bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

10-07-2008

Egbert de Ruijter

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 07:05

“Goedemorgen. Mijn naam is dus Egbert de Ruijter. Daar kan ik niet zoveel aan doen. Ja, ik kan bevobbelt mijn naam veranderen, maar wat schiet je daar mee op? Daar krijg je alleen maar een heleboel verwarring extra van. Neem nou bevobbelt als je je naam veranderd hebt in Jonathan Verschoor en dat iemand je belt en je neemt op met: ‘Hallo, met Jonathan Verschoor,’ dat dan de persoon aan de andere kant van de lijn moet zeggen: ‘Met wie? Ik dacht toch werkelijk dat ik het nummer van Egbert de Ruijter had gedraaid’. Niet alleen moet je dan bevobbelt zeggen ‘Gedraaid? Wat een ouderwets toestel heeft u nog, zeg!’, maar ook: ‘Nee, u spreekt niet met Egbert de Ruijter, maar met Jonathan Verschoor.’ Maar goed, dit was allemaal bevobbelt.
Ik ben trouwens wel blij dat ik Egbert de Ruijter heet, want als mensen mij vragen: ‘Hoe spel ik dat? Net als Michiel Adriaanszoon?’ dan is mijn antwoord: ‘Precies, exact hetzelfde als die kaperkapitein uit Vlissingen die in onze volksgeschiedenis zo beroemd is geworden, net als bevobbelt Piet Hein. En stel nou eens dat ik niet Egbert maar bevobbelt Norbert geheten zou hebben, dan zou ik toch echt mijn naam veranderen, hoor! ‘Wat is helemaal het verschil?’ hoor ik je zeggen. Nou, in Egbert zit Eg, en behalve dat dat bevobbelt spreektaal voor ‘echt’ is, is het ook een positief stukje agrarisch gereedschap. Dat kun je van een ‘nor’ niet zeggen, bevobbelt. Voor hetzelfde geld had ik trouwens Herbert geheten, maar daar gaat het nou niet over.

Waar had ik het dan wél over? O ja, over mijn naam, maar daar wilde ik het eigenlijk helemaal niet over hebben. Ik wilde eens een actuele misstand in de maatschappij aankaarten, wat dacht u bevobbelt van de steeds maar weer stijgende prijzen in de supermarkt? Dat is toch bevobbelt een schande!
Zo was ik laatst in mijn buurtsuper. Tja, dat moet ook gebeuren. Ik zou die avond eten koken en ik had zin in iets makkelijks. Spaghetti, bevobbelt. Dus ik ging die winkel in, maar voordat ik erin ging, haalde ik eerst zo’n winkelwagentje buiten, want je mag de supermarkt niet in zonder wagentje of mandje en ik had zo’n enorme trek dat ik inschatte dat een mandje te klein zou zijn voor mijn boodschappen. En hier begon het al met die woekerprijzen! Vroeger kostte een winkelwagentje bevobbelt maar een gulden en nou al vijftig eurocent! Dat is vijf of tien eurocent meer! Nu zal je zeggen: ‘Wat is nou vijf of tien eurocent?’ Maar reken eens uit: ik ga bevobbelt drie keer in de week boodschappen doen bij de super en ik neem het karretje dan mee naar huis, want ik heb veel nodig omdat ik een grote eter ben. Dus voor mij is het vijftien of zelfs dertig eurocent in de week dat ik bevobbelt kwijt ben aan winkelwagentjes! Reken dat eens uit op jaarbasis! En dan heb ik het nog niet eens over de enorme kosten van het verwijderen van al dat oud metaal uit mijn tuin, bevobbelt. Dat moet ook eens in de zoveel tijd gebeuren, anders wordt mijn tuin zo’n rommeltje.

Oké, ik ging de supermarkt binnen met mijn karretje en meteen bij binnenkomst heb je de groenteafdeling. Nou zag ik daar bevobbelt komkommers liggen en weet je wat die kosten? Veertig cent per stuk! Ik ben niet gek en ik lees zelfs kranten, dus ik ben heus wel op de hoogte dat tegenwoordig de komkommers voornamelijk uit water bestaan. Dan is een literfles water veel goedkoper! En dan de sla. Als ik bevobbelt een ijsbergsla wil hebben, dan kost een krop bevobbelt zestig cent, en bij de voorgesneden ijsbergsla wel een euro veertig. Waar komt dat verschil van tachtig cent vandaan? Is dat plastic bevobbelt zo duur of die wasautomaat en hakkert van de fabriek? Nou ja, ik ben niet gek en vind een veertig en zestig cent veel te veel geld voor een hoop water, want ook sla bestaat tegenwoordig meer uit water dan uit sla.

Maar goed, ik stond daar een beetje te rommelen tussen de flessen water (ook heel duur, want thuis komt het bevobbelt gratis uit de kraan) en ineens komt er zo’n meneer in zo’n scootmobiel voorbijrijden. Die dingen zijn overigens ook niet te betalen, bevobbelt, maar daar gaat het nu even niet over. (Maar ik moet er wel een boel belasting voor betalen, en u trouwens ook! Samen betalen wij veel te veel geld aan de belasting. Ik moet mijn eigen auto bevobbelt toch ook echt zelf betalen.) Die meneer in die scootmobiel kwam voorbij en ik dacht: ‘Als ik nou toch belasting betaal om die meneer zijn scootmobiel te bekostigen, dan kan ik net zo goed ook gebruik ervan maken.’ Handig maakte ik de tassenhaak van mijn boodschappenkarretje vast aan de scootmobiel van die meneer en hop, daar ging hij. Snel klapte ik de krattendrager van het karretje naar beneden en sprong ik erop.

‘Wat moet dat?’ riep de meneer van de scootmobiel. Nu vond ik dat bevobbelt nogal onbeschoft en egoïstisch van die meneer. We betalen met z’n allen zijn scootmobiel en dan wil hij hem helemaal voor zich alleen houden. Zo zie je maar weer, die teringgehandicapten zijn het niet waard dat we ze helpen. Dat solidariteitsprincipe in onze samenleving is mooi, maar bevobbelt een beetje dankbaarheid terug: vergeet het maar.
‘Als u nu bevobbelt even het gangetje in zou willen waar de pasta staat, dan ben ik een boel geholpen,’ zei ik tegen de meneer. Denk je dat hij het deed? In plaats daarvan scheurde hij met een noodvaart langs de zuivel. Ik kreeg niet eens de gelegenheid om een bekertje crème fraîche te pakken! ‘Doe nou ’s zacht!’ riep ik nog, maar die tiep reed onverstoorbaar verder. Dus ik klom in het karretje en bewoog mij naar voren in de richting van de meneer. Ik trok hem aan zijn arm, waardoor we ineens een scherpe bocht naar rechts maakten. Nu vond ik dat die stapel aanbiedingen toch al niet zo netjes was, dus dat alles over de vloer zeilde maakte niet zoveel uit. Bovendien: als ineens iets in de aanbieding is, betekent dat toch dat we normaal gesproken veel te veel betalen. Nee, die veel te hoge prijzen van de supermarkt, daar zou bevobbelt eens iets aan gedaan moeten worden!

Intussen graaide de man naar achteren en greep hij mijn basketbalpetje beet. Ik schudde mijn kop, verloor mijn pet en nam de man in een wurggreep bij zijn nek. Hierdoor verloor hij ietwat de macht over zijn stuur. We reden recht op een heel groepje vakkenvullers af. Die stoven opzij. Flessen wijn vielen op de grond, dozen met ontbijtkoek vlogen door de lucht. We schepten een meneer in een pak. Ineens begon iedereen te roepen: ‘De filiaalchef wordt ontvoerd!’

Ik zocht naar een manier om de scootmobiel tot stilstand te brengen, maar de meneer had zijn hand nog steeds aan het stuur en kneep het gas in. Je zou je als minder valide mens toch wat voorzichtiger kunnen gedragen, vind ik. Bevobbelt door niet zo hard te rijden.
Met een ferme ruk aan de arm van de meneer veranderde ik de scootmobiel opnieuw van richting. Nu reden we recht op de kassa’s af. Mensen gingen snel aan de kant en we reden precies door het gangetje van een kassa heen. Helaas raakten we wel het bloemenstalletje. De meneer kreeg een mooi boeket, narcissen bevobbelt, op zijn hoofd. Het zag er grappig uit.

Minder grappig was de enorme voorpui van de winkel, waar we met grote snelheid doorheen denderden. Gelukkig ving de meneer de grootste klap op. Stel je nou eens voor dat ik door die smak door de voorruit ook nog bevobbelt scheuren in mijn kleren zou hebben gekregen, dan zou ik hem wel een proces aan zijn broek doen. Ik bedoel: gehandicapt à la, maar anderen schade berokkenen, dat vind ik persoonlijk niet kunnen.

