bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

12-07-2008

“Nog heel even vóór ik vertrek…”

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 00:11

Bazbo“Bas, ik móét nu écht naar huis, anders kom ik te laat. Ik moet mijn oudste zoon naar djembé-les brengen. Als ik daarvan terugkom, breng ik de jongste naar zwemles. Op de terugweg haal ik de tweede op van een verjaardag en dan kan ik weer terug naar het zwembad. Tussendoor moet er nog even gegeten worden, en om half acht moeten we alweer op de ouderavond op de school van de jongste zijn. Ik neem wel een half uurtje vrij, zo. Dat krijg je, hè, als je allebei moet werken. Mijn vrouw heeft onregelmatig werk, dus dat betekent dat we veel taken in de huishouding en opvoeding moeten delen.

Ik snap werkelijk niet hoe jij het redt, Bas. Jij hebt toch ook een gezinnetje? Je zei daarnet toch dat jij vanavond naar een concert gaat? Jeetje, dat jij daar allemaal tijd voor hebt! Vindt je vrouw dat allemaal wel goed? Mijn vrouw zou zich onmiddellijk druk maken over wie er dan op de kinderen moet passen en dat het allemaal op háár neerkomt. Dat hoor ik toch al zo vaak thuis. Doordat zij op onregelmatige tijden weg is, en dus ook thuis is als ik werk, heeft ze het idee dat ze het hele huishouden in haar eentje moet doen. Terwijl ik ondertussen die kinderen transporteer van de ene verjaardag naar de andere voetbalclub. Ik word er wel eens heel moe van. Maar ja, je wilt graag dat je kinderen erbij horen, hè? Daar heb ik best iets voor over. Ik zou niet willen dat ze buiten de groep zouden vallen. Vroeger ben ik zélf genoeg een buitenbeentje geweest; dat zou ik mijn kinderen niet aan willen doen. Het vraagt wel iets van mij, maar ik heb het er graag voor over. Nadeel is wel dat die auto overuren maakt.

Die auto, Bas, daar heb ik een gelazer mee! Ik ga aanstaande zaterdag op vakantie en gisteren bleek ineens dat de koppelingsbak stuk is. En er zit net een jaar een nieuwe in! Dat valt natuurlijk weer precies buiten de garantie, dus dat wordt me een kostenpost. Daarom heb ik twee vriendjes van mij gevraagd of die er iets mee kunnen. Die zijn namelijk nogal handig met automotoren. Ze denken twee avonden nodig te hebben, dus ik hoop maar dat het allemaal goed komt voor zaterdag. Ik heb het nog maar niet aan mijn vrouw verteld, anders krijg ik daar ook weer gezeik over. En dan ga je met zo’n naar gevoel op vakantie, hè. Da’s ook niet wat. Dus zeg ik thuis maar niets. Zo’n vakantie levert toch al veel spanning in het gezin. Drie weken van te voren is mijn vrouw al bezig met het klaarleggen van kleren en speelgoed. Voortdurend vraagt ze of ik dit niet vergeet en dat niet, en zegt ze dat ik dit moet doen en dat, en moppert ze dat zij alles weer moet regelen voor de vakantie. De avond voor vertrek moet ik die grote auto en de aanhangwagen inpakken. Dan staat iedereen zich ermee te bemoeien, dus het schiet niet op. Het is de eerste vakantiedag van de kinderen, dus die zijn dan helemaal door het dolle heen. En dan moeten ze nog de hele dag en nacht in de auto zitten. Zuid-Frankrijk is tenslotte niet naast de deur. En als het daar slecht weer is, dan rijd ik gewoon verder door naar het zuiden, totdat ik mooi weer tegenkom. Die eerste dagen van de vakantie zijn vaak niet zo leuk. Moet je eerst je kampeerplek installeren, en voordat je helemaal lekker op je plek bent, ben je zo een paar dagen verder. Ondertussen zitten die kinderen dan aan mijn hoofd te zeuren dat ze dit willen of dat. Mijn vrouw kan er ook wat van; die heeft een hoop eisen. Dat het sanitair goed moet zijn, of er voldoende faciliteiten op de camping voor de kinderen aanwezig zijn, en leuke dingen in de buurt om te doen en te bekijken. Terwijl als die kinderen eenmaal wat aanspraak hebben, dan heb je geen kind meer aan ze. Loop je ze de hele avond te zoeken dat ze moeten komen eten of slapen.
Begrijp me goed, Bas. Ik ben heel gek met mijn gezin, maar er zijn momenten dat ik even voor mijzelf kies.

Vrijdagavond, dat is echt mijn avond. Die is voor mij heilig. Dat weten de kinderen ook, dat ze dan niet tegen papa aan moeten zeuren. Vrijdagavond ga ik naar handbaltraining, en daarna ga ik met mijn maten even in de sportkantine hangen en een biertje drinken. Ik vind dat ik dat wel verdiend heb aan het einde van de week.
Want zo’n weekend zelf zit ook altijd vol. Eerst ’s morgens vroeg de boodschappen voor de hele week halen, en dan heb ik vaak wat klussen in huis of aan de auto’s. Die keuken van ons, die is nog steeds niet helemaal af. Ik kom er maar niet toe, hè. Want de meeste tijd gaat toch zitten in het onderhoud aan die auto’s. Leuk hoor, zo’n oud autootje voor mijn vrouw. Had ik je al verteld dat ik die Fiat 600 weer heb verkocht? Ja joh, ze wilde liever weer een DAF. Dus sinds een week of wat rijdt ze in een knalrode DAF. Maar ja, zo’n karretje vraagt een hoop verzorging. Zaterdagavond zijn we vaak niet thuis, want alle vrienden en familie willen hun verjaardag altijd op die avond in het weekend vieren. Vreselijk vind ik dat altijd, zo’n verjaardag. Ah Bas, je kent ze vast wel. Dat je op een rechte stoel in een kring zit te lullen met die saaie zwager die ook niets te melden heeft. Alle lampen in de huiskamer aan en of je de chips even wilt doorgeven. Op zondag moeten we ’s morgens meestal even naar mijn ouders of mijn schoonfamilie. Sociale verplichtingen, hè? Daar kom je toch moeilijk onderuit. Gelukkig mag ik op tijd weg, want ’s middags moet ik dan mijn handbalwedstrijd spelen. Tenminste, als het met mijn rug weer wil. Het is uiteindelijk toch een hernia gebleken. De huisarts zegt dat ik moet rusten en blijven liggen, maar de volgens de fysiotherapeut moet ik zoveel mogelijk bewegen. Nou kan ik toch al niet stil zitten, dus kies ik maar voor het laatste.

