Kleedje (4)
Ik had een Roland Alpha Juno-1. Hoe kwam ik aan dat ding? Dat kwam ik zo.
Ik had een Roland Alpha Juno-1. Hoe kwam ik aan dat ding? Dat kwam ik zo.
Mijn geheugen laat me in de steek. Alzheimer komt ook voor bij mensen van jongere leeftijd. Ik zal hem wel een keer ergens of van iemand hebben geleend en nooit meer hebben teruggebracht. Zo ben ik wel. Op die manier ben ik ook ooit eens aan een Philicorda orgel gekomen. Maar dat terzijde.
Je kon van alles met dat apparaat. Een interessante optie was dat je zelf je eigen geluiden kon programmeren. Dat had ik nooit gedaan. Een gebruiksaanwijzing had ik niet en in die tijd bestond het woord ‘online’ nog niet, laat staan dat je daar iets zou kunnen vinden. In plaats daarvan moest ik het zelf uitvinden. Mooi niet, dus. Wel maakte ik gretig gebruik van de voorgeprogrammeerde geluiden. Want jongens jongens: wat waren die vet. Vooral het laag van de strijkersgeluiden denderde door je donder. Tenminste, als je het apparaat had aangesloten op een versterker. Ik had dat zo goed en zo kwaad voor elkaar gekregen met een dun kabeltje dat was voorzien van een geel en rood tulpstekkertje. De AUX-ingang van mijn zolderkamerstereootje kwam goed van pas. Nóg beter werd het als ik die Roland door mijn monofone Yamaha CS-15 synthesizer joeg; in dat geval kon ik alle geluiden ook nog eens extra bewerken. Ik was een gelukkig mens.
Ook op het podium bewees deze eenvoudige Roland zijn diensten. Niet dat ik heel veel op dat podium stond. De keren dat ik het wél deed, waren eenmalige optredens. Met vrienden en bekenden wilde ik gelegenheidsbandjes formeren. Geen feest of partij compleet zonder knullig klinkende band, toch? Spelen kon ik ook niet echt, maar ik beheerste voldoende basisakkoorden om mijn onkunde voor het grote publiek verborgen weten te houden. En met behulp van die vette geluiden uit de Roland klonk het helemaal alsof ik er kaas van had gegeten.
Eigenlijk had hij maar één echt nadeel: het ding was slechts zesstemmig polyfoon. Dat wil zeggen: je kon maar zes toetsen tegelijk indrukken; drukte je nog een zevende in, dan hoorde je die niet. En dat was jammer, want ik had tien vingers. (Nu nog.) Aanslaggevoelig was hij ook niet, maar dat waren destijds de meeste elektronische toetsenapparaten nog niet, dus miste ik dat ook niet.
En nu wilde ik van dat ding af. De Zoon was het huis uit en we wilden kleiner gaan wonen. De afgelopen twintig jaar had die Roland ergens in een kamertje stof staan happen, samen met die Philicorda en die Yamaha. Het ging me aan mijn hart, maar het was tijd om afscheid te nemen.
Wie o wie deed ik een plezier met deze synth? De vrienden en bekenden die wel echt goed konden spelen, hadden allemaal een redelijk professioneel instrumentarium, dus die hoefde ik heus niet lastig te vallen. De Kringloop gunde ik het ding niet. Ik had wat gegoogled en ontdekte dat ik best een paar honderd euro voor het apparaat zou kunnen vragen. Verkopen, dus. Maar waar? Tijdens een kofferbakverkoop of op een kleedje? Ik ben wel gek, maar nog niet helemaal debiel. ‘Marktplaats,’ stelde iemand voor. Marktplaats? Durfde ik dat wel? Ik durfde het.
De hoeveelheid reacties op mijn advertentie was zó groot, dat ik het overzicht verloor. De een bood een paar tientjes, een ander dreef de prijs omhoog naar honderden euro’s. ik rekende mezelf rijk. Totdat de hoge bieders niets meer van zich lieten horen. Alle begin op Marktplaats is moeilijk, zo leerde ik.
Opnieuw beginnen. Weer veel reacties, allerlei vragen en biedingen. Tot ik beet had. De bieder vroeg in zijn tweede bericht of verdere communicatie in het Engels mocht. Ik had geen bezwaar en was benieuwd met wat voor soort buitenlander c.q. asielzoeker ik te maken had. In de daarop volgende sms’jes ondertekende hij met ‘Lukas’. Vooruit.
Op een zaterdagmiddag sleepte ik die Roland van zijn stalplaats naar beneden. Ik wilde er nog heel even zelf mee pielen. Met behulp van een gammele hoofdtelefoon zat ik een half uurtje aan de keukentafel te ontdekken dat mijn weinige vaardigheden veel verder waren vervlogen. Niet veel later ging de deurbel.
‘Hello, I am Lukas,’ zei de jongeman met zachte stem, geloof ik. Zeker wist ik het niet, want ik verstond hem niet. Nu ben ik nogal slechthorend en dat in combinatie met gebrekkig gemompeld Engels maakte het gesprek niet gemakkelijk.
Waar ik het lef vandaan haalde weet ik niet, maar toch liet ik hem binnen. Hij nam plaats aan de keukentafel achter de Roland. Dat mocht, want ik had gezegd: ‘Go ahead, try it.’
Hij drukte her en der op een toets en keek me van onder zijn ongekamde haren glunderend aan. Zijn tanden waren grotendeels zwart. Ik zag nu ook dat zijn vale spijkerbroek en legergroene jas vol donkere vegen zaten. Leefde hij op straat of zo? Ik vroeg het maar niet. ‘Where are you from?’ durfde ik wel.
Uit zijn zachte gebrabbel maakte ik op dat hij afkomstig was van het Franse deel van Zwitserland en nu in Amsterdam studeerde. Hij was vanmiddag met de trein naar hier gekomen.
‘Are you a musician?’ was mijn volgende vraag.
Weer die zwarte tanden.
Zei hij nou: ‘No’? Ik begreep in ieder geval dat hij af en toe met vrienden muziek maakte. Zijn Engels was nog slechter dan mijn Frans. ‘Ziz iz ah vandazdig inzdrumendz.’
Een kwartier later bleek dat hij geen tas bij zich had. Geld wel. En nog het afgesproken bedrag contant en gepast ook. Dat dan weer wel. Ik zocht een ruime plastic tas en daar deed ik de kabels en het pedaaltje in. Nog weer vijf minuten verder verliet mijn bezoeker mijn huis, met mijn Roland Alpha Juno-1 onder zijn arm en een enorme grijns op zijn Zwitserse smoel.
Volgende keer als ik iets te verkopen heb ga ik weer niet meedoen met de kofferbakverkoop of een hele dag zitten leuren op een kleedje.
–
Apeldoorn, december 2016