Gelukkig waren we nu wel tot stilstand gekomen. Ik klom uit het karretje. Binnen hoorde ik allerlei geschreeuw. De meneer lag over de straat met de man in het pak bovenop hem. Wat lag die stakker nou te schreeuwen? Eerst onze belastingcenten opmaken, dan asociaal je mobiel voor jezelf houden, weigeren om een klant te helpen en nu dan ineens voor geluidsoverlast zorgen? De politiek zou eens hard moeten optreden. Bevobbelt met speciale opvoedingskampen voor dit soort mensen.
Heel veel personeel van de supermarkt kwam naar buiten gestormd. Ze keken heel boos. Dat was ik ook, op die meneer, bevobbelt. Mijn eetlust was trouwens vergaan. Ik had niet veel zin om getuige te zijn van een relletje, dus liet ik de meneer met zijn scootmobiel achter. Hij was vast zelf heel goed in staat om goed uitleg te geven aan de medewerkers van de supermarkt, bevobbelt.

Thuisgekomen miste ik ineens mijn honkbalpetje. Niet dat het veel waard is, hoor. Ik kreeg hem eens een keer bij de Gamma, toen ik bezig was met allerlei klussen in huis. Een muurtje wegbreken tussen de slaapkamer en de douchecel, bevobbelt. Dat werd nog een hele rommel in huis. Maar daar ging het niet om. Waar het mij om ging, is dat het toch wel zonde is van zo’n mooi petje. Morgen toch nog maar eens langs de supermarkt om te vragen of ze hem gevonden hebben.
Dan kan ik gelijk bij de klantenservice beginnen over die hoge prijzen.

‘Kan daar nou bevobbelt niet eens iets aan gedaan worden?’ hoor ik u vragen. Nou, ik weet wel een oplossing. Als nou bevobbelt alle supermarkten eens alle prijzen zouden verlagen, dan scheelt ons dat een boel in de portemonnee, bevobbelt. Wij hebben dan meer geld om uit te geven in de supermarkt. De winkel verkoopt dan meer spullen, zodat ze ook weer rijk worden. Twee vliegen in een klap, lijkt me bevobbelt!

Maar nu moet ik gaan. Volgende keer stel ik bevobbelt een ander heikel punt in de samenleving aan de kaak. Egbert de Ruijter heet ik. Onthouden, die naam!
Bevobbelt!”

Apeldoorn, juli 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

07-07-2008

The FoolZ – Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn – July 6, 2008

Filed under: FoolZ — bazbo @ 20:30

The FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008

Press announcementThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008LudzNL recordingRemcoEmil brings beerThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008René au3 Emil & CynthiaLudzNLLexRemcoEmil & keRemcoand Emil brings more beerkeRemcohidihi & ModifiedDogCynthia & kekeModifiedDog & hidihiEmil LudzNL René & au3Emil LudzNL René & au3Lex & Erwinke & CynthiaLex & ErwinWanke & RemcoLexRemcoErwinPedroLudzNL & au3The FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008keEmil brings more beer!Lex & keErwinThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008ke & Remcohidihi & ModifiedDogLudzNL & au3keEmil & CynthiaWan & LexErwin just looks like the guy in the painting on the left of him!kePedroLexthe band has a young audiencePedroLexFoolZ groupieWan & Lexhidhi smoking Outside NowRemco & rubber chickenWan having fun & LexRemco & rubber chickenLexErwinEmil brings even more beerLudzNL & hidihi have to smoke Outside NowLexau3, Emil brings new beer, RenéEmil René CynthiaEmil & au3Cynthia Emil & au3 enjoying the showau3 Emil CynthiaLexLudzNL au3 EmilEmil’s bought beer againCynthia Remco hidihi ke Emil

Youtube:

1 Sofa

2 The Idiot Bastard Son

3 Blessed Relief

4 Eat That Question

5 I Don’t Wanna Get Drafted

6 I’m The Slime

7 MsPinky

The FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008

And here’s hidihi’s pictures!

The FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008Pedro & ModifiedDogThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008WanLex & keRené au3 & CynthiaWan & LexErwin & Pedrobazbo in classical concert poseErwin & PedroRemcoke & Cynthiabazbo René au3 & EmilModifiedDogThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008bazbo gets beerCynthia au3 Emil & Renébazbo & keLudzNL filming or photographingau3 Emil Cynthia & RenéThe FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008Emil dancing & Cynthiabazbo filming The FoolZbazbo’s shirtModifiedDog LudzNL & au3The FoolZ - Art Café ‘Sam Sam’, Apeldoorn - July 6, 2008ModifiedDog & bazboModifiedDog & bazboau3 Emil & Cynthiathe Groupie & RenéRené au3 Emil & CynthiaEmil has bought some beerbazbo & ModifiedDogErwin LudzNL & au3ModifiedDog Emil & LudzNLEmil & bazbo!zappacheers, Emil!Remco & Cynthia in the cafés courtyardau3Korenwolf!Emil & bazbobazbo’s shirt

• • •
 

03-07-2008

Over leven

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 07:07

Even kwam de regen met bakken uit de hemel. Heel even. Toen werd het gewoon wat druilerig, en iets later zelfs helemaal droog. Ik fietste tegen de wind in, met mijn paraplu omhoog. Niet dat het veel hielp. Het laatste stukje had ik mijn paraplu dichtgeklapt op het stuur van mijn fiets liggen. Mijn bovenbenen waren nat. De temperatuur voelde broeierig aan. Om mij heen hing de zompig doffe geur van zomergroen.

We zitten hier in afwachting van wat komen gaat. Mijn broek is inmiddels wat opgedroogd. Ook hier binnen voelt de lucht broeierig. Iedereen zit op een stoel nogal dicht tegen elkaar aan. Voor ons was geen plaats meer. We zitten helemaal achterin op een houten bankje.
Iedereen is stil. We wachten tot het gaat beginnen. Ik kijk om mij heen. De zaal zit helemaal vol met mensen die hun beste kleren hebben aangetrokken. Overwegend zijn het ouderen.
Het is hier veel te stemmig ingericht. Witte muren en een sober interieur. Helemaal voorin het zaaltje is een verhoging. Erop staat een grote lichtgelakte eikenhouten kist. Aan weerszijden grote planten. In de achterwand zijn smalle ramen. Rechtsboven op de muur is een grijze houten plank gemonteerd. De plank heeft de vorm van een gans die wegvliegt. Wat een symboliek.

Naast de kist staat een klein tafeltje met daarop een foto. Het is het portret van een man. Ik ken die man. Niet goed. Ik ken hem een beetje. Of beter: ik kende hem een beetje, want deze man leeft niet meer. Hij is dood. En hij ligt in de kist.
Het was een vriendelijke man. Zo eentje die nooit klaagt en overal het positieve van inziet. Zijn gezondheid ging al jaren hard achteruit. Toch bleef hij de opgewekte man en hield hij moed. Altijd hoopvol. Knap, hoor.
Ik kende de man van mijn werk. Hij was veel ouder dan ik. Hij had mijn vader kunnen zijn.

Naast mij zit een jonge vrouw. We zijn allebei hierheen gekomen. Ze is een collega. Wij zijn uitverkoren om hier vandaag aanwezig te zijn namens de werkgever.
Voorzichtig kijk ik naast mij en werp ik een blik op mijn collega. Ook zij is stemmig gekleed. Ze draagt zwarte laarsjes, een zwarte rok en een wijdvallende tuniek. Ook zwart. Zelf heb ik ook alleen maar zwart aan.
Ik kijk naar haar ogen. Tjonge, wat heeft ze mooie ogen. Van die donkerbruine. “Ik weet niet of ik het wel aan kan, hoor,” had ze gezegd toen we te horen kregen dat we hierheen zouden gaan. “Ik heb een tijdje geleden een goede vriendin verloren en nou ben ik bang dat het allemaal weer naar boven komt.” Haar ogen zijn nog droog.
“Als het je te kwaad wordt, mag je mij wel even vastgrijpen, hoor,” was mijn antwoord geweest. Ze heeft het nog niet gedaan. Niet dat ik zou willen dat het haar te kwaad wordt, maar ik zou het wel prettig vinden. Dat ze me even vasthoudt.
Ze is als collega nog jong, pas voor in de twintig. Ik had haar vader kunnen zijn. Als haar moeder maar gewild had.
“Volgens mij halen wij de gemiddelde leeftijd hier aardig omlaag,” fluister ik in haar oor.
“Ik!” sist ze terug. “Niet jij!”
Ik lach. Zij ook. Lachen op een uitvaart. Mag dat?

Het lijkt me toch niet helemaal kies. Snel kijk ik weer voor mij.
Links voor de verhoging staat een katheder. Daarachter staat een man in een zwart pak. Hij voert het woord namens de familie. Professioneel en plechtig draagt hij een tekst voor.
Voor in de zaal zit een vrouw zachtjes te snikken. Links van haar zit een man en rechts een vrouw. Ze hebben hun arm om de vrouw heen geslagen. Het zullen de echtgenote en de kinderen zijn.
De tekst gaat over de man in de kist. Er vallen woorden als ‘integer’, ‘oprecht’, ‘harmonieus’ en ‘liefdevol’. Mooie woorden.