We komen samen eigenlijk nergens meer aan toe, mijn vrouw en ik. Nu heb ik een vrouw die heel andere dingen leuk vindt dan ik. Ik kan ’s avonds laat intens genieten van een goede film. Mijn computer staat dag en nacht aan om de meest recente films te downloaden. Maar zij heeft niets met films. Of weet je wat ik zó graag met haar samen zou willen doen? Door de weeks een keer naar het theater! Je weet hoeveel ik van cabaret houd, maar zij vindt daar niet zoveel aan. Dan gaat ze echt met tegenzin met mij mee. Er is zo weinig dat we kunnen delen, dat we samen doen. Een goed gesprek kan ik ook al zo moeilijk met haar voeren. Je weet het, Bas, ik ben een enorm gevoelsmens, maar in een persoonlijk gesprek wordt zij meestal kort en zakelijk. Als ik begin over mijn werk, bijvoorbeeld, en me hardop afvraag of dit het wel is wat ik in mijn leven wil blijven doen, dan begint zij meteen te mekkeren over het salaris dat wel hetzelfde moet blijven. Of over hoe een eventuele nieuwe baan is te combineren met die van haar. Of over wat de kinderen allemaal nodig hebben.

Die kinderen vragen veel van mij. Nogmaals, begrijp me goed, ik ben heel erg gek met die koters, hoor. Maar het is gewoon heel erg druk in mijn gezin. Dan weer hier heen, dan weer daar heen; die moet om vijf uur eten want om zes uur naar dansles, en die moet om zes uur eten want om vijf uur naar bloempotten verven. En om zeven uur komt de derde terug van voetbaltrainen, met een tas vol vieze was. Zaterdag rijden we met de hele zwik naar Zuid-Frankrijk. Bas, het zal mij benieuwen.
Maar nu moet ik écht gaan. Ik ben al te laat. Hoe kan ik al die dingen binnen de tijd afkrijgen? Mensen zonder gezin met kinderen weten niet hoe het is. Het is soms een zwaar leven, hier op deze aarde.
Hee, tot morgen! Doei!”

Apeldoorn, juli 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Carlo Piemol en de corrigerende tik

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 00:08

BazboCarlo Piemol leest de krant.
Het is ’s avonds.
Carlo Piemol zit in zijn woonkamer.
Alles is stil.
Behalve bij Buurman Barman.

Daar is het een lawaai van jewelste.
“Wat doet Buurman Barman toch?”
vraagt Carlo Piemol zich af.
Er klinkt geschreeuw.
En gekraak en gedonder.
“Het lijkt wel of er een huis instort,” denkt Carlo Piemol.
“Buurman Barman is alleen.
Toch eens kijken of alles in orde is.”

Carlo Piemol belt aan bij Buurman Barman.
Buurman Barman doet open.
“Dag Carlo Piemol,” zegt Buurman Barman.
“Dag Buurman Barman,” zegt Carlo Piemol.
“Wat wil je, Carlo Piemol?” vraagt Buurman Barman.
“Ik vroeg me af,” begint Carlo Piemol,
“waar komt dat lawaai vandaan?”
“Welk lawaai?” vraagt Buurman Barman.
“Dat gekrijs,” zegt Carlo Piemol.
“O dat,” zegt Buurman Barman.
Hij krijgt een rood hoofd.
“Dat zijn mijn neefjes Mik en Mak.
Ze zijn nogal stout.”
“Maar wat doet u dan?” vraagt Carlo Piemol.
“Kom even binnen,” zegt Buurman Barman.
“Dan kun je het zelf zien.”

Carlo Piemol komt de woonkamer van Buurman Barman binnen.
Het is er één grote troep.
Boven in het gordijn zit een jongetje.
“Dat is Mik,” legt Buurman Barman uit.
Een ander jongetje springt op de bank.
“Dat is Mak,” legt Buurman Barman uit.
“Ze willen niet luisteren.”

“Dat is niet leuk,” zegt Carlo Piemol.
“Nee, helemaal niet,” zegt Buurman Barman.
“Opvoeden is moeilijk,” vindt Carlo Piemol.
“Wat doe je eraan?” vraagt Buurman Barman.
“De corrigerende tik,” antwoordt Carlo Piemol.
“Maar die helpt niet,” zegt Buurman Barman.
“Waarom niet?” vraagt Carlo Piemol.
“Ik heb het al geprobeerd,” legt Buurman Barman uit.
“Misschien moet u harder slaan, Buurman Barman,”
is Carlo Piemols idee.
“Laat ik dat maar eens proberen,” zucht Buurman Barman.

Even later liggen de twee neefjes Mik en Mak over de knie.
De knie van Buurman Barman.
Buurman Barman haalt uit.
“Pets, pets!” doet de hand van Buurman Barman.
Op de blote billetjes van neefje Mik.
“Pets, pets!” doet de hand van Buurman Barman.
Op de blote billetjes van neefje Mak.
“En nu goed luisteren,” zegt Carlo Piemol.
“Anders krijgen jullie geen ijsje!”

Niet veel later zitten de twee neefjes netjes op de bank.
Hun tranen zijn alweer droog.
Buurman Barman geeft ze ieder een ijsje.
Zelf neemt hij nog een Hoegaarden Grand Cru.
“Wil jij er ook één, Carlo Piemol?” vraagt hij.
Dat wil Carlo Piemol wel.

Het bier smaakt.
De neefjes Mik en Mak zitten op de bank.
Te lezen in de laatste roman van Herman Brusselmans.
“Lang leve de corrigerende tik!” roept Buurman Barman.
Daar is Carlo Piemol het roerend mee eens.
Dag, Carlo Piemol!

Apeldoorn, juli 2007

Dit is deeltje 3 in de Carlo Piemol serie.
Meer deeltjes zijn in voorbereiding.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

