Wat een geluk
Verroest, het zit de Waarachtig Schrijver niet mee vandaag.
Verroest, het zit de Waarachtig Schrijver niet mee vandaag. Het begon vanmorgen al: hij moest naar zijn werk. In de koude nanacht reed hij zijn vaste route. Op het werk was het rustig, dus dat viel allemaal nog mee. Aan het eind van de middag kwam het mailtje van zijn Vrouwlief. Ze ligt met koorts thuis op de bank en is beroerd. Normaal gaat de Waarachtig Schrijver om half vijf weer naar huis; nu is hij even na vieren al gestopt. Zo kan hij vanavond wat aandacht besteden aan het eten en andere huiselijkheden. Het wordt al aardig donker en in de lucht hangen dreigende wolken.
Na vijfhonderd meter rijdt hij het afritje van een fietspad af. ‘Kedoenk’, klinkt het bij het achterwiel. ‘Verroest,’ denkt de Waarachtig Schrijver, ‘het zit me niet mee vandaag.’
Hij stapt af en loopt met de fiets aan de hand langs het winkelcentrum. Het is hier een drukte van belang. Als hij de winkels voorbij is, stopt hij. Hij trekt zijn handschoenen uit en uit de binnenzak van zijn jas haalt hij zijn mobiele telefoon. Het is vier uur vijftien. ‘Ben bij Anklaar,’ typt hij in. ‘Loop nu naar huis met lekke band. Duurt dus nog even.’ Hoe kort kan een berichtje zijn? Dan loopt hij verder in de richting van de grote ringweg van zijn wereldstad Apeldoorn.
Voor hem loopt een hele familie. Hij ziet een opa en een oma, verschillende moeders en eromheen een boel jong grut. Het zijn allemaal mensen met ravenzwarte haren en een licht getinte huid. ‘Tamils,’ gokt de Waarachtig Schrijver, terwijl hij van het trottoir afgaat en op het fietspad de meute inhaalt.
Na een meter of tweehonderd steekt hij de grote weg over. Hier gaat hij het park in. Het is er rustig en dat komt de Schrijver goed uit. Hij vindt het altijd vervelend als mensen zien dat hij een lekke band heeft. Op zich is het niet erg dat mensen weten dat hij een lekke band heeft, maar veel lui willen er dan iets over zeggen of maken een grap. Daar houdt de Schrijver niet van. De Schrijver houdt van Schrijven. Waarachtig Schrijven. Als hij op de fiets zit of een lange tocht loopt, dan Schrijft hij. In zijn hoofd. Hij maakt zinnen, verhalen en hoofdstukindelingen. Nu ook. Dan wil hij niet gestoord worden.
De Schrijver loopt aan de linkerzijde van zijn fiets. Het is de achterband die lek is. Er is iets vreemds, want bij iedere draaiing van het wiel hoort hij: ‘Kloenk’ en springt de fiets een stukje omhoog. Achterop de fiets zitten grote en brede tassen gemonteerd. Af en toe botst de Schrijver met zijn rechterbeen tegen de linkerfietstas. ‘Als ik nu stevig doorloop,’ denkt hij bijna hardop, ‘dan kom ik nog voor sluitingstijd bij de fietsenmaker op de hoek.’ Nog geen driehonderd meter van het huis van de Schrijver zit een rijwielhandel met een werkplaats. ‘Als ik mijn fiets vanmiddag ter reparatie kan aanbieden, dan heb ik hem morgenmiddag weer terug en kan ik van het weekend weer alle boodschappen doen.’ Nee, van Waarachtig Schrijven komt het nu niet. Het blijft bij Waarachtig Ergeren.
Hoe laat zou het al zijn? De Schrijver neemt de tijd niet om even op zijn telefoon te kijken. Hij loopt door. Het is al bijna helemaal donker. Enkele lampen hoog in de lantaarnpalen verlichten het fietspad dat door het park slingert. Links en rechts naast het pad liggen grote velden, afgewisseld met bosschages. Daar is het duister. Een paar maanden geleden vond hier in dit Mheenpark een heus muziekfestival plaats met grote Nederlandse bands die furore maakten in de jaren zeventig. De Schrijver was een van de weinige bezoekers; hij vond Kayak goed en vooral Gruppo Sportivo. En hier, achter dit struikgewas heeft hij ooit in hoge nood zijn behoefte gedaan.