Ik zie allemaal mensen die ik niet ken. Mensen die een zakdoek hebben gepakt en die vol snotteren. Mensen die wat wegkijken om maar niet te laten zien wat ze werkelijk voelen. Mensen die knikken bij de tekst die de man in het zwarte pak voordraagt.
Ik hoor vage muziek die ik niet ken. Romantisch-melancholische orkestmuziek. Eén van de kleinkinderen speelt een stukje blokfluit. Het meisje ziet er lieflijk uit. Ze heeft een wit jurkje aan en witte linten in haar haren. Het liedje dat ze speelt, ken ik niet. Het heeft ook maar een paar regels.
Ik zie verdriet dat ik niet ken. Tranen, zakdoeken. Mensen die elkaars hand vasthouden, of een arm om elkaar heengeslagen hebben. Anderen zitten stil met gebogen hoofd, weer anderen lijken ongeroerd en kijken de spreker aan.
Ik hoor iets dat op een klarinetconcert lijkt. Ik ken het niet, maar het klinkt alsof het uit de Romantiek komt. Niet te zwaar, maar toch een nogal sentimenteel stuk. Plotseling wordt het lichter in de zaal. Door een van de smalle ramen achter de verhoging valt een brede straal zonlicht. Precies op de kist. Het lijkt te perfect getimed. Het klarinetconcert duurt kennelijk te lang, want het wordt weggedraaid.

Aan het eind van de bijeenkomst lopen we langs de kist. De collega loopt naast me. Bij de kist stoppen we even. Samen kijken we. De man op de foto lacht naar ons.
In een kamer verderop in het gebouw drinken we koffie en eten we cake. Het gesprek gaat over de overledene, terwijl we eigenlijk veel liever over leukere en gekkere dingen praten. Dan staan we op en gaan we de familie condoleren.
“Oh, wat aardig,” zegt de vrouw. Haar warme handdruk is welgemeend. Ik ben blij dat ik iets kan betekenen voor iemand. Na mij schudt mijn collega haar hand. Dan verlaten we het gebouw.
Eenmaal buiten kunnen we weer vrijuit praten. En hardop lachen.

Wat later heb ik afscheid van haar genomen en fiets ik terug naar mijn huis. Halverwege mijn tocht staat er een eend midden op het fietspad. Als ik dichterbij kom, zie ik dat de eend niet alleen is. Er zwalken drie kuikentjes rondom haar. Ik wil mijn best doen om ze niet aan het schrikken te maken, maar dat lukt niet. De drie hummeltjes spartelen zich een weg naar een veiliger plek. De moeder is echter iets anders van plan. Ze komt op mij af en blaast vervaarlijk. Haar kinderen schieten weg in het hoge gras langs de kant van het fietspad. Met een boogje omzeil ik de moeder en dan vervolg ik mijn weg.
“Dat is waar het allemaal over gaat,” weet ik dan. “Overleven.”

Apeldoorn, juli 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

02-07-2008

De vertraging

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:31

Het was best gezellig in de stilstaande trein naar Sittard. Er lag iets op de rails, zo wist ik te ontcijferen, want die omroepinstallaties van de Nederlandse Spoorwegen dateren nog uit de Tweede Wereldoorlog. Nu kon ik wel als een dolle stier enkele coupés tot wild natuurgebied verbouwen, maar je zit toch met meer mensen opgescheept. En dat schept een band, of je nu wil of niet.

Zo zat tegenover mij een man ongestoord een boek te lezen. ‘Hoe ik de modulatie in moderne muziek vermijd,’ stond op de kaft. Een muzikant, zo oordeelde ik. En jawel hoor, naast hem op de bank lag een koffer met daarin vast een muziekinstrument. Al moet je daar op de dag van vandaag ook mee uitkijken. Voor je het weet houd je een tuba voor een volautomatische magnum.
De trein stond nu al zo’n tien minuten stil. Ik ben normaliter niet zo van het ’tijd doden’; ik heb wel iets beters te doen. Maar dit leek mij wel een uitgelezen moment om de man, muzikant wellicht, te vragen of-ie wat op z’n volautomatische magnum wilde spelen. Ik kreeg meteen een kleur en verbeterde me snel. “Ik bedoel natuurlijk tuba, beste man,” waarop de onbekende zijn koffer openklapte en me daar een solo gaf die ze in Kerkrade tijdens het ‘Bronsconcour’ nog nooit gehoord hebben!

In plaats van dat de coupé met man en macht kwaad op de man met de tuba dook, werd er vrolijk meegefloten, gezongen en zelfs uitbundig gelachen. Een polonaise werd ingezet, ramen met zelfgemaakte slingers versierd, links en rechts klonken er huwelijksaanzoeken, en er werd zelfs een gedicht voorgedragen.

Een prachtige dame met lang blond haar en fel blauwe ogen kwam de coupé binnen gewandeld met de mededeling dat ze een man zocht voor een nacht ijs. Dat vond ik zó origineel gevonden dat het me haast ontroerde. Ze droeg een zomers rokje in de kleur blauw. Ze had een paar stevige benen en droeg een kanten slip die een klein stukje boven het rokje uitstak. Twee volle watermeloenen bolden haar sportieve topje op.
Gulzig keek ik haar aan en ik hoopte dat ze mij zou kiezen voor een stevige vrijpartij in de eerste klas coupé. Maar zoals zo vaak werd pudding tarzan ingeruild voor een echte hunk met valse beloftes.
Ze vertrokken samen hand in hand naar de eerste klas. Ik kon het niet laten om stiekem door de automatische schuifdeuren het jonge stel te volgen.Er volgde een omroepbericht. Dat het nog wel even kon duren allemaal. Er lag iets op de rails waarvan de honden geen brood lustten, zo werd gezegd. Prompt daarop staken de twee schitterende benen van de blonde femme fatale de lucht in. Ik wendde mijn hoofd af; zoveel hoefde ik ook weer niet te zien.

Ondertussen ging het feest in de trein in alle hevigheid door. Er werd gesnoven, gespoten en gerookt. Vieze blaadjes werden uit de keurige, poepbruine aktetassen gehaald. Een zakenman stond stiekem in een hoek te masturberen. De man tegenover mij stopte plots met tuba spelen en barstte in snikken uit. Zijn vrouw had hem enkele uren voor deze treinreis verlaten.
Opeens had het hele treinstel wel iets om over te grienen. De een had een incestverleden achter zich dat weer naar boven kwam, de ander een oorlogtrauma. Ik had tot dusver niets. Het viel mij op hoe rustig en behouden ik eigenlijk op dit zooitje ongeregeld reageerde.

Een zwaarlijvige dame met een zakje drop kwam naast me zitten. Ze zei verder niets. Ze stak een voor een een dropje in haar mond. Ik voelde me ongemakkelijk en wilde nu wel eens weten of we de reis konden voortzetten. De hele coupé was bij elkaar in de armen gevallen. Er werd getroost, gezopen en gebruikt. Iemand stelde voor een kampvuur te maken.
Hoewel ik niet vol in het feestgedruis meeliep, voelde ik me wel thuis. De warmte was overweldigend en het broederschap ongekend.

Na anderhalf uur gingen de deuren van de trein open. Iedereen werd verzocht het treinstel te verlaten en verder te gaan per taxi. Die werd vergoed door de NS. Er klonk gejuich.

Eenmaal buiten stond ik weer alleen. Zul je altijd zien.

Juni 2008

• • •
 

De omhoog gevallen suïcidaal

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:29

Gerrit is een oude bekende van me die er regelmatig in slaagt paniek te zaaien onder diegenen die hem zo lief hebben. De kloothommel staat minstens eenmaal per kwartaal met een flink stuk touw klaar om zich op te hangen. Maar niet voordat hij zijn hele kennissenkring heeft afgebeld met de mededeling dat het einde voor hem in zicht is. Het probleem met Gerrit is dat hij het nogal hoog in de bol heeft zitten. Eigenlijk was het maar een megalomane en omhoog gevallen suïcidaal. De grap was echter dat, toen Gerrit op een dag zich weer van het leven wilde beroven, hij geen beltegoed meer had. Meneer kwam nu van deur tot deur zijn beklag doen. Al moest-ie daar de halve aardbol voor afreizen, Gerrit zou en moest aan iedereen die het maar wilde horen vertellen hoe klote zijn leven wel was en dat het tijd werd voor hem om te gaan. Hij vertelde het ookaan iedereen die het niet wilde horen trouwens.