11-07-2008

In de ban van de ring

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:58

Bazbo“Wat zoek je, Bas?” vroeg de collega. “Kan ik je helpen?”
“Ik sta hier en ineens valt het me op dat-ie weg is.”
De collega keek me aan met een glimlach. Ze heeft stralende bruine ogen en een vol rond gezicht. Haar lichtbruine huidskleur verraadt haar geboortegrond: een van de Nederlandse Antillen. Het zwarte haar heeft ze strak naar achteren in een kort paardenstaartje. In haar linkerneusvleugel zit een klein sieraad. Haar lach maakt dat overal tanden zijn. Ze is niet groot en nogal mollig. Als ze loopt zet ze één voet dwars op de vloer: het gevolg van een naar brommerongeluk enkele jaren geleden.
“Maar wat zoek je dan?” lachte ze nog maar eens.
“Volgens mij had ik hem net nog.” Ik keek de vloer van de kantine eens rond. Bukkend maakte ik een rondje om de tafels. Ik schoof wat stoelen aan de kant, in de verwachting dat hij misschien achter een poot lag. Nergens lag het kleinood.
“Ba-has, wat ben je nou kwij-hijt?” zeurde ze. Altijd die glimlach; overal die tanden.
“Oh, mijn trouwring,” zei ik nonchalant.
“Oh Bas,” zei ze. “Dat is niet goed.”
Ik haalde mijn schouders op en keek nog eens over de vloer.
“Waar ben je hem verloren dan?”
“Tja, als ik dat wist, was ik hem niet meer kwijt, hè¨?”
“Waar ben je allemaal geweest dan?”
“Eh, hier in de kantine, …”
“Vanmorgen werkte je toch in de keuken?”
“Ja, maar ik ben ook op kantoor geweest.”
“En op de wc.” Ze lachte maar weer eens. Opnieuw overal tanden, waaronder een gouden.
“Laat ik niet hopen dat ik hem heb doorgespoeld,” zei ik sip.
“Kun je nou vanavond wel thuiskomen?”
“Hoezo? Waarom niet?”
“Nou, wat zal je vrouw ervan zeggen?”
“Die draagt zelf haar eigen trouwring al jaren niet meer.”
“Maar waar kan hij nou zijn?” Ze ging ook overal op de vloer kijken.
“Zoeken jullie iets?” vroeg een tweede collega, die aan kwam lopen. Een kort stevig vrouwtje met een brilletje op. Ze praat met een verschrikkelijk accent, maar ze werkt als een paard.
“Bas is zijn trouwring kwijt.”
“O, o, dat is niet zo mooi,” zei ze. “Waar ben je allemaal geweest, dan?”
“Is er iets aan de hand?” vroeg een derde collega, die aan kwam lopen. Ze droeg het uniform dat verplicht is als je in de keuken werkt.
“Bas is zijn trouwring kwijt.”
“Gaat iedereen zich er nou mee bemoeien?” vroeg ik.
“We willen je alleen maar helpen, hoor,” zei de tweede collega.
“Ja, waar ben je allemaal geweest?” De derde collega was de derde die dezelfde vraag stelde.
“Jongens, dat ding komt wel weer boven water,” zei ik. “Ik ben hem wel vaker kwijt geweest. Maak je geen zorgen.”
“Nou, het is wel je trouwring, hoor! Dat vindt je vrouw vast niet leuk!”
“Die draagt zelf haar eigen trouwring al jaren niet meer,” moest ik de tweede en derde collega nog eens uitleggen.
“Aan welke vinger draag je die ring eigenlijk?” vroeg de tweede collega.
Ik stak mijn pink van mijn linkerhand omhoog.
“Aan je pink?” vroeg de derde collega. “Zit-ie niet veel te los, dan?”
“Nee joh,” vertelde ik. “Het is juist andersom. Hij kwam aan mijn ringvinger veel te strak te zitten. Hij knelde echt. Daarom is-ie een plekje opgeschoven.”
“Kreeg je zulke dikke vingers?” vroeg de eerste collega.
“Ja, wrijf het er maar in,” zei ik. “Ondertussen is die ring nog steeds weg.”
“We moeten hem wel terugvinden,” zei de tweede collega. “Anders kan je niet naar huis, hoor!”
“Mensen, geen paniek!” riep ik uit.
“Waar ben je allemaal geweest?” vroeg de derde collega nog maar eens.
“In de keuken, op het toilet, op kantoor,” vertelde ik haar. “Maar ik merkte net pas dat ik hem mis.”
“Hij zal toch niet in de spoelbak liggen?” De eerste collega liep snel naar de keuken.
“Als je hem maar niet hebt doorgetrokken op de wc.” De tweede collega staat niet bekend vanwege haar optimisme.
“Straks ligt-ie in de vuilnisbak.” De derde collega laat zich makkelijk meeslepen door de sombere instelling van een ander.
“Ik kijk wel even op mijn kantoor,” zei ik. Snel liep ik naar achteren. Ik keek op mijn bureau, naast de pc en onder de stoel. Nergens een dunne gouden ring. Ik haalde mijn schouders op en dacht hardop: “Zonder dollen. Dat ding komt wel weer boven water.” In alle rust liep ik terug naar de kantine.
“Hee Bas, hij lag niet in de spoelbak, hoor!” riep de eerste collega vanuit de keuken.
Ik ging naar de keuken en een opmerkelijk tafereeltje ontrolde zich aan mijn ogen.
De drie collega’s stonden gebogen over de grote werktafel. Ze hadden de drie vuilnisbakken op de kop gehouden. Een grote berg fruitsmurrie, koffiedrab, plastic, sinaasappelschillen, lege blikken, verpakkingen en restafval lag verspreid over de tafel. De drie dames zaten het met hun blote handen te ontleden.
“Jullie zijn gek,” was het enige dat ik kon uitbrengen.
“Weet je veel?” zei de tweede collega. “Straks ligt-ie hierin. Als we even goed zoeken, vinden we hem zo.” Het stonk verschrikkelijk in de keuken.
“Ja, da’s toch zonde als je je trouwring kwijtraakt?” vroeg de derde collega.
“Ik heb telefoon,” zei ik snel. “Momentje. Ik ben zo terug.” Snel vluchtte ik terug naar mijn kantoor.
Een half uur later ging ik weer naar de keuken. Daar waren de dames bezig om de laatste resten afval terug te doen in de vuilniszak.
“We hebben hem niet gevonden,” zei de eerste collega.
“Nou ja, geen ramp,” zei ik. “Bedankt dat jullie zo goed hebben meegeholpen met zoeken. Hij duikt vast wel weer op.”
“Graag gedaan,” zei de tweede collega. “Ik hoop dat je hem nog vindt.”
“Ja, toch zonde van die trouwring. Ik moet nu naar huis,” vertelde de derde collega.
Nu stonden ze met z’n drieën hun handen te wassen.
“Nou, nogmaals bedankt voor het zoeken, hoor!” zei ik. “Ik werk nog een uur door. Wie weet kom ik hem wel tegen. Tot morgen!”
De volgende dag bij binnenkomst vroegen ze: “Hee Bas, heb je je trouwring nog gevonden?”
“Ja,” antwoordde ik, terwijl ik mijn linkerhand omhoog stak, “kijk maar!” Er blonk iets aan mijn pink.
“Waar heb je ‘m nou gevonden, dan?”
“Vanmorgen vroeg toen ik wakker werd. In bed.”

Apeldoorn, juli 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

In afwachting van uw reactie

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:51

BazboZo, stelletje zeikerds van een lezers, hoe kan ik jullie vandaag weer eens kwetsen en beledigen? En hoe zullen jullie daar vandaag weer eens op gaan reageren?

Een column lokt reacties uit. Dat is normaal. Sterker nog: daar is zo’n stukje eigenlijk ook voor bedoeld. Dat de lezer het leest, er het zijne van vindt en dan reageert. Reageren kan zijn: erover nadenken, maar ook erover in discussie gaan.