Kijk, verderop hipt een konijntje over het fietspad. Boven zijn hoofd hoort de Schrijver geklapwiek. In het donker ontwaart hij een grote reiger die in de richting van de vijver zwiert. Vreemd.
Dan verlaat hij het park en loopt hij verder over het rode asfalt van het fietspad. Hier in de buurt woont Anna ergens, weet de Schrijver. Waar precies weet hij dan weer niet. Hij heeft Anna hier een paar keer aangetroffen, terwijl ze haar honden uitliet. Anna vindt hij een mooie en aantrekkelijke vrouw. Ze heeft ook nog eens een bijzonder leuke dochter. Hoe oud zal die inmiddels zijn? Een jaar of achttien, gokt hij. Het meisje is zeer sportief en ambieert een carrière in de professionele sportwereld. Ze heeft lange blonde krullen, prachtige ogen, een schitterende lach en verder maakt de Schrijver zich geen enkele illusie, hoe graag hij ook zou willen.
Barst, nu gaat het nog regenen ook. Niet hard, maar alles wat er uit de lucht valt, is te veel. In de fietstas zit een opvouwbare paraplu, maar de Schrijver pakt hem er niet uit. Lopen met een fiets aan de hand en dan ook nog eens een paraplu boven het hoofd houden, dat is hem allemaal wat te veel.
Nu maar hopen dat hij op tijd bij het winkelcentrum aankomt. Hoe laat gaat die fietsenmaker ook weer dicht? Half zes, meent hij. Maar het zou ook maar zo kunnen zijn dat de winkel in de wintermaanden wat eerder sluit. Hoe het ook zij: de Schrijver heeft er geen invloed op. Hij ziet wel hoe het gaat. Bij hem thuis in de schuur staat een reservefiets. Het is een ATB, die hij ooit – gut, hoe lang geleden is dat? Een jaar of vijftien terug? – heeft gekocht. Heel veel rijdt hij er niet (meer) op, maar het ding komt goed van pas in situaties als deze.
Het grote kruispunt komt in zicht. Bij de voetgangersverkeerslichten steekt de Schrijver over. Dan gaat hij iets verderop linksaf in de richting van de twee tunneltjes die onder het spoor naar Deventer en naar Zutphen door gaan. Ondertussen komt de regen met bakken uit de hemel.
De Schrijver kijkt bij een huis naar binnen. Deze mensen hebben de luxaflex wel naar beneden gedaan, maar niet dicht. In de keuken zijn een man en een vrouw, helemaal bloot, bezig met copuleren. De Schrijver stopt niet. Ook houdt hij zijn pas niet in. Zelden heeft hij een stel zo inspiratieloos zien copuleren. Het woord alleen al.
De tocht voert verder onder het spoor door, langs een weilandje, onder nog een spoor door, langs huizen en door straten. De bakken zijn opgehouden. Het regent nu gestaag. De Schrijver heeft er geen last van. Zijn lange grijze haren vangen het vocht op.
Maar wat is dat daar? Het is het winkelcentrum. Er zijn slechts enkele winkels, waaronder een kleine supermarkt. Mensen lopen er in en uit. De Schrijver passeert al die mensen. Gelukkig is het een overdekt winkelcentrum. Al snel is hij waar hij wil zijn. Is hij nog op tijd?
Stik, de fietsenmaker is dicht. Hij heeft vakantie. Pas over een week kan de Waarachtig Schrijver weer bij hem terecht.
Het is nu niet ver meer naar huis. Over de parkeerplaats, langs het speelveld en de school. Dan nog een keer oversteken en langs de huizen van de buren. Uit zijn jaszak haalt hij zijn sleutelbos. Hij doet de schuurdeur open. Eerst pakt hij de ATB uit de schuur. Dan zet hij zijn fiets met de lekke band helemaal achterin. Uit de fietstas haalt hij de extra ketting en de paraplu en deze hangt hij aan het stuur van de ATB. Die gaat ook terug de schuur in. Zo kan hij morgen zonder al te veel handelen weer op de fiets naar het werk.
Hij doet de schuur weer op slot en met een andere sleutel opent hij de voordeur. In de hal trekt hij zijn natte jas en schoenen uit. Even later betreedt hij de woonkamer. Daar is het warm. Op de klok is het bijna half zes en op de bank zit zijn Vrouwlief. Ze is ziek, ze heeft koorts, ze is verhit, maar ze zit er.
De Waarachtig Schrijver heeft weer voldoende materiaal voor een Waarachtig Verhaal. Wat een geluk.
–
Apeldoorn, december 2012