Je kon gerust doorgaan met stofzuigen als Gerrit op bezoek kwam. Je hoefde niet eens te luisteren, dat was Gerrit wel gewend. Dat was zelfs vaak z’n aanleiding om er een eind aan te maken. En zo kon het gebeuren dat Gerrit weer eens geen beltegoed had en dus bij mij op bezoek kwam. Ik was net begonnen aan een boek van John Irving toen de deurbel ging. Ik zag door de gordijnen het gebogen gestalte van Gerrit. Ik had er onderhand schoon genoeg van. Het was misschien beter om de deur niet open te doen, maar hij had me al gezien. Een flauw lachje kon er bij hem nog net vanaf. Ik had geen andere keus dan de deur te openen. Binnen tien minuten had ik z’n hele armzalige leven in sneltreinvaart voorbij horen komen, waarbij het me opviel dat hij ook nog een hoogst vervelend zenuwtrekje had. Telkens als hij het woord’gordelroos’ in de mond nam, rolde hij een beetje met z’n ogen en stak-ie heel vluchtig, een halve seconde, zijn tong uit. Overigens was het woord ‘gordelroos’ an sich ook al een afwijking van hem, daar hij het woord te pas maar vooral te onpas op neurotische wijze plaatste in een willekeurige zin. Zo sprak hij: “Dat Jolanda bij me weg is komt ook door mijn gordelroos.” Tot dusver niets aan de hand. Het woord gorldelroos past hier prima, al dient opgemerkt te worden dat een vrouw die vanwege gordelroos bij zo’n man weg gaat een totaal van de pot gepleurde muts is. Maar neem nu deze uitspraak van Gerrit: “Ook bij het boodschappen doen eergisteren verstuikte ik mijn voet gordelroos.” Het woord gordelroos is hier niet op z’n plaats en mist elke vorm van functionaliteit. Het zag er allemaal niet best uit voor Gerrit en het mooie was dat-ie dat zelf ook door had. De enige uitweg was dan ook de dood. Ik kon niet anders dan het met hem eens zijn.

Hoe het precies kwam weet ik niet, maar na zo’n uur met Gerrit te hebben gesproken stonden we opeens op zolder. Ik legde hem uit dat we vrij stevige balken hebben en dat zelfs, o hoe ironisch, de vorige bewoner zich hier aan heeft opgehangen. Gerrit was zichtbaar ontroerd. Ik stelde voor er meteen werk van te maken. Doch, geen touw was sterk genoeg om Gerrit aan op te hangen. ‘Zelfs mijn zelfmoord wil maar niet lukken,’ sprak hij langzaam uit. Volgende halte werd de badkamer. Gerrit begreep wat de bedoeling was en draaide meteen de warme badkraan open. Hij begon zich al uit te kleden terwijl ik me rot zocht naar scherpe scheermesjes. Het probleem is dat ik altijd met van die stompjes scheer. Ik heb een pesthekel aan scherpe scheermesjes. Gerrit was al in bad gaan liggen toen ik hem zo’n afgestompt scheermesje in z’n poten stopte. ‘En nou flink heen en weer raggen, Gerrit! Want het kan anders nog wel eens gaan duren,’ sprak ik koeltjes. Ondertussen ging ik maar thee zetten en z’n familie inlichten. Met een beetje geluk zouden ze Gerrit dan nog aan het werk zien en was zijn dood niet helemaal voor niks geweest. Maar toen ik weer naar boven ging om te kijken hoe het er voor stond zat Gerrit zonder water in bad voor zicht uit te staren. Hij verweet me de meest vreselijke dingen omdat ik z’n zelfmoord in de weg stond. Toen ik hem weer wat gekalmeerd had zaten we beiden op de badrand met onze handen in het haar na te denken hoe we Gerrit zo snel mogelijk van de wereld kregen. Ik zou over hem heen kunnen rijden, maar bij gebrek aan auto en rijbewijs was dat geen geldige optie. Een verstikkingsdood wilde Gerrit dan weer niet. Het moest wel met enige klasse. En bovendien moest het wel op zelfmoord lijken en niet op moord. Anders zou ik na z’n dood ook nog eens gezeik kunnen krijgen. Sociaal was-ie op sommige momenten wel, moet ik zeggen. We besloten er een nachtje over te slapen. Hij bedankte me voor alles wat ik voor hem deed. Er kon zelfs een warme omhelzing vanaf. Dag Gerrit! Dag Tim! Alweer gebogen liep hij naar buiten, stak zonder te kijken de straat over waarna een vrachtwagen hem tot moes reed.

Juni 2008

• • •
 

Winterverhalen (4)

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:28

Ze moest lachen. Eindelijk, ze lachte! Dit had allemaal veel te lang geduurd. Al dat getreur, daar komt een mens niet veel verder mee. Het was de hoogste tijd voor wat actie. Lang genoeg had ik met haar in dit bed gelegen. Ze wist op de een of andere manier precies wat de bedoeling was en griste al haar kleren bij elkaar.

“Heb je een auto?”, vroeg ik, daar ik nog steeds geen rijbewijs op zak had. Allemaal veel te duur heden ten dage. Zeker voor een bohemien als ik. Normaliter maakte ik ook een checklist alvorens ik een dame aan haak sla. Op nummer een staat nog altijd de vraag of ze een rijbewijs heeft. Een meisje met een rijbewijs is de wereld in een notendop. Het leven in je handpalm en het vlot waarop je wordt meegevoerd naar plekken waar de ziel alleen maar naar kan verlangen. Op nummer twee staat of ze tegen een zwerfachtig bestaan kan. Ik weet meestal ’s ochtends niet waar ik ’s middags zal uithangen, daar moet ze rekening mee houden. Geen lunchpakket voor mijn neus om half acht in de ochtend. Ik zou zomaar twee uur later strontlazerus kunnen zijn. En tot slot op nummer drie: ze moet overal met me meegaan en me niet in de steek laten. Oja, en mijn kleine slippertjes vergeven en vergeten. Maar deze keer was ík vergeten haar het lijstje voor te leggen alvorens ik met haar dit huis betrad en het bed in dook. Ach, verandering van spijs doet eten. En bovendien kon ik haar altijd nog verlaten als het me echt te benauwend zou worden.

“Ha! Ik heb toevallig eergisteren een auto gekocht. Pap vindt het maar niks dat ik al een eigen auto heb. Hij vindt het voor kleine meisjes veel te gevaarlijk op de weg.”

Fantastisch. Ze had dus een rijbewijs en een auto. Ik heb wel eens met een meisje in een auto gezeten zonder dat ze een rijbewijs in haar bezit had. Een ware hel! Wat zeg ik; een dodenrit! We hadden nog maar net de oprit verlaten of ze reed al het eerste verkeersbord aan gort. En met een duivelse snelheid reed ze over de snelweg maar liefst drie katten dood. Uiteindelijk heb ik zelf maar op de rem getrapt en de wagen gestopt. Gestoord wijf. Maar wacht eens… wat zei ze nou? Pap vindt het veel te gevaarlijk op de weg voor kleine meisjes?

“Lieverd… hoe oud ben je eigenlijk?”
“O… dat wist je nog niet? In januari word ik achttien.”

Wel, wel. Nog niet meerderjarig dus. Dat zou straks bij stap twee, die ik met dit meisje zal uitvoeren, nog eens lastig kunnen worden. Maar dat was later en over later heb ik me nog nooit zorgen gemaakt. Tot dusver geen grote problemen.

“Okay, stop alle kleren die je kunt dragen in een grote plastic zak. Let op: een zak. Geen twee, da’s veel te veel gesjouw. Het liefst zou ik willen dat je helemaal geen tas meedraagt en enkel wat slipjes over elkaar heen trekt, maar ik weet hoe vrouwen zijn. Ik ben in een milde bui vandaag.”

Ze reageerde amper op mijn bevelen. Ze deed gewoon wat er van haar verlangd werd zonder te morren of iets terug te snauwen. Dit had ik werkelijk nog nooit meegemaakt. De manier waarop ze haar beenwarmers weer aantrok, haar jas van de grond raapte en afklopte… het deed me bijna iets. Dit meisje was er klaar voor. Zonder dat ze precies wist wat er zou gaan gebeuren. Wist ze maar wat er ging gebeuren…

“Nou, waar wacht jij nog op?”, vroeg ze nogal uitdagend. Ze trok haar jas aan en speurde snel haar klerenkast af. Ik moest stiekem grinniken. Ze had een grote vuilniszak gevonden waar ze al haar nodige kleren in flikkerde. Ik schoot in mijn trui, boxer en broek, maar liet m’n natte, stinkende schoenen en sokken onder het bed staan. Dan maar met blote voeten het koude asfalt op zo dadelijk. Ik zal morgenvroeg onderweg wel nieuwe schoenen kopen. Buiten was het weer al een stuk rustiger geworden. Stilte voor de storm. Je kon het aan alles merken. De muren leken het je te vertellen…

Tien minuten staarden we samen in de auto naar buiten. De honkbalknuppel, een ijzeren staaf, een zak met kleren en een sixpack Schultenbrau dat ik nog uit de koelkast van haar ouders kon vissen, was onze buit en lag mooi uitgestald op de achterbank. De autoradio lieten we maar uitstaan. We hoorden genoeg geluiden om ons heen. In ons hoofd vooral.

” Mijn ouders denken dat ik totaal gek ben geworden als ze het briefje op de keukentafel lezen,” sprak ze met een kleine trilling in haar stem. ” Je kunt nu nog terug,” zei ik snel. “Als je zo laf wilt zijn, tenminste. En als jij je vader in de steek wilt laten, want dat doe je dan in feite.”