Vroeger stonden er ook schuine stukjes in de krant. Een column was in mijn ogen altijd een scherp stukje, waarin de schrijver zijn mening geeft of een actueel onderwerp dat gevoelig ligt aansnijdt. Gelukkig hanteert Fok! de ‘vrije’ uitleg van een column. Dat het gewoon een puntig cursiefje mag zijn. Gelukkig. Want ik héb helemaal geen mening. Nergens over. Als je dan een column ‘oude stijl’ moet schrijven, dan wordt dat niets, als je geen mening hebt. Vroeger had ik die mening wel. Toen las ik die klassieke columns altijd graag. Niet zelden zag ik na zo’n stukje de volgende dag de rubriek ‘ingezonden brieven’ in het dagblad.
“Geachte redactie, graag wil ik reageren op de column van de heer Augurkenpot die gisteren in deze krant stond. Ik vond de inhoud stuitend en erg kwetsend voor de betrokkenen die iets dergelijks hebben moeten meemaken. Ik hoop dat de heer Augurkenpot zich voortaan bedenkt alvorens hij weer eens een verhaal als dit meent te moeten maken. Anton Aarsschaef, Waddinxveen.”
Misschien stond er de dag erna nóg wel zo’n confronterende brief in de rubriek! Een klein schandaal in de krant was geboren! In spanning wachtte ik het dagblad van de volgende dag af.

Wie leest er tegenwoordig nog een krant in papieren formaat? Vandaag de dag bestaan er nieuwsblogs en internetkranten. Ze worden druk bezocht. Zo’n nieuwsblog of internetkrant is een snel, vluchtig en makkelijk medium voor de gebruiker. Je leest een berichtje, windt je op, drukt een paar toetsjes in en hupsakee, je reactie is geplaatst.
“Wat een kutcolumn weer.”
“Krijg de vinkentering met je linkse mening.”
“Vuile hippie, waarom ga jij niet dood?”
Ik ben niet zo’n internetsurfer en bezoek eigenlijk nooit weblogs en internetkranten. Sinds een maand of vijf ben ik columnist voor Fok! Ik zie reacties onder mijn verhalen en onder de columns van anderen. Ik schrik me dood.
En het zijn niet alleen de opmerkingen onder de columns, hoor. Ik klik een willekeurig forum op Fok! aan, of een forum buiten Fok! Ook daar hetzelfde liedje.

Een hele gedachtegang samengevat in een enkel zinnetje. Zonder verdere uitleg of onderbouwing. Scheldpartijen, beledigingen, bedreigingen en doodsverwensingen: ze komen maar al te veel voor. De samenleving verhuftert door de snelheid van de communicatie. De snelheid en de luchtigheid. En de leegheid ervan. De dader blijft lekker anoniem achter een nickname.
Wie windt zich erover op? Achteloos klik je naar een ander forum.

Ik ben columnist. Ik ben schrijver. Wie schrijft en publiceert, weet dat hij te maken kan krijgen met mensen die het niet mooi vinden of het er niet mee eens zijn. Dat hoort erbij. Er is ook niets mis met een stevige discussie.
Kennelijk verharden de discussies op het internet steeds meer. En grijpen discussiepartners steeds vaker naar oneigenlijke instrumenten als schelden, beledigen, bedreigen en doodwensen. Moet ik me daarbij maar neerleggen? “Jij wilde columnist worden! Had je je maar eerder moeten bedenken!”
Ik ben dan ook benieuwd wat ik hieronder allemaal te lezen krijg.

Zo lezer, heb je de column helemaal tot hier doorgeworsteld?
Overweeg je om hieronder te gaan reageren?
Dan zou ik het volgende willen zeggen:
“Klotenklapper, drietrapsdebiel, bosmongool!
Ga je reet laten epileren!
Wou je die tanden in je muil houwen of zal ik ze achter in je reet douwen?
Ik weet nog wel een andere optie voor jou!
Pas maar op, want ik ben de grote boze bazbo!”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

“Je gróéit in het onderwijs!”

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:43

“Beste mensen, we gaan beginnen!” zei ik. De klas praatte gewoon door.
“Kom op, jongens! Tassen van tafel, draai je om, gezichten deze kant op. Dan gaan we starten.”
Het leek er niet op dat de klas hoorde wat ik zei.
“Jij daar, ga eens rechtop zitten!” zei ik tegen een jongen. Hij hing met zijn onderrug op de zitting van de stoel, die hij een kwartslag gedraaid had.
“Zo zit ik meer ontspannen en kan ik beter luisteren,” mompelde hij, zonder aanstalten te maken.
“Waarom moeten we dit vak eigenlijk doen, meneer?” vroeg een meisje met een naveltruitje en stekeltjeshaar. Ineens was het rustig in het lokaal. Alle ogen waren op mij gericht.
“Om het diploma te kunnen halen,” zei ik. “Als je dit beroep wilt leren, zul je toch ook wat theorie moeten doen.”
“Maar ik wíl dit beroep later helemaal niet uitoefenen!”
“Dan heb je een probleem.” De klas ging weer door elkaar praten.
“Ik wil naar de politieacademie,” zei het meisje.
“Eigenlijk had ik fysiotherapie willen gaan doen,” riep een ander.
“Ik wilde naar het HBO,” zei de enige andere jongen in de groep.
“Kijk,” legde ik uit. “Je hebt ervoor gekozen om deze middelbare beroepsopleiding te gaan doen, en dan moet je …”
“Ja!” riep weer een ander meisje erdoorheen. “We móésten wel naar het MBO, omdat we te jong zijn voor het HBO.”
“Niettemin, mensen,” zuchtte ik. “Nu ben je hier. Je hebt er voor gekozen om hier dit lesprogramma te volgen. En dus gaan we nu beginnen met de les.”
“Even wachten hoor!” riep een meisje van helemaal achter uit de klas. Ze had een telefoon aan haar oor.
“Wil je die telefoon nu uitdoen?” vroeg ik. “Je weet wat de regels zijn. Geen telefoon aan in de les.”
“Ja, maar dit is heel belangrijk!” riep ze terug.
“Als er een noodgeval is, kan men ook naar de receptie bellen. Dan krijg je ook snel bericht. Dit stoort verschrikkelijk! Kom op, doe hem uit.”
“Ja, dahaaag! Zo gaat het veel sneller. Ik ben zo klaar!”
“Nee, je doet hem nu uit.”
Ze stond op. “Ik ga buiten wel verder met bellen.”
“Als je buiten bent, blijf je ook buiten.”
“Duh! Boeiuh.” Ze liep met de telefoon aan haar oor in de richting van de deur.
“Ik noteer je als afwezig.”
“Man, da’s lullig!” riep ineens weer een heel ander meisje. “Weet jij veel hoe belangrijk het is?”
“Dat kan me niets schelen. Ik ben hier aangenomen om les te geven en dat ga ik nu doen.”
Het meisje met de telefoon liep het lokaal uit. De deur sloeg dicht met een enorme klap.
“Oh, meneer,” klonk het ineens vanuit een andere hoek van de klas. Een meisje met lang blond haar had haar vinger opgestoken. “Ik heb mijn boek niet bij me.”
“Ik ook niet,” zeiden twee anderen.
“Moesten we opdrachten maken, eigenlijk?” vroeg weer een ander. “Ik ben er niet aan toegekomen.”
“Ik ook niet,” zeiden drie anderen.
“Mijn computer deed het niet, gisteren.”
“Ik was al zo druk met een ander vak. Daar moest een werkstuk van af. En dat was voor een punt dat meetelt op het rapport. Dat ging even voor. Ik kon dit vak er gisterenavond niet ook nog bij hebben, hoor.”
“Ik heb het wel gemaakt, maar ik heb het vergeten. Het ligt thuis op de keukentafel.”
“Mijn goudvis was dood, en daar was ik erg door van slag.”
“Ik moet even naar de wc. Ben zo terug.”
“Hadden we huiswerk dan? Ik was er vorige keer niet. Dus ik heb niets gemaakt.”
“Ik ook niet.”
“Vorig jaar heb ik deze module ook al gehad, dus voor mij is het allemaal herhaling. Ik heb de antwoorden opgezocht in mijn schrift van vorig jaar.
“Mijn printer was kapot.”
“Wat heeft het voor zin om deze opdrachten te maken? Het telt toch niet voor je eindcijfer. En waarom leg je eigenlijk zo veel uit? Geef ons toch gewoon je aantekeningen, dan leren we die en dan doen we die toets. Dan kan dit vak vervallen, dit semester.”
“Ik heb dit later toch echt niet nodig, dus voor mij is het toch zinloos.”
“Hé, jongens,” zei ineens een meisje dat tot nog toe niets gezegd had. “Zo schiet het niet op met de les. Geef meneer eens de kans om gewoon les te geven. Dit is ook sneu voor hem.”
Ik keek eens voorzichtig rond op de vloer, alsof ik iets zocht. Langzaam kromp ik ineen. Terwijl de grond aan mijn voeten openscheurde, en ik in het gapende gat verdween, dacht ik:

