Wat is dat toch voor tatoeage die u daarop heeft?”
“Nou, dat is best een verhaal. Heeft u even?”
“Sorry, maar we moeten weer naar een plaat. Dank u wel, meneer Falco, voor uw bijdrage. Is er nog trappist? Hier zijn de Ramones met ‘Hey Ho Let’s Go!’.”
(‘Hey Ho Let’s Go’ door The Ramones)
“Zo. Een verse trappist. Fijn. Dan gaan we nu naar de volgende gast. En wie bent u nu weer? ”
“Ik ben Johnny Il Linguetta.”
“En wat doet u hier zoal?”
“Ik ben de bedrijfsleider van dit Grand Café.”
“Vreemd, dat zei de vorige spreker ook.”
“O? Is dat zo? Nou, volgens mij ben ik de enige eigenaar van dit café.”
“Als u de eigenaar bent, mag u de boel wel eens laten schoonmaken.”
“Hoezo?”
“Het stinkt hier naar poep.”
“Shit. Is die vieze zwerver nu alweer binnen?”
“Dat zei mijn zeventiende ex ook toen ik vanmorgen op haar bank wakker werd. Maar pardon, waar hadden we het ook weer over?”
“Rahmi! Ik dacht dat je die vagebond eruit had gegooid!”
(Van ver weg:) “Die is buiten gesmeten hoor, pa! Alleen zijn lucht hangt hier nog!”
“Dank u wel, Johnny Il Linguetta.”
“Graag gedaan, meneer Willy op de Berg. Mag ik u ook nog even wat vragen?”
“Hee, wat leuk, een gast die een vraag heeft. Gaat uw gang, meneer Il Linguetta.”
“Wanneer komt uw boek met verzamelde columns uit?”
“Over twee maanden. Maar om even terug te komen op dit café. Wat zijn uw ideeën over de toekomst?”
“We gaan dit Grand Café een chique uitstraling geven. Dat doen we door middel van hoge prijzen en elitaire bijeenkomsten en lezingen.”
“Er gaan geruchten over een obscuur kerkgenootschap dat zich hier in dit gebouw gevestigd zou hebben.”
“Gaan we praten over geruchten?”
“U wordt anders wel rood, meneer Il Linguetta.”
“Ik? Nee, hoor. Ik heb niets te verbergen.”
“Jawel! U wordt wel rood! Zelfs de tatoeage op uw adamsappel kleurt mee!”
“Ik weet van geen kerkgenootschap. Wat ik wel weet, is dat u een pijn in de kont bent. Ik heb mijn contacten. Een telefoontje naar de directie van Radio Regensburg en …”
“Plaat!”
(‘Eenzame Kerst’ door André Hazes)
(Door de plaat heen:) “Van de Berg, vuile mediageile kutpresentator! Ik maak je helemaal dood! Ik zorg ervoor dat het nooit iets wordt met die radio- en schrijfcarrière! Ik heb zo mijn contacten!”
“Kut! Die microfoon had jouw grote muil moeten raken, Il Linguetta! Zelfmoord is ook een optie, stuk Italiaans schorem!”
“Paparazzihoer!”
“Shit, de microfoon staat nog aan. Is er nog trappist?”

Wat staat er nog meer op de band van Willy?
Wie weet nog wat Jaques deed, volgende week zijn interview!
Snapt u het nog een beetje?
Wij niet, maar volgende week wordt het vast allemaal duidelijk, of niet?
De rest van de radio uitzending volgt!

Lees het volgende week in ‘Regensburg’!

(tuvokki en bazbo)

Deze aflevering werd oorspronkelijk geplaatst op FOK! op zondag 8 juli. Kijk ook hier hier.

• • •
 

02-07-2007

Tja, soms kom je hem op de gékste plaatsen tegen …

Filed under: De rubber kip - The rubber chicken — bazbo @ 17:12

Huh?

Je vindt soms de gékste dingen op het internet. En ik maar denken dat BowTieDad, van wie ik het plaatje van de hand die de rubber kip vasthoudt kreeg (om als avatar te gebruiken), hem zelf gemaakt had… maar hij had de rest eraf geknipt!

Sometimes you find the most absurd things on the internet. Once, BowTieDad from Sweden gave me the picture of the hand that holds the rubber chicken. I could use it as an avatar. I thought he made that picture himself. But now it seems he just cut off the rest!

• • •
 

01-07-2007

Regensburg aflevering IV – ‘De jeugd van tegenwoordig’

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 01:00

Vorige keren in ‘Regensburg’:
Falco MaleAspra, Johnny en Jaques Bupatih zijn de eigenaren van Grand Café ‘Il Giorno Copertura’. Na het tumultueuze openeningsfeest van het café heeft Jaques Bupatih erge last van jeuk aan zijn tattoo. Hij gaat naar Herman B. Schipmaker voor een behandeling.
Meer informatie nodig? Lees dan de voorgaande afleveringen, luie bliksem!