Wederom walgde ik van mezelf. Hoe kon ik nu zoiets lomps zeggen? Ik dacht gewoon niet meer na. Het had ook geen zin om na te denken. Ik volgde mijn hart, of wat daar nog voor door kon gaan. Maar aan de andere kant was het ook wel weer zo dat mevrouw hier opeens dreigde terug te krabbelen. Dat ze me zogezegd toch in de steek zou laten en weer veilig haar bedje in wilde stappen en alles vergeten en me nooit meer zou bellen en nooit opzoeken en zich nooit afvragen hoe het met me zou gaan. Ik moest wel op deze manier aan haar duidelijk maken dat dít niet de wijze is waarop met mij omgegaan dient te worden.

“Het café is twee dorpen verder. Ongeveer vijf minuten rijden met de auto. Als we klaar zijn, moeten we echt plankgas geven want iedereen kent elkaar hier,” zei ze snel, alsof er niets aan de hand was. Ze leek mijn lompigheid zo langzamerhand te accepteren. Hoefde ik me daar ook geen zorgen meer over te maken. Ik begon me nogal op mijn gemak te voelen.

“Dat is geen probleem, meisje. We doen ons ding en zijn weg voor jij de schade ook maar kunt overzien.” Ik maakte een blikje Schultenbrau open en klokte flink wat bier naar binnen. Op het dashboard lag ‘Protection’ van Massive Attack. Prachtig album. Uit 1994 alweer. Ze stopte de sleutel in het contact en ik de Massive Attack-plaat in de cd-speler van de auto. Ze liet de lichten van de auto uit om haar ouders niet te wekken. Uit de autoradio-boxen klonk zacht het geluid van het titelnummer. Het waren goedkope boxen. Het geluid was krakerig. Een zwoele vrouwenstem zong:

This girl I know needs some shelter
She don’t believe anyone can help her
She’s doing so much harm, doing so much damage

Ze draaide rustig aan het stuur, reed zeer beheerst de oprit af, nam een flauwe bocht richting het noorden en haalde diep adem bij het stoplicht. Het leek wel alsof ze nog steeds zat te twijfelen. Ik zette de muziek iets harder.

I stand in front of you
I’ll take the force of the blow
Protection

Ik nam nog een slok bier. Het smaakte me goed, deze Schultenbrau. Niet voor niets het allerbeste bier op aarde, als je het mij vraagt. Goedkoop edoch smakelijk. Jaren geleden had ik de trappist afgezworen. Die lag zwaar op de maag en ik kreeg er een verschrikkelijke kater van. Bovendien wist ik na tien glazen niet meer wat ik deed. Ik was toen nog een avond- en nachtdrinker. Dat is thans wel anders. Schultenbrau kan er elk moment van de dag in. Zo ook nu dronk ik dit heerlijke bier. In een kleine auto naast een angstig maar toch vastberaden meisje. En alweer zette ik de muziek een klein stukje harder.

You’re a boy and I’m a girl
But you know you can lean on me
And I don’t have no fear
I’ll take on any man here
Who says that’s not the way it should be

We stopten bij café ‘Ons Genoegen’. Ik verzin het niet. De vijf minuten waren ruimschoots om; ze had langzamer gereden om zo haar gedachten op een rij te krijgen. “Misschien,” probeerde ze zacht, “misschien is het toch niet zo’n goed idee.” Ik krijg er wat van als wijven opeens gaan twijfelen aan mijn goede bedoelingen. Er is nooit iemand geweest die daadwerkelijk mijn hart helemaal begreep en met mij door het lint ging!

“Je hebt geen keus,” snauwde ik haar grimmig toe. “Als je nu niet meedoet, dan verlaat ik je en zie je me nooit meer terug.”

Ze begon alweer te snikken. Ik had er genoeg van, stapte uit de auto, sloeg met mijn vlakke rechterhand op de motorkap en keek door de voorruit recht in haar betraande ogen. “Laat me godverdomme nou niet zitten en kom mee! Ik doe het voor jou, ja!” Ik vloekte en brulde uit alle macht. Dat moet haar aangetrokken hebben, want plots stond ze naast me. Ze gaf me de ijzeren staaf. Zelf had ze de knuppel ter hand. Ze zoende me op mijn ongeschoren wang en duwde met haar kont de deur van de kroeg open…

December 2007

• • •
 

Winterverhalen (3)

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:27

Wat vooraf ging: Winterverhalen 2

“Mijn moeder was natuurlijk helemaal over de zeik. Ze had het hele dorp afgezocht en daarbij zo moe geworden van alle stress, dat ze die nacht niet meer bij zinnen was om pa op te sporen. Toen papa in de vroege ochtend bijkwam, is-ie naar huis gekropen, want hij kon amper meer op z’n benen staan. Heel zijn knieën waren kapot toen hij uiteindelijk ons huis had bereikt! Het was werkelijk verschrikkelijk om hem zo in de ochtend aan te treffen in z’n stoel.”
“Z’n stoel? Ik bedoel: hij heeft jullie niet eerst wakker gemaakt met de mededeling nog in leven te zijn?”
“Ik heb geen idee. Hij ook niet trouwens. De arme man weet niet eens precies hoe hij naar huis is gekomen. We hebben hem heel vroeg in de ochtend in zijn favoriete stoel aangetroffen. Doodmoe en gebroken. Hij sloeg alleen nog maar wartaal uit. Alles haalde die ouwe erbij. Zijn overleden moeder en vader, de kegelclub, tijdstippen van tv-programma’s waar hij altijd naar keek…”
“Kortom, het leek wel een psychose?”
“Dat is wel het eerste waar we dachten, inderdaad. Maar toen zagen we duidelijk zijn verwondingen aan z’n hoofd. Meteen de dokter gebeld natuurlijk…”

Ze zuchtte eens diep. Dat deed ze mooi. Droevig, maar mooi. Ik had inmiddels mijn hele rechterhand in het kussen verstopt en het knijpen in de plooien had inmiddels plaats gemaakt voor een dikke vuist die ritmisch, maar zo zacht zodat ze het niet zou merken, in het stof sloeg. Ziek word ik van zinloos geweld. Let wel, geweld dat dus echt zinloos is. Ik ben nog steeds van mening dat als iemand om een goed pak slaag krijgt, deze ook moet krijgen. En dan geen kleine mepjes, maar ferme klappen. Er zijn teveel mensen op aarde die waarlijk vragen om klappen, maar deze steeds weer weten te ontwijken. Vuil volk dat achter je rug om allerlei onzin verkoopt en daarmee je leven totaal kan verwoesten. Het zijn de NSB’ers van morgen, dat krapuul! Meestal te vinden in smoezelige huisjes in kleine dorpjes, niet veel groter dan vier straten en een slechtlopende buurtsuper. Ze hebben ’s avonds altijd de tv aanstaan en lezen geen boek of krant. De loterij is hun enige spanning binnen een week. Het verliezen van de loterij is het grootste gat waarin ze kunnen vallen. Om elf uur sluipen ze de huizen uit om het dorp te verkennen. Wie is er nog wakker? Welke vreemde auto staat er geparkeerd in de straat waar zich de hele week al vreemd gespuis ophoudt? Elke aanwijzing zorgt voor een oordeel en wordt medegedeeld in de slechtlopende buurtsuper. Het oordeel wordt gewogen, besproken, uitvergroot en tenslotte verkocht aan de toog. Ik kende de dorpen, de kroegen en het gespuis maar al te goed. Ze hoefde me niks meer uit te leggen. Haar vader was slachtoffer geworden van een misverstand dat de wereld in geholpen was door een labiele ellendeling die zijn of haar hele dag slijt voor een plasma scherm. De werkelijkheid of schijnwerkelijkheid van het beeld bepaalt zijn of haar sociaal denkvermogen. Mijn hart bonkte in m’n keel. Ik voelde een enorme brok opkomen. Hoe laat was het eigenlijk?

“Luister je eigenlijk nog wel?”
“Sorry. Natuurlijk. Ik ben er nog. Maar het begint een beetje slaapverwekkend te worden, allemaal. Zou je niet eens kunnen zeggen wat nou precies de toedracht was waarom je pa in elkaar is geslagen?”
Ik had meteen alweer spijt van deze zin. Mijn koelheid verandert me nog eens in een levende ijspegel. Het is enkel een schild, dat weet ik ook wel. Maar moet ik alles dan maar toelaten? Hoeveel sloten moet ik nog inlopen eer ik alle naïviteit van me heb afgewassen? Ik kreeg trek in bier. Zoals wel vaker.
“Later, toen we alle verhalen van pap hadden gehoord en we een aantal dorpsgenoten zo ver kregen om eens te gaan informeren naar wat er precies was gebeurd die avond in de kroeg, begon het eindelijk wat duidelijker te worden. Iemand had schijnbaar het gerucht verspreid dat…”
Er kwam een zee aan zout water uit haar prachtige staalblauwe ogen. Het traanvocht stroomde over haar hele lichaam heen. Werkelijk, ik deed mijn uiterste best om mijn absolute koelte te doen doorbreken, maar het enige wat ik nog kon doen was wegkijken.