“Kutpubers, dat is net zoiets als groen gras, een kromme banaan of een ronde cirkel.
Je gróéit in het onderwijs!”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Telefonische enquête

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:38

Bazbo“Ring! Ring!”
“Met bazbo.”
“Goedenavond. U spreekt met Amanda Gleufgeur van Onderzoeksgroep ‘De Loep’. Spreek ik met de heer B.A. bazbo?”
“Momentje. Even mijn ID-kaart controleren.”
“Eh ….”
“Ja, het klopt. Ik ben het.”
“Komt het gelegen dat ik u bel?”
“Maar natuurlijk.”
“We zijn momenteel bezig met een onderzoek naar telefonische enquêtes. Het onderzoek zal ongeveer vijf à tien minuten in beslag nemen. Bent u bereid om mee te werken?”
“Vanzelf.”
“Fijn. Dank u wel.”
“Graag gedaan. Tot ziens.”
“Eh? Het onderzoek is nog niet klaar, hoor, meneer bazbo.”
“O, pardon. Gaat uw gang.”
“Bij de volgende vragen kunt u kiezen uit de antwoorden: ‘nooit’, ‘soms’, ‘gemiddeld’, ‘vaak’, en ‘heel vaak’. Bent u er klaar voor?”
“Nooit.”
“Eh, dat bedoel ik niet. Bent u klaar voor de eerste vraag van dit onderzoek?”
“Vaak.”
“Goed. Dan volgt hier nu de eerste vraag. Hoe vaak per week wordt u benaderd voor een telefonische enquête of onderzoek?”
“Heel vaak.”
“Hoe vaak wordt u benaderd voor een telefonisch onderzoek en het komt u gelegen?”
“Nooit.”
“Hoe vaak wordt u benaderd voor een telefonisch onderzoek en het komt u ongelegen?”
“Altijd.”
“Dat kan de computer hier niet verwerken. U kunt kiezen uit de antwoorden: ‘nooit’, ‘soms’, ‘gemiddeld’, ‘vaak’, en ‘heel vaak’.”
“Ik kan altijd zo moeilijk kiezen.”
“Wat wordt het, meneer bazbo?”
“Heel vaak.”
“De volgende vragen zijn meer open vragen. Wilt u kort en kernachtig antwoorden?”
“Soms. Nou, daar zal ik mijn best op gaan doen. Het ligt er natuurlijk aan wat voor vragen het allemaal zijn. Het zit in principe niet in mijn aard om zeer lang van stof te zijn, hoor. Maar als het gaat over iets dat mij zeer ergert, dan kan ik nogal eens van leer trekken. Dan wil ik vaak mijn stokpaardjes aanroeren. Of juist als het gaat over iets dat mij voortdurend bezighoudt, neem nou bijvoorbeeld mijn verzameling rubber kippen, voordat je het weet klets ik daarover vol vuur – wat wil je ook, je bent niet voor niets verzamelaar van rubber kippen niet? -, en nou als dat eenmaal aan de gang is, berg je dan maar hoor, want dan ben ik nog wel even bezig, weet u wel, zoals laatst toen de meneer die bij ons de ramen wast een blik naar binnen wierp en …”
“Excuseer. Mag ik de eerste open vraag stellen?”
“Altijd.”
“Eh, over welke onderwerpen bent u in de afgelopen twee weken benaderd voor telefonisch onderzoek?”
“Telefonie, belastingvoordeel, financieel advies, leningen, geile lingerie, digitale televisie en politieke voorkeuren.”
“Welke van deze telefonische onderzoeken hebben u het meest geërgerd?”
“Telefonie, belastingvoordeel, financieel advies, leningen, geile lingerie, digitale televisie en politieke voorkeuren. En deze, natuurlijk.”
“Natuurlijk.”
“Vanzelf.”
“Wat zijn de meest voorkomende reacties die bij u opkomen als u benaderd wordt voor een telefonisch onderzoek?”
“Aambeien. Spontaan in de broek kakken. Irriterend tandvlees. Uitslag tussen de tenen. Verbale agressie. Totale terreur in het gezin. Zelfmoord.”
“Aan welke van deze reacties geeft u toe wanneer u benaderd wordt voor een telefonisch onderzoek?”
“Altijd. Ik bedoel: allemaal, behalve de laatste.”
“Dat waren al mijn vragen.”
“Oh, als dat alles was, vond ik het maar niks.”
“Tenslotte, meneer bazbo, zou u dit onderzoek willen beoordelen met een rapportcijfer tussen nul en tien?”
“Altijd.”
“…. eh, wat vond u ervan?”
“Mag ik echt geen elf geven? U heeft zo’n prettige stem.”
“Nee, dat past niet in mijn computer.”
“O. Nou, dan heb ik geen belangstelling. Altijd.”
“Hoe bedoelt u, meneer bazbo?”
“Een fijne avond. Gemiddeld.”
“Klik. Tuut tuut tuut.”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Carlo Piemol op de markt

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:37

BazboCarlo Piemol loopt op straat.
Hij gaat naar de markt.
Carlo Piemol heeft zin in verse vis.
Lekkerbek, haring, paling of kibbeling.
Wat zal het worden?
Carlo Piemol weet het nog niet.
Kijk, daar is de markt.
En daar is de viskraam.