Hier is Regensburg IV!

Die Rahmi. Het openingsfeest was afgelopen. Hij draaide het gas van zijn Vespa voluit en scheurde de straat uit. Grand Café ‘Il Giorna Copertura’ was snel uit het zicht verdwenen. Vanwege de snelheid moest het meisje achterop zich extra goed vastklemmen aan zijn middel.
“Voorzichtig!” riep ze. Rahmi wierp een blik naar achteren. Die Didixie was een lekker wijf. Ze had haar blonde haar in een strakke paardenstaart gestoken. Sportkleding sierde haar jonge lichaam. Haar ene arm hield ze om de zoon van de café-eigenaar heen geslagen; in haar andere hand kon ze met moeite de breezerfles rechtop houden. Doordat ze zich zo strak tegen Rahmi aandrukte, voelde hij hoe haar gezegende set tieten in zijn rug priemden. Hij kreeg het er warm van, ondanks dat de regen in bakken uit de hemel op hun haren neerkletterde. Het water spatte hoog op aan de kleine wielen van de bromscooter. Rahmi stuurde de tweewieler handig door de kleine straatjes, totdat hij op het Plaza di Prima Pagina uitkwam. Hier draaide hij naar rechts, in de richting van de Goot, het riviertje dat de stad doorkruist. Niet veel later hield hij halt onder de Regensbrug, de grote brug over de rivier.
Onhandig gleed Didixie van het tweepersoons zadel af. Ze verloor haar evenwicht en moest de breezerfles loslaten. Met een pats sloeg die aan scherven op de donkere klinkertjes. Rahmi parkeerde de bromscooter en controleerde zijn mobiele telefoon. Geen berichten. Toen hij hem weer dichtklapte, galmde het even onder de brug.
Hij liep naar Didixie toe en sloeg zijn armen om haar heen. Didixie zei iets tegen hem, maar hij kon het niet horen.
“Wacht even,” zei hij. Hij maakte een arm van haar los en bracht de hand naar zijn rechteroor. Snel trok hij het oordopje van zijn iPod uit de schelp, en even later ook die uit zijn linkeroor.
“Wat was je aan het luisteren, eigenlijk?”
“‘Tengo Na Minchia Tanta,’ een ouwe rap-hit van ene Francesco Zappo,” antwoordde Rahmi.
“Francesco? Ik wist niet dat Francesco ook rap maakte.”
“Nee domme koe, niet onze Francesco,” zei Rahmi gepikeerd. “Wat ben jij voor breezerslet?”
“Heb je een nieuwe?”
Rahmi liep terug naar de Vespa en opende het zadeldeksel. Daar had hij een half kratje breezers verborgen. “Welke smaak wil je?”

Francesco hoorde de brommer van Rahmi over het plein scheuren. “Zou hij zijn sletje bij zich hebben?” vroeg hij zich bijna hardop af. De vorige keer had hij Didixie naakt gezien voor een zakje M&M’s. Haar striptease had hij op video staan. Het zatte meisje waggelde met haar enorme tieten door het beeld. Francesco was zo enthousiast, dat Rahmi beloofde dat hij zou zorgen voor meer actie.
“Wat heb je er voor over?” had Rahmi gevraagd. “Je weet: ze is mijn chickie.”
“Ik kan aan goede Libanon komen,” was Francesco’s antwoord geweest. Hij had de camera’s al klaar staan. Iets dat Rahmi niet wist.
Vlug klikte Francesco de plaatjes die hij aan het sorteren was weg. Hij liep naar buiten, richting de brug.