Ik dacht aan mezelf tijdens de zomer van 1985. Ik belde bij mijn beste vriendje aan met een pasgekochte voetbal onder mijn armpjes geklemd. Hij zag door het raam dat ik het was, maar deed de deur niet open. De dagen erna negeerde hij me volkomen op school. De rest van de kinderen trouwens ook, maar dat kon me weinig schelen. Ik begreep maar niet waarom mijn beste vriendje me liet zitten. Het leek wel of de kinderen me nu weer kwamen opzoeken. Hoorde ik ze daar beneden, bij dit nog redelijk onbekende meisje, aan het raam staan lachen? Ik voelde dat ze hard in mijn arm kneep. De droom was over. Ik voelde drie heftige rillingen over m’n rug gieren.

“Iemand heeft gezegd dat mijn pa op een avond na zijn wekelijkse café bezoek een brood had gestolen achterom bij de bakker. Elke dag worden daar verse broodjes neergelegd door een groothandel. Pap heeft bij hoog en laag gezworen dat dit de grootste onzin was en waarom zou ik hem niet geloven? En dat verhaal van het gejatte brood werd erger en erger. Ze hebben hem voor werkelijk van alles weten te beschuldigen! Uiteindelijk heeft iemand ervan gemaakt dat pap elke avond op strooptocht zou zijn. Nu waren er indertijd veel inbraken in ons dorp, maar van geen enkele is mijn vader daar schuldig aan! Waarom zou hij ook?”
Ze stortte zich op bed en propte een stuk deken in haar mond om door haar hard gejank niet teveel mensen wakker te maken. Ik was nog steeds als de dood dat iemand de kamer nu binnen zou komen en dan had ik een hoop uit te leggen. Ik raakte haar kort aan, maar trok mijn hand snel terug. Ik wist niks meer te zeggen.
“De maanden daarna waren een regelrechte hel. We werden nagewezen op straat en zo. Het was op een gegeven moment zelfs zo erg, dat er met eten naar ons huis gegooid werd. Mijn ex-vriendje maakte het toen zelfs met me uit omdat-ie de rest van het dorp geloofde, de vuile klootzak. Dat is nu zo’n twee maanden geleden. Het is sindsdien de eerste keer dat ik weer iets voor iemand voel, maar ik ben zo bang het weer kwijt te raken.”

Ze wilde me omhelzen en ik liet het maar even toe. Ik werd er wel wat misselijk van. Door haar hevige snikken door probeerde ik wat te zeggen. Maar mijn keel was zo grof als schuurpapier. Ik verzamelde al mijn speeksel in m’n gehemelte, tilde haar hoofdje op en vroeg haar: “Lieverd… heb jij iets scherps in huis? En dan bedoel ik geen sambal of zo. Of heb je misschien iets hards in de buurt? Een plank wellicht?”
“Ik heb jaren honkbal gespeeld… bedoel je zoiets?”

Wordt vervolgd…
December 2007

• • •
 

Denkend aan John Lennon

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:25

We aten erwtensoep. Met worst. Maar die mocht ik laten liggen. Ik was pas vegetariër geworden, net als Paul McCartney. Dat had ik gelezen in de Margriet die de moeder van een meisje op school voor me had bewaard. Met rode wangetjes had ik het tijdschrift in ontvangst genomen. Ik vond het echt heel aardig van haar, maar ze overhandigde het vrouwenblad een beetje onhandig op het schoolplein tussen alle stoere jongens van de klas. Nu was ik wel zo slim om het blad snel onder mijn winterjas te vrotten, maar helaas was ze van mening met harde schelle stem te moeten meedelen dat er een grote special over Paul McCartney in stond.
‘Die van The Beatles, waar jij zo gek op bent, weet je wel.’
Het was het jaar van de smurfenhouse en om een of andere bizarre reden werden The Beatles door mijn klasgenootjes als kinderachtig beschouwd en het uit je dak gaan op muziek gezongen door snel afgespeelde stemmen met dubieuze teksten over Stoute Smurf en de verloren toverdrankjes als ultiem cool ervaren. Ik rende snel de school binnen en sloot me op in het toilet, om daar de special grondig tot me te nemen. Daar stond in dat Paul McCartney gruwelde van vlees en vivisectie. Dat laatste leek me nog te moeilijk om me mee bezig te houden maar gruwelen van vlees, dat moest toch te doen zijn. Die avond had ik moeder plechtig voorgelegd heel geen vlees meer te willen eten.

Traag at ik mijn erwtensoep die ik liever met worst had gehad. Het smaakte toch een beetje naakt zo. Maar ik had nu eenmaal een keuze gemaakt en daar zou ik me voorlopig even aan houden. De damp van de soep zorgde ervoor dat het behaaglijk warm werd aan tafel. Het keukenraam was daardoor beslagen maar de condens trok langzaam weg, zodat ik stukje bij beetje mijn eigen gezicht weerspiegeld terug kon zien. Het was al pikkedonker buiten en de takken van onze grote eikenboom kletsten in een onregelmatig ritme tegen de dakpannen aan. De wind huilde hard en jammerend om ons huis heen. Het leek wel of de storm zich door ons huis wilde razen.

Vader moest overwerken. Dat gebeurde wel vaker in november. De laatste maanden was hij altijd erg druk met van alles en nog wat. Onze auto was al een tijdje stuk, maar pa had geen zin om deze naar de garage te brengen. ‘Dat kost toch alleen maar heel veel geld,’ vond-ie. Daarom ging hij elke ochtend op de fiets naar zijn werk. Als hij dan laat terug kwam, moest hij voorover gebukt door de regen, in de snijdende wind en koude naar huis trappen. Elke avond kon ik hem zien fietsen in mijn bord soep. Ik vond het maar wat zielig voor hem.
Moeder keek ongeduldig op de keukenklok waar pa bleef. Ze baalde ervan dat het alweer zo lang geleden was dat we met z’n viertjes aan tafel hadden gezeten.

Zij waren ook met z’n vieren. John, Paul, George en Ringo. Ik kende al hun verjaardagen uit m’n hoofd, wist precies op welke plaat John de meeste liedjes had geschreven en in welk jaar ‘Love me do’ in Nederland een grote hit werd. Dat had ik allemaal gelezen in een groot dik muffig ruikend boek, vol ezelsoortjes en onderstrepingen, dat ik had gevonden op de jaarlijkse rommelmarkt in ons dorp. Ik kon maar niet geloven dat iemand er vanaf wou. Er stond zo vreselijk veel informatie in dat ik maar kleine stukjes las wanneer ik eigenlijk naar bed moest. Met ‘The White Album’ op mijn hoofdtelefoon kwam ik bijvoorbeeld te weten dat John Lennon ooit naakt met Yoko Ono geposeerd had op een platenhoes. Ik wist niet wat ik daar nou van moest vinden. Ik begreep eigenlijk toch al zo weinig van hem. De eerste keer dat ik kennis maakte met Lennon, was op een platenhoes van de bekende ‘rode dubbelaar’. De vier jongens stonden daar op een rijtje met keurig gekamd haar. Alle vier lachten ze me vriendelijk tegemoet. Al was het buiten nog zo’n vies weer, had ik een slecht cijfer voor rekenen gehaald of al zag een lief meisje mij totaal niet zitten, The Beatles bleven altijd weer naar me lachen. Wat ik echter niet begreep was dat als je de platenhoes omdraaide, je diezelfde mannen met lang haar, vreemde snorren en Lennon zelfs met een gigantische baard zag!
‘Vast een grapje van ze,’ dacht ik nog. “Ze hebben voor de tweede foto snel even een pruik en een baard uit de verkleedspullen kist gepakt.” Dat deed ik ook wel eens als het buiten hard regende. Maar er was nog iets anders wat ik aan Lennon maar niet kon vatten. Hij kwam op de proppen met het angstaanjagende nummer ‘Revolution number nine’. Acht minuten lang vreemdsoortige klanken en angstaanjagende fluistergesprekken. ‘Dat was allemaal de schuld van Yoko,’ had mijn moeder ooit gezegd. Ik sloeg dat nummer dan ook altijd over als ik The White Album op had staan. Maar onlangs had ik wel het meest akelige ontdekt: John Lennon is niet meer in leven. Zogezegd: dood!

Hoe kon dat nou? Een van mijn allerbeste vriendjes dood. Dat mocht niet; dat kon niet. Misschien was zijn baard dan wel echt. Of misschien was John Lennon wel eigenlijk veel ouder dan rest van The Beatles. Heel misschien was hij op die foto van die rode dubbelaar al opa! Maar nee, dat kon niet, want na The Beatles maakte hij nog wat platen waarop hij geen baard had. Dagenlang zat ik te puzzelen wat het nou geweest kon zijn. Ik vond het ook een vreselijk eng idee en ik wilde stiekem niet eens echt weten waarom-ie nou dood was gegaan. Ik zocht het op in het grote boek, maar telkens als de waarheid dichtbij leek te komen, klapte ik het dicht.