Er staan veel mensen bij de kraam.
Carlo Piemol sluit aan in de rij.
Hij moet een tijdje wachten.
Dan is hij aan de beurt.
Maar dan gebeurt het.

Er staat een meneer naast hem.
De meneer zegt ineens tegen de mevrouw van de viskraam:
“Wat kost tilapia?”
Carlo Piemol is een beetje geschrokken.
Deze meneer kruipt voor.
“Pardon, meneer,” zegt Carlo Piemol.
“Maar ik was aan de beurt.”
De meneer draait zich om.
En kijkt Carlo Piemol aan.

“Ies niet waar!” zegt de meneer.
“Ies mijn beurt!”
De meneer draagt een dik pak.
Met dit mooie weer.
Hij heeft zwart haar en een zwarte snor.
Zijn huid is bruin.
De meneer praat niet zoals andere mensen.
Hij komt uit een ander land.

De mevrouw van de viskraam wordt boos.
Ze roept: “Vuile voorkruiper!
Zo doen we dat niet in dit land!
Je moet je aanpassen.
En integreren.
Anders flikker je maar op naar je eigen land!”
Carlo Piemol schrikt van de mevrouw van de viskraam.

De meneer uit het andere land zegt:
“Iek bied verontschuldiging.
Iek dacht ik ben aan beurt.
Ien mijn land jij moet voor jezelf opkomen.”
De mevrouw van de viskraam schreeuwt:
“Je bent hier niet in je eigen land!
Mensen zoals jij moeten weg!
Die kosten alleen maar geld.
Die inburgeringscursus helpt niet!
Dat zie je maar weer.”

“Meneer,” zegt Carlo Piemol. “Ik begrijp het.
U moet vast wennen aan alles dat anders is.”
“Dank u wel,” zegt de meneer.
“Gaat uw gang. Ies uw beurt.”
Carlo Piemol vindt de meneer heel vriendelijk.
“Dank u, meneer.
Wat voor vis zal ik eens nemen?”
De meneer zegt: “Tilapia ies lekker.
Wij eten veel vies.
Ies gezond en lekker.”
Carlo Piemol vraagt: “Hoe maak ik dat klaar?”
De meneer legt het uit.

Carlo Piemol koopt tilapia.
“Dank u wel voor het recept,” zegt hij tegen de meneer.
“Ies goed,” zegt de meneer. “Iek doe graag.”
Carlo Piemol wil naar huis gaan.
De meneer is aan de beurt.
De mevrouw van de viskraam zegt: “En wat moet jij?”
Dat is niet aardig tegen de meneer.
Carlo Piemol zegt: “Doet u wel beleefd?
Dit is een aardige meneer.
Wij moeten elkaar begrijpen.
En niet discrimineren.”
De mevrouw van de viskar is nog steeds boos.
“Waar bemoei jij je mee, lamlul?” roept ze.
De meneer zegt: “Iek koop geen vies bij jou.
Jij bent een spinazietrut.
Met hengsels.
Ga je snor epileren.
Vieswijf.”
De meneer loopt weg.

Carlo Piemol loopt naar huis.
Hij moet heel hard lachen.
Die avond eet hij tilapia.
Dag, Carlo Piemol!

Apeldoorn, mei 2007

Dit is deeltje 2 uit de Carlo Piemol serie.
Andere deeltjes zijn in voorbereiding.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Top

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:28

BazboLieve Tim,

Het is nu zaterdagavond 2 juni 2007. Is het al acht uur? Tijd voor het journaal. Ik loop naar de televisie en druk hem aan. Ik heb wel een afstandsbediening, maar ben te ouderwets om hem te gebruiken. Dat gezap altijd. Bovendien kijk ik toch alleen maar naar de publieke zenders. Als het beeld verschijnt, zit ik meteen goed. Het journaal is net begonnen.
Allereerst het dagelijkse nieuws. De gebruikelijke portie ellende. Politiek gezwets, en honger, oorlog, doodslag en corruptie in de wereld. Of een lid van het Koningshuis dat weer eens ergens op bezoek is of bezoek krijgt. Kan mij het schelen. Maar dan ineens!

Beelden van Duitsland. De G8-top nadert. Ik zie de Duitse Bundeskanzlerin dingen zeggen. Ik zie ook de Amerikaanse president dingen zeggen. In flitsen zien we de andere zes wereldleiders ook nog even.
Dan schakelen we over naar een trein die vanuit Zwitserland naar Rostock rijdt. Er zitten allerlei mensen in, jong en oud. Ze willen de wereld verbeteren. Als de interviewer vraagt waarom ze gaan, krijgt hij keurig antwoord. Om te demonstreren. Ze zijn tegen globalisering, en de G8-top beslist over de hele wereld. Het broeikaseffect, Afrika, en vele andere wereldlijke politieke onderwerpen. Ze gaan ons allemaal aan. De mensen in de trein zijn vredelievend en gedreven. Ze hebben hun spandoeken bij zich. Tot donderdag 7 juni houden zij hun alternatieve G8-top.
Vervolgens beelden van Rostock in Noord-Oost Duitsland. Demonstranten komen in botsing met de Polizei en de Duitse Mobiele Eenheid. Dit zijn niet de mensen uit de trein uit Zwitserland. Dit zijn totáál anderen. Ze hebben donkere kleren aan. Ik zie jongeren stenen gooien. Sommigen hebben hun gezicht bedekt met een doek, om niet herkend te worden. Ik zie mannen in uniformen met hun stok slaan. Traangasbommen slaan in. Men roept. Men rent. Het is één chaos.
Dan zien we plotseling het hotel waarin de wereldleiders zullen logeren en zullen vergaderen. Het ligt in het plaatsje Heiligendamm, aan de Golf van Mecklenburg, een uitloper van de Oostzee. Het is een grandioos hotel. Spierwit, met hoge ramen, een rode loper voor de deur en veel Rolls Royces die af en aan rijden. We krijgen nog meer te zien van de omgeving. De pier en de kustlijn van Heiligendamm. De zee is blauw. De camera gaat ook naar het nabijgelegen dorp Bad Doberan. We zien dat deze plekken volkomen van de gehele buitenwereld zijn afgesloten. Er staan hoge hekken met prikkeldraad omheen. Vijfhonderd meter of zes kilometer uit het hotelgebouw. Zelfs in zee staat een hek.
Bad Doberan was overigens al eerder in het nieuws. Prins Claus heeft er zijn jeugd doorgebracht. Maar dat niet alleen. Een paar weken geleden nog haalde het dorp alle kranten. Een nogal bekende man uit de Duitse geschiedenis stond er nog steeds op de lijst van ereburgers. Inmiddels is Adolf Hitler geroyeerd als ereburger.
Terug naar Rostock en de gewelddadigheden. Rook belemmert het zicht. Opnieuw mannen in uniform met een helm op. Ze voeren een charge uit. Allerlei mensen rennen in paniek weg. Sommigen draaien zich om en gooien stenen. Een auto brandt. De verslaggever zegt dat er tientallen gewonden zijn gevallen. De straten liggen in puin.

