Dit jaar ook een cadeau voor papa
Onder de salontafel vind ik nog een prop pakpapier. Verderop in een hoek van de woonkamer ligt nog meer. Ik loop erheen en raap het op. Het is kleurig bedrukt papier met de beeltenis van een oude man met een lange witte baard erop. Hij is gekleed in een rode jurk en draagt een gouden wandelstok bij zich.
Ik breng al het papier naar buiten. Daar staat de doos voor het oud papier. Brr, het is koud buiten. Snel weer naar binnen. Daar verwarmen de radiatoren de leefruimte. Ik kijk om mij heen. Op de salontafel staan nog de lege glazen en er liggen wat restjes chocoladeletters. In het schaaltje zit een laatste bodempje pepernoten. Zouden die nog lekker knapperig zijn? Of ondertussen al zacht en taai? Ik pak een pepernoot en stop hem in mijn mond. Hij is al zacht en taai. Balen. Ik kauw met lange tanden.
Naast de bank staat een krukje. Daarop ligt het cadeau dat ik gisterenavond heb gekregen.
Ik ben alleen beneden. Moeder de vrouw zit boven in haar hobbykamer. Ze heeft sinds gisterenavond een nieuwe set kralen, ijzerdraadjes en haakjes. Nu is ze druk in de weer om nieuwe kettingen te maken. Mijn zoon heeft zich in zijn slaapkamer opgesloten en is online bezig zijn nieuwe spel Time Killers FU2 te winnen. Er komt bloeddorstig klinkend lawaai van achter zijn slaapkamerdeur vandaan. De volledige soundtrack brult hij mee.
Ik ga zitten op de bank en kijk nog eens naar het krukje.
Vroeger pakte de Sint altijd enorm uit. Voor pakjesavond mochten wij als kind niet in de voorkamer komen. De Sint moest rustig zijn werk kunnen doen. Wij zaten in de achterkamer bij de eettafel met spanning te wachten tot de goedheiligman zou komen.
“Ik moet nog even de vuilnis buiten zetten,” zei papa, terwijl hij uit de voorkamer kwam. Wat hij daar had gedaan wisten we niet en vroegen we ons ook niet af. Hij verliet het huis aan de achterkant door de keukendeur. Daar stond de vuilnisbak. Een minuut later hoorden we lawaai in de gang bij de voordeur. Door het dolle heen renden we de gang in. Overal lag strooigoed. En de deur naar de voorkamer stond open. We lagen op ons knieën om alle pepernoten, taaitaai en snoepgoed van de grond te rapen. Papa kwam via de keukendeur de gang weer in. Jammer dat hij net de komst van Sint en Piet had gemist. Vorig jaar was dat ook zo. Altijd pech, die vader.
Voorzichtig gingen we kijken in de voorkamer. Daar stonden zes dozen op een rij. Ze waren omgebouwd tot een lange trein. Iedere doos was bekleed met fleurig pakpapier en er zaten grote kartonnen wielen onder geplakt. De grootste doos stond vooraan. Dat was de locomotief, compleet met schoorsteen. Deze was voor mama. Erachter stond het kolenwagentje. Daarin zaten de kleine pakjes voor papa. De eerste wagon was van Maarten, mijn grote broer. Daarachter stond mijn wagon, gevolgd door die van mijn jongere zus Marieke en broertje Geert.
Om de beurt mochten we ieder een pakje uit onze eigen wagon pakken en openmaken. Maar niet zonder dat we eerst de gedichten voorlazen! Sint had bij ieder pakje wel een prachtig rijmsel gemaakt, dat sloeg op de ontvanger en het cadeau. Mama kreeg serviesgoed, lekker ruikende zeep, kerstkaarten en schrijfpapier. Wij kregen lego, knuffelbeesten, schetsboeken en alles wat we maar hadden willen hebben. Papa had een kleinere doos, dus die sloeg af en toe een uitpakrondje over. Dat vond ik vaak wel sneu voor hem. Maar het gevoel van medelijden maakte snel plaats voor opgetogenheid. Want wat verwende de Sint ons ieder jaar weer! Aan de hoeveelheid pakjes kwam geen einde.
Als kind zaten we dagenlang te spelen met de vele cadeaus. Samen met mijn broers lag ik de hele dag met die lego-auto over de vloer, ik tekende me suf in het nieuwe schetsboek of zat uren te luisteren naar die elpee op de draaitafel.
Vader kreeg altijd nuttige cadeaus. Een krabber voor de ruit van zijn auto. Een pen, omdat zijn oude op was. Nieuwe sokken. Een stuk gereedschap. Hij leek er altijd heel erg blij mee, maar ik vond het zielig. Hij kon nooit de dag na sinterklaasavond met zijn cadeaus spelen.
Nu ben ik zelf papa en kijk ik naar het krukje waarop mijn cadeau ligt. Het was gisterenavond best gezellig. Mijn zoon was gespannen en zat nagelbijtend naar de televisie te kijken.
“Ik moet nog even de container aan de straat zetten.” Het was woensdagavond en de container wordt normaal op maandag geleegd. Ik ging door de achterdeur naar buiten. Daar staat de container helemaal niet. Aan de voorkant van het huis staat de schuur en in de schuur stond een grote zak met pakjes. Ik zette de zak voor de voordeur en drukte op de bel. Snel maakte ik mij uit de voeten en liep ik terug naar de achterdeur.
De verrassing was bij iedereen erg groot. Veel gedichten waren er niet; ik herkende mijn eigen stijl veel te goed in dat wat er voorgelezen werd. Mijn zoon verdeelde de cadeautjes en de meeste waren voor hemzelf.
Ook dit jaar heeft vader het minst aantal pakjes gekregen van iedereen. Nuttige cadeaus, zo hoort het. Niks geen lego-auto waarmee ik de hele dag kan spelen, geen leeg schetsblok om vol te tekenen en geen elpee of cd om dagenlang te draaien. Op de kruk ligt maar één geschenk.
Ik slaak een diepe zucht en onderga mijn lot. Geduldig lijden. Vol heimwee naar het verleden. Ik buig mij naar de kruk, pak mijn nieuwe aanwinst en bekijk het eens goed. Ze zullen vast wel warm zijn, deze nieuwe handschoenen.
Apeldoorn, december 2007