De deur vloog open en een vies koude wind sloeg me om de oren. Mijn vader was eindelijk van het werk thuisgekomen. Van schrik liet ik mijn lepel ietwat te hard in de soep vallen. Het groene goedje spatte op mijn broek. Pa was duidelijk oververmoeid. Zijn ogen waren rood geworden van de tranen die hij steevast kreeg op de fiets wanneer het te koud was. Zijn handschoenen leken wel aan z’n handen te zijn vastgevroren. Mijn moeder stond onmiddellijk op om hem te warmen, maar stapte meteen achteruit toen ze voelde hoe koud hij het had. Daar hielp alleen maar een kop warme soep tegen. Vader mompelde iets over de baas die hem veel te lang had laten werken. Hij at snel zijn kop soep leeg en viel daarna aan tafel in slaap.

Moeder had die hele tijd nog niks gezegd. Ik voelde dat het niet pluis was. Ze stak een sigaret op en blies de rook traag voor haar uit. Zonder me aan te kijken sprak ze op lijzige toon: “Waarom eet jij zo langzaam vandaag. Is het niet lekker?”
“Het is heerlijk mam, echt waar.”
“Zou je niet zo zoetjes aan weer eens wat vlees eten? Misschien dat het je dan beter smaakt..”
“Mam, wat zeg ik nou! Het is heerlijk.”
“Normaal eet je anders veel sneller.”
“Ik baal gewoon een beetje van de kou, dat is alles.”

Mijn vader snurkte. Zijn mond lag open. Er kwamen allemaal rare geluiden uit. De takken van de grote eikenboom begonnen steeds harder en onheilspellender tegen het dak aan te tikken. In de straat viel luid een container om, die iemand aan de weg had laten staan. Mam schakelde de radio aan waarop werd gezegd dat Nederland geteisterd werd door een behoorlijke storm. Ze stak nog een sigaret op en ging weer zitten.

Please, Please Me, With The Beatles, A Hard Days Night, Beatles For Sale, Help, Rubber Soul, Revolver, Sgt. Pepper, Magical Mystery Tour, White Album, Yellow Submarine, Abbey Road, Let It Be. Dat was de volgorde. Blijven onthouden, nooit meer vergeten. Ik trainde me daarop, elke avond weer.

“Mam, waarom is Lennon dood?”
“Lieverd, mensen gaan gewoon dood. Jij ook.””Dat weet ik wel, maar…”
“Heb jij je soep al op?”
“Maar hoe is hij dan dood gegaan?”
“Dat vertel ik je nog wel een keer.”
“Is het zo’n lang verhaaltje dan?”
“Nee, maar het is niks voor nu.”
Daar kon ik niet tegen. Niks voor nu, wat was dít nou weer voor onzin. Ik wilde het nú weten, want ik wist dat er iets niet in orde was. Ik bibberde en trilde van spanning, maar liet het niet merken , want dan bestond de kans dat ik het helemaal niet te weten kreeg.
‘Mam, ik wil het weten. Ik kan er heus wel tegen hoor!’

Ze ruimde de tafel af om zo haar aandacht ergens anders op te vestigen. Pa werd wakker van het gekletter van de borden. Hij stond brommend op en ging naar de kamer, om daar op de bank verder te gaan slapen. Mam zette de kraan aan. Het hete afwaswater maakte een hels kabaal in de stalen gootsteen. Het overstemde het geluid van buiten. Ik was bang. Een onbehaaglijk gevoel raasde door de straat waarin ik woonde, drong zo de keuken binnen en begon zich langzaam in mijn hoofd vast te klemmen.

‘Turn off your mind, relax and float down stream. It is not dying, It is not dying,’ zong Lennon ooit. Het laatste nummer op ‘Revolver’ was dat met die gekke meeuwen op de achtergrond. Wat zou hij daar nou weer mee bedoeld hebben? Zonde dat ik hem dat nu nooit meer kon vragen. Mijn mystieke vriend is namelijk niet meer.
“Heeft-ie veel pijn gehad, mam?”
“Wie?”
“John Lennon.”
“Zeg, houd daar nou eens mee op, wil je. John is gewoon gestorven en daarmee uit.”

Ze begon wild met de afwasborstel in het water te draaien en donderde er meteen een heel arsenaal aan borden en mokken in. Ik begreep niet waarom ze zo kwaad was.
Haar stem werd rustiger. Ze liet de borstel in het water vallen, zuchtte eens diep en kwam naar me toe gelopen. Ze kroelde lief door mijn krullen. Dat deed ze een aantal weken daarvoor ook al, toen ik bij de dokter een heel vervelende prik moest halen. Ik vond het maar niks, zo’n spuit. Maar het was in een wip gedaan. Het deed helemaal geen pijn. Toch keek ze me toen droevig aan en kuste mijn voorhoofd.
“Liefje, John Lennon is vermoord. Doodgeschoten. Recht voor zijn huis. Door een gestoorde, die dacht dat-ie John zelf was. Die man probeerde te achterhalen wat Lennon met z’n soms vreemde teksten bedoelde en zocht daar een hoop verkeerde dingen achter.”

De keuken draaide in het rond. Het mauwen van de kat klonk zwakjes op de achtergrond. De krijsende meeuwen van ‘Tommorow Never Knows’ klonken luid in mijn hoofd. All you need is love. Imagine. Met luide klap viel vader van de bank. Die was ook veel te klein voor zijn kolossale lichaam. “Let me take you down… to Strawberry Fields.” Mijn hele lijfje onder het kippenvel. En buiten in het donker zag ik voor het keukenraam een man met een ronde bril. Zijn ogen wijd opengesperd, schreeuwend om hulp. Zijn handen, borst en gezicht zaten onder het bloed. Ik kon hem niet verstaan; de gierende meeuwen overstemden alles. De man veegde met z’n bebloede handen over het raam en verdween in het donker. Don’t let me down. The ballad of John and Yoko.
En op de radio klonk smurfenhouse.

8 december 2007

• • •
 

Winterverhalen (2)

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:24

Regel een in het woelige liefdesleven van mezelf: meisjes mogen onder welke omstandigheden dan ook, al zijn deze nog zo erbarmelijk of misschien wel onverdraagbaar danwel dodelijk, op geen enkele wijze verdriet hebben. Geen traan mag hun iris verlaten en verdwijnen in de door mij persoonlijk zacht gestreelde huid.
Degene die het in haar hoofd haalt verdriet te uiten in mijn blikveld dient hetzelfde moment nog te vertrekken en niet weder te keren. Een meisje met tranen geeft mij het gevoel te hebben gefaald. Zeker na een schitterende vrijpartij kan het zo’n afknapper zijn. Tenzij dit meisje moet huilen omdat het hele liefdesspel haar teveel geworden was.
Bezorgd vroeg ik voorzichtig wat er loos was.

“Wat is er loos?”
“Het spijt me zo…”
“Dat je huilt is zonde. Zeker omdat we zonet nog heerlijk klaargekomen zijn. Nu voelt het net alsof je een prachtige vakantie hebt geboekt en vlak daarna telefoon krijgt van je baas dat door onderbezetting de vrije dagen opnieuw verdeeld dienen te worden. Maar kom, voor de draad ermee.”
“Ik weet het niet…ik vertrouw je wel, maar…”
“Vertrouwen is de spil van een liefdesrelatie. Ik ben al vele malen in het leven bedrogen, maar telkens bleek er achteraf ook geen vertrouwen te zijn. Dan verweet de een dat en de ander dat. Daarover gesproken… heb je misschien nog een leuke zus?”

Ze snikte hevig en stond op het punt hysterisch te worden. Ik zag de bui al hangen. Haar ouders zouden nu haar kamen binnenstormen en me naakt de straat op smijten. Snel legde ik mijn hand op haar mond om zo verder dramatisch geluid te voorkomen. Ze keek me angstig aan, maar ik wist tenslotte haar gerust te stellen door haar bezwete rug lieflijk te strelen. Ze leek iets meer tot rust te komen en sloot haar armen om mijn lichaam heen. Zachtjes beet ze in mijn schouder.

“Sorry, dat was een misselijke grap van mezelf. Je hebt niet eens een zus en bovendien ben ik ehm… volgens mij… verliefd op je. Maar stel je daar niet teveel van voor, hoor! Je hoort er wel eens over in liedjes op de radio, dat het allemaal helemaal te gek is en zo… en dat je er beter door gaat uitzien en puistjes verdwijnen en dat soort gekweel…”
“Ik ben ook verliefd op jou of… of mag ik dat niet zeggen?”
“Ach, het hoge woord is er nu uit, dus ik zal het je niet euvel duiden. Maar moest je daarom dan janken?”
“Nee, nee dat is het niet. Zou je me misschien een glaasje water willen brengen? Je vindt de kraan in de badkamer en een bekertje staat op het nachtkastje.”