Ik denk: “Tsjonge.”
En ik denk nog een keer: “Tsjonge.”

Over precies acht weken loop ik daar ook. Jazeker, ik ga daarheen. Maar niet om politieke of maatschappelijk geëngageerde redenen. Ik ga erheen voor muziek.
Ieder jaar, in het eerste weekend van augustus, vindt tussen Bad Doberan en Heiligendamm een muziekfestival plaats. Op de paardenrenbaan. Het hele festival staat in het teken van het leven en werk van de Amerikaanse componist, gitarist, bandleider, filmmaker, sociaal commentator en satiricus Frank Zappa. Het is een bijzonder festival. Niet alleen vanwege de muziek. Vier dagen lang is de omgeving van Bad Doberan en Heiligendamm vol met mensen die eensgezind zijn, die komen voor hetzelfde ding. Hier gaat het om muziek én ontmoeting.
Voor mij is het de zevende keer dat ik erheen ga. Ik ga niet in mijn eentje. Dit jaar neem ik mijn vrouw mee, en zelfs ook mijn zoon. Waarom? Omdat het zo verschrikkelijk gaaf is om al die mensen te ontmoeten. Het is geen groot festival. Integendeel, er komt maar een man of tweeduizend. We treffen er vele vrienden, die we er in de afgelopen jaren hebben gemaakt. Billy is zo’n jongeman, een Apfelsaft zuipende vriend uit Limburg. En dan zijn daar al die andere mensen die vanuit heel Europa naar dit festival komen. Duitsers, natuurlijk. Maar vergeet niet de Hollanders, Britten, Belgen, Zweden, Noren, Italianen, Tsjechen, Oostenrijkers, Finnen, Denen en al die anderen. Er zullen zelfs Amerikaanse bezoekers zijn. Langzamerhand wordt de vaste ploeg steeds groter.
Het bier vloeit rijkelijk, de worsten van een halve meter consumeren we gretig, en voortdurend schalt er een lach over het festivalterrein. Het lijkt wel of de muziek bijzaak wordt.
Natuurlijk bekijken we ook de omgeving. We rijden met de stoomtrein ‘Molli’ naar Bad Doberan, voor een uitgebreid ontbijt in de Stadtbäckerei, of om een blik te werpen op het standbeeld van Zappa. En dan met diezelfde stoomtrein naar Heiligendamm. We wandelen tussen de spierwitte hotelgebouwen door. Alles ligt in serene rust. Aan het eind van de boulevard is een brasserie. Op de houten pier is het druk. We kijken het diepblauwe water in. Bij helder weer is het uitzicht op de kustlijn adembenemend.
Het festival en alles eromheen is voor mij en voor mijn vrouw een hoogtepunt in het jaar. Hier word je niet afgerekend op wie je bent. Iedereen is welkom; iedereen mag zijn wie hij of zij is. Hier heerst vriendschap, vrede en begrip. Deze vier dagen zijn helemaal top.

De televisie vertoont nog altijd gruwelijke beelden van stenen gooiende mensen en meppende soldaten. Ik kan het niet aanzien. Snel druk ik de televisie uit. Over twee maanden ben ik daar. Dan is hopelijk de rust weergekeerd.
Nog verward van wat de televisie heeft laten zien, loop ik naar de stereo en naar mijn platenkast. Onder de letter Z zoek ik naar de muziek die over twee maanden wel degelijk zal verbroederen.

Lieve Tim, zie ik je daar? Groet,

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Vandaag geen column

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:23

BazboHet gaat even niet goed met uw columnist.
Hij heeft slecht geslapen, moest toch weer veel te vroeg op en strompelt zichzelf nu de dag door. Het gevoel van schuurpapier in de keel, een voortdurend verstopte neus, niesbuien en vlagen van hoofdpijn: het kan niet op, vandaag. Kortom: een gevoel van algehele lamlendigheid.
Uw columnist heeft vandaag totáál geen zin.
Hij gaat deze keer op de automatische piloot, dus u bent gewaarschuwd. En wat u ervan vindt, zal hem helemaal worst wezen.

Op sommige momenten kan de wereld me compleet gestolen worden.
Normaal wil ik me nog wel eens druk maken over van alles en nog wat. Meestal zijn dat dingen heel dichtbij. Ik ben nogal een structopaat, als dat woord bestaat. Mijn leven zit vol met rituelen en sommige daarvan mag je van mij futiel noemen. Ze zorgen voor overzicht en duidelijkheid in mijn bestaan. Ik heb ze hard nodig. Waar ben je zonder zekerheden?
Zo is het bijvoorbeeld verboden om de afwas te stapelen (anders moet je de onderkanten van de borden ook afwassen), verplicht om de wc-rol zo op te hangen dat het eerste velletje naar je toe hangt, vereist dat je de kaas op de juiste manier snijdt (ik vraag niet voor niets een plat stuk, ja?), en maar goed dat ik geen bijl in huis heb als ik weer eens ontdek dat vrouwlief gebruikte lucifers teruggestopt heeft in het doosje!!!
Waarom ga ik hier ineens zo zitten schreeuwen? Niemand die me hoort.

Er zijn meer dingen in het dagelijkse leven waarover ik me zorgen maak.
Mijn opgroeiende zoon, bijvoorbeeld. Hoe moet dat toch met die jongen, als hij straks op een andere school zijn laatste twee jaren vmbo gaat afmaken. Of de harde schijf van de computer; die raakt toch wel erg vol van al die muziek. Het algemene welzijn van mijn vrouw. Een overleden lid van de schoonfamilie en de nabestaanden. Hoe het met mijzelf gaat, als binnenkort op het werk mijn functie ophoudt te bestaan. Het Senseo-koffieapparaat dat niet goed werkt (gék word ik ervan!). Mijn moeders zwakke gezondheid. De eeuwige krapte in de huishoudportemonnee. Die grote schimmelplek op het plafond op de overloop. Mijn toch wel uitdijende buikje.