“Hey, man. Hoe issie?” Francesco deed net alsof Didixie er niet was. Een coole manier van onverschillig zijn, die hij had afgekeken van tv. Hij liet zijn vuist tegen die van Rahmi botsen, als teken van begroeting.
“Lekkerrr … Heeft Dirk-Hein nog gebeld?” vroeg Rahmi. “Hij mailde me dat hij iets moest doen in die klotekerk van zijn pa.”
Didixie leunde tegen de scooter en lurkte aan haar flesje. Ze keek naar Francesco en ging met haar tong tachtig keer langs de hals.
“Het was een behoorlijke zooi op de opening.” Francesco genoot er altijd van als zijn vader voor schut stond. “Jaques zal die teen nog lang voelen.”
Het nieuws ging een beetje langs Rahmi heen. Hij vond Jaques sympathiek, maar wilde dat niet laten blijken. Wie vindt de vader van zijn beste vriend nou cool?
“Eej, hebben jullie gehoord van die psycho die ontsnapt is?” De redelijk dronken Didixie probeerde zich in het gesprek te mengen.
“Ja,” zei Francesco. “Ik zag het op FIK!, je weet wel, die populaire nieuwssite. Het schijnt een gevaarlijke TBS’er te zijn die uit een kliniek is gevlucht.”
“Die man was ooit een bekende in Regensburg,” vertelde Rahmi. Hij kende het verhaal. “Hij is een tijdje voorganger geweest in de kerk. Cazador Del Sol heette hij, geloof ik. Zat vast voor verkrachting en moord. Mijn pa dacht vroeger dat Jaques en hij een tweeling waren.”
“Saai!” riep Francesco. Hij wilde niet verder praten over zijn vader en was begonnen de tieten van Didixie te masseren. “Doe nog eens een dansje, ” hijgde hij.
“Wie weet wil ze wel even op haar knietjes.” De stem van Rahmi liet niks te raden over.
“Voor een hamburger doe ik alles,” zei het dronken meisje, terwijl ze zich door haar knieën liet zakken.
“Nu maar hopen dat die gek de weg hier naar toe niet meer weet,” lachte Rahmi. “Nog een mafketel in het dorp erbij en we kunnen officieel subsidie aanvragen.”
“Dat zal wel loslopen,” zei Francesco. “Die gasten gaan toch meteen de onderwereld weer in om niet gepakt te worden.” Francesco hoopte stiekem dat het niet zo zou gaan. Hij wist dondersgoed dat de verlichte kerk werd geleid door een van de grootste gekken van het dorp. De zachte mond van het tienermeisje maakte hem sprakeloos. Hij liet Didixie haar midnight-snack verdienen.
“Maarreh, Rahmi,” zei ze tussen twee halen door. “Wat betekent toch die tattoo op je adamsappel?”

Ondertussen liep Jaques Bupatih aan de andere kant van het dorp te dwalen.
“Die behandeling van Herman Schipmaker heeft me goed gedaan,” constateerde hij. “Het was af en toe wat benauwend, maar het werkte wel!” Onbewust was op het terrein achter het Grand Café gekomen, en nu liep hij naar het kleine gebouwtje dat daar stond.
In het donkere schuurtje hing de lucht van verse verf. Hier werden de specials gemaakt voor in de kroeg. Er stond wat oude rommel opgeslagen, zoals die levensgrote portretten van de stamgast van de week.
“Er wordt te weinig gerecycled in dit dorp.” De woorden kwamen moeizaam uit zijn mond.
Ietsjes verderop stond het kleine gemak. Tja, wilde je naar de plee, dan moest je naar buiten. Het kleine hokje had een hartvormig gat in de deur. Joachim Bauthächler nam er de tijd voor. Hij probeerde zijn oren te spitsen, om maar zoveel mogelijk geluiden van buitenaf op te vangen. Dat was nog lastig, want zijn afvalstoffen plonsden luid.
“De mensen maken van alles vies, maar ruimen nooit op,” hoorde hij Jaques zuchten. Het klonk alsof Jaques weer weg wilde gaan.
“Was doet deze man hier in das schuurtje?” Joachim Bauthächler wist het niet.
Jaques wist het zelf ook niet goed. Een soort van innerlijke stem vertelde hem dat hij hier moest zijn. “Schipmakers pilletje is goed voor mijn zere keel,” fluisterde hij voor zich uit. De massage was hard aangekomen op zijn getekende gelaat en het pilletje deed wat het moest doen. De pijn was een louterende wegwijzer geweest op zijn spirituele weg.
Joachim Bauthächler probeerde de laatste uitwerpselen uit zijn endeldarm te persen. Tegelijkertijd duwde hij de deur van het schijthuis een stukje open en keek hij naar het schuurtje. Hij zag Jaques net toen die naar buiten wilde gaan.
Jaques liep bijna tegen een rijzige figuur in de deuropening op. De man kwam hem vaag bekend voor. Ineens wist hij het.
“Cazador,” stamelde Jaques. “Mijn zonnekind. Je bent terug.”
In het grauwe licht glinsterde enkel het lemmet van een fileermes.
“Ik ben hier om op te ruimen … broer.”
 

Wat is Cazadors relatie tot Jaques Bupatih, en aan welke vorm van schoonmaakwoede lijdt hij?
Hoeveel betaalt Francesco voor Rahmi’s sletje?
Wat is de vuile rol van Joachim Bauthächler in dit geheel?

Lees het volgende week in ‘Regensburg’!

(tuvokki en bazbo)

Deze aflevering was oorspronkelijk geplaatst op FOK! en wel hier hier.

• • •
 
« Vorige pagina