Maar ook zaken wat verder weg, die houden me doorgaans bezig.
Politiek gezeik in de gemeente, de provincie of Den Haag. De hufterigheid op straat. Hoe we het milieu en de natuur categorisch om zeep helpen. Die arme negerkindjes. Katten die ergens in het land mishandeld worden. De tas die van een dametje afgepakt is. Dat alles zo duur wordt. De kloof tussen arm en rijk die steeds groter wordt. Dat alles zo jachtig moet in dit leven. Die problemen met die Marokkaanse jongeren. De hele Tour de France aan de drugs. De nier als hoofprijs in de Donorshow. Al die auto’s op straat. Het geweld rond het voetbalveld. De conducteur die wéér minder langskomt in de trein. Kleine kinderen die spoorloos verdwijnen. Meisjes, vrouwen en dieren die seksueel misbruikt worden. Een ramp hier. Watersnood daar.
Ellende overal.

Maar vandaag kan me dat allemaal aan mijn kont roesten. De pen ligt stil en het scherm blijft leeg. Voor mijn part loopt een ieder naar de maan.
Ja, zelfs de lezers laten me nu koud. “Ze zullen het toch wel weer een k**column vinden,” mompel ik, terwijl een steek in mijn hoofd me mijn ogen doet dichtknijpen. “En deze keer hebben ze nog gelijk ook.”

Op deze dag heeft de columnist geen mening en geen verhaal te vertellen. Hij geeft zich nog maar eens over aan een hevige niesbui, die de bodem onder zijn voeten doet dreunen. Vocht loopt uit zijn neus en zijn ogen. Alles in zijn lichaam doet pijn.
Hij draait maar weer eens wat van de helende muziek van David Sylvian. Uit een kastje pakt hij het flesje Otrivin neusspray en een hoop tabletten paracetamol en Trachitol. Dan gaat hij terug naar bed.
Het gaat gewoon even niet goed met uw columnist.

Een fijne dag, allemaal.

Apeldoorn, mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Zomers vooruitzicht

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:19

BazboOp 13 april trok ik mijn schoenen en sokken uit. Sindsdien loop ik met blote voeten in mijn sandalen. Ik hoop dat het me dit jaar ook weer lukt om het zeker tot oktober vol te houden.
De periode van eind april en begin mei van dit jaar was klimatologisch gezien een uitzonderlijke tijd. Veel zonuren per dag en zomerse temperaturen. Behalve de boeren genoot iedereen er zichtbaar van.
De terrassen zaten vol, het witbier schuimde, de zonnebrandolie kwam weer tevoorschijn, de tuinen stonden in bloei, mensen trokken erop uit en droegen zo min mogelijk kleren op het lichaam.
Gebruinde hoofden, filmsterrenzonnebrillen, teenslippers, hemdjes, bermuda’s, korte rokjes, topjes: alles deed heerlijk zomers aan.

Het allermooiste van een dergelijke zonnige periode vind ik zelf het prachtige uitzicht op breekbare meisjes die zich luchtig kleden. Ik weet het: ik ben getrouwd, en ook nog ’s erg oud, maar het bloed kruipt waar het graag gaat. De radar staat voortdurend aan, zal ik maar zeggen.
En het aanbod is vaak zo overweldigend.

Vorig jaar, en de paar jaren ervoor, werd de zomermode gedomineerd door de heupbroek en het naveltruitje. En ik vind die kledij wel wat hebben. De aanblik van vrouwelijke schoonheidjes in dergelijke uitdossing doet mij verlangen naar dingen waarnaar een gehuwde man eigenlijk niet zou moeten verlangen.
Excuus. Hier moet ik even een korte pauze houden. Het water staat me namelijk hoog in de mond.

(Korte pauze. Tijdens het intermezzo klinkt: “Clavell Morenet” door La Troba Kung-Fú, in mijn ogen dé leukste zomer-cd van dit jaar. Kijk eens, krijgt u zomaar een muziektip van mij cadeau! Overigens, de dames Clara Morena en Mayra Andrade hebben ook mooie zomerplaten gemaakt. Allemensen, wat een tips toch weer. En dat allemaal in een column over de zomer!)

Zo, daar ben ik weer. Waar had ik het ook weer over? Dat geheugen van mij, dat is niet meer wat het geweest is. Oja, het ging over de zomerse aankleding van veel meisjes op straat. Naveltruitjes en heupbroeken. Over het algemeen erg mooi, vind ik.

Maar je hebt ze erbij. Die een naveltruitje en een heupbroek dragen, én in de taille rijkelijk voorzien zijn van reservevlees. Op zich is het helemaal niet erg dat een meisje of vrouw wat steviger is. Het uiterlijk van de modieuze gratenbaal is nu eenmaal niet bereikbaar voor iedereen. Bovendien is het niet echt een representatieve weergave van het volume van de gemiddelde hedendaagse vrouw.
(Over het misleidende beeld van ‘de ideale vormen van de vrouw’, dat reclames en media schetsen, kan ik overigens een nog veel uitgebreidere column schrijven, maar dat is voor een volgende keer. Help me onthouden.)
Vollere dames zien we nu eenmaal meer in het straatbeeld dan die wandelende ribbenkastjes.
(Dat veel mannen stiekem verlangen naar een voluptueuze vrouw, laten we hier maar even buiten beschouwing.)
Nee, het is geen schande dat iemand voorzien is van ‘love-handles’. Absoluut niet. Maar om ze nou in het openbaar tentoon te stellen, gaat me wat ver. Dat overschrijdt mijn gevoel voor esthetica. Over ‘love-handles’ gesproken: ik paradeer toch ook niet met mijn ‘pientere pookje’?
(Voor ‘love-handes’ bestaat ook een Nederlands woord. Maar dat bezigt men niet in een fatsoenlijke column.)

Aanvankelijk dacht ik de oplossing voor deze affreuze aanblik te hebben gevonden in een landelijke oproep.
“Lieve meisjes die wat breder in de taille zijn, doe er alsjeblieft iets aan. Voorkom horizonvervuiling. Bespaar mij de aanblik van de ‘love-handles’. Zeker als er op de onderrug ook nog een uitgezakte tattoo te vinden is.”
Ik ben echter bang dat aan mijn oproep geen gehoor wordt gegeven. Daarom moeten we de ware oorzaak in Europees verband of op globaal niveau aanpakken! Geloof me, het is nog niet te laat!

We moeten echt alles op alles zetten om de gevolgen van het broeikaseffect zoveel mogelijk tegen te gaan. Hoe warmer het op de aarde wordt, hoe hoger de temperaturen in ons land, hoe langer de zomer duurt, hoe langer we moeten kijken naar die afzichtelijke blubberbuiken.

Ik wens u desondanks toch een smakelijke zomer.

Apeldoorn, mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
« Vorige paginaVolgende pagina »