Met flinke tegenzin stapte ik het koude bed uit en nam me voor na deze nacht niet meer terug te keren naar dit huis en het meisje. Ik bedoel: als het gezeik nu al ging beginnen met het halen van allerhande versnaperingen om zo de emoties in het gareel te laten houden, dan zag ik het redelijk duister in wat betreft eventueel verder verblijf. De nacht zou ik nog wel uithouden, maar met de ontbijttafel wilde ik in geen geval kennis mee maken.
In mijn blote kont stond ik even later in de badkamer haar bekertje te vullen met kraanwater. De wasbak zag er uitermate schoon uit, de spiegel glashelder en ook het toilet leek vanuit mijn ooghoeken gezien prima in orde. Nadere inspectie leerde mij zelfs te kennen dat het sanitair brandschoon was. Een propere familie dus. Dat zou nog wat worden als ik hier nog eens ongeschoren en naar drank ruikend aan de deur zou staan en om onderdak zou smeken. Maar zover waren we nog lang niet. Eerst deze nacht zien door te komen.

Houd ik eigenlijk van haar? Dat bedacht ik me op zeker moment toen ik de kraan sloot. Het bekertje was tot de rand toe vol. Om morsen te voorkomen nam ik een heel klein slokje water en dacht na. Houd ik eigenlijk van haar? Wel, verliefd was ik zeker en de manier waarop ze me zonet ontdaan heeft van een geladen spanning was dik in orde. Het moment van haar biggelende traan, het snikken en het kenbaar maken ergens mee te zitten, zorgden voor een onderkoeling in mijn hart en ziel. Geen idee hoe het komt; ik kan er gewoonweg slecht mee omgaan. De maan scheen door het venstertje van de badkamer en verlichtte de badkamerdeur. Als die straks open zou gaan had ik een probleem. Dan zou hoogstwaarschijnlijk pa of ma tegen mijn blote lul aankijken. Wat deed ik hier nog? Genoeg stof tot nadenken dus.
Stilletjes sloop ik de badkamer uit. Toen ik weer terug in de meisjeskamer was, zat ze met haar trotse tietjes rechtop in bed een beetje treurig voor zich uit te staren.

“Dank je, dat je zo lief wat water voor me hebt gehaald,” sprak ze op een zacht zielig toontje. “Er zijn niet veel jongens die dat doen hoor…”
“Heb je regelmatig kerels over de vloer dan?”
“Dat valt wel mee… zo nu en dan. Een keer per week. Alleen in het weekend. Meestal op zaterdag. En alleen als ik genoeg gedronken heb, anders durf ik niet hoor.”
“Ik doelde niet op je wekelijkse sekslolletjes. Eerder op echte liefde, wat dat dan ook moge zijn.”
” Echte liefde zit in een glas water.”
“Je bent een rare. Eerst janken en nu dat geëmmer over water…”
“Ik zal je vertellen wat er aan de hand is, maar dan moet je beloven deze nacht bij me te blijven.”
“Tja, ik heb weinig keus en bovendien niets te verliezen. Dus steek maar van wal.”
“Nou zeg, je mag best wat geïnteresseerder zijn in…”
“Pardon, ik kan nu eenmaal slecht tegen verdriet. Dat stemt mijn humeur mineur, oké? Nu, vooruit…”
“In mijn leven ben ik in totaal zo’n vijf keer verhuisd. Dat is op zich niet zo bijzonder natuurlijk, het probleem is meer dat ik de vorige keer… niet bepaald vrijwillig moest vertrekken.”

Ik luisterde vol aandacht, wat meteen verklaart waarom ik mijn mond hield. Ze liet een kleine stilte vallen, dronk een slokje water en vertelde verder.
“Het begon allemaal als een roddel in de stamkroeg van mijn vader. Hij kwam daar twee maal per week op vaste tijden om zijn vaste pils te drinken. Drie pils en een klein bakje met nootjes. Daarna ging hij steevast naar het toilet, bestelde nog een kleintje pils en ging vervolgens weer naar huis. Het ging nooit anders. Precies volgens dit autistisch principe. Op een avond werd hij door iedereen achterdochtig aangekeken. Niemand wilde een praatje met hem maken. Het stemde hem zeer treurig en voor deze ene keer liet hij het derde pilsje staan om naar huis te gaan. Maar bij de uitgang van het café werd hij tegengehouden. Een man hield hem staande en sloeg hem drie keer hard in de maag. Mijn vader zakte op de grond en ze hebben hem daar laten liggen. Later heb ik gehoord dat ze hem ook nog tegen zijn hoofd hebben geschopt. Hoe dan ook, toen hij ontwaakte hebben ze hem nog een paar klappen op zijn gezicht gegeven. Mijn moeder was al vreselijk ongerust, had de kroeg al tien keer gebeld en zo. Maar ze namen niet op of zo. Vervolgens probeerde ze nog de politie te bellen, maar die gingen niet meer kijken om twee uur in de nacht! Onvoorstelbaar!”
“Tja, de politie… je beste vriend. Tussen negen en vijf. Zondags gesloten. Het is me wat…toen ik die ene keer mijn oma kwijt was heb ik nog… Maar ach, dat is eigenlijk oninteressant. Sorry, ga verder.”
“Toen hebben ze pa in de kou gezet. Op de stoep. Rond een uur of vier in de nacht.”

Ze begon weer te snikken. Het deed me pijn haar zo te zien zitten op het onopgeruimde, naar seks ruikende bed. Zoveel pijn zelfs dat ik de rest van het verhaal niet meer wilde horen. Zelden heb ik me zo laf gevoeld. Ik kneep zachtjes in haar kussen toen ze haar angstaanjagende verhaal vervolgde…

November 2007

• • •
 

Winterverhalen (1)

Filed under: Publicaties voor FOK! - Tim's corner — bazbo @ 21:23

“Als we nou allebei onze voeten op dezelfde trede zetten en dan zo naar boven klimmen, dan horen ze ons vast niet”.

Ze was bang dat haar ouders zouden horen dat ik al na het tweede afspraakje bij haar bleef slapen. Dat was heus niet expres van mij, maar per ongeluk gepland. De laatste trein van kwart over twaalf had ik zo dramatisch mogelijk gemist, zodat het werkelijk zou lijken alsof ik nu genoodzaakt was buiten te slapen of een duur hotel te boeken in de stad. Zij woonde een aantal dorpen verderop, nog bij haar vader en moeder om zo de tijd tot eigen woning, waarnaar ze hard op zoek was, te overbruggen.
We hadden die avond elkaar al innig gezoend en heerlijke thee gedronken in een Iers café en ik was daardoor zogezegd glad de tijd vergeten. Het had geregend die avond. Mijn goedkope nep-Allstarr schoenen (5 euro, Scapino) waren druipnat tot diep in mijn sokken, ze stonken een uur in de wind. Het leek haar niet te deren of op te vallen, wat in z’n geheel niet vreemd was aangezien ze herhaaldelijk moest sniffen en snuiven en het dus mogelijk was dat verkoudheid meester had gemaakt van haar reukorgaan. Ze zou de bus van twintig over twaalf nemen. Nu moest dus binnen vijf minuten beslissen mij óf aan het lot over te laten, danwel het risico te nemen en me na precies twee avonden daten kennis te laten maken maar haar warme lakens en het koude bedovertrek dat me tegen de nachtelijke vorst en regen zou beschermen.
Niet veel later warmden twee stevige armen mij tegen de koude winteravond en sloot ze heel voorzichtig de deur achter zich dicht nadat ik nog over een stuk nepfruit, dat pontificaal voor de deur lag struikelde en met mijn hoofd haast op de deur knop was beland. Zachtjes vloekend stond ik in de onbekende en reeds donkere gang. Ik merkte echter op dat als we samen zouden klauteren, haar pa en ma met gemak de voetstappen zouden kunnen tellen waardoor men middels een zeer simpele redenering erachter zou komen dat er meer dan een persoon zich op de trap begaf. “Als we nou allebei onze voeten op dezelfde trede zetten en dan zo naar boven klimmen”, stelde ik voor, “dan horen ze ons vast niet.” Doch mijn voorstel had weinig zin. We liepen giechelend en dollend de trap op en het kon haast niet uitblijven of we waren ontdekt.
“Pech gehad”, zei ze schouderophalend en tikte zachtjes haar kamerdeur open die op een kiertje stond. Ik kon mijn schoenen en sokken nu overduidelijk ruiken en trok ze dan ook meteen uit toen ik haar meisjeskamer binnen trad en schoof de week geworden dragers nu onder haar bed.
Zachtjes sloot ze de kamerdeur met haar rug en kont. Er lagen veel kussens op haar bed stapels dvd’s lagen ongestructureerd op haar bureau tussen ontwerpen en schetsen van haar opleiding. Ze studeerde aan de mode-academie en was thans bezig met haar examenproject. Ze zou afstuderen op toegepaste rokken. Een nachtlampje floepte aan en ze trok snel haar wollen trui, geruite rok, panty’s en beenwarmers uit, om zo de zenuwen enigszins te verbergen. In twee soepele bewegingen ontdeed ik mij van mijn hemd en broek en stond me met m’n blote bast en in m’n onderbroek tegen haar lichaam aan te warmen. Haar koude handen zochten gevoelige plekjes op mijn rug en met haar nagels kraste ze poëzie in een geheime taal die alleen ik zou snappen. Ik likte haar hals en sabbelde aan haar oorlel, terwijl mijn handen op weg waren naar een welgevormde kont.
Ze gooide me op bed, draaide de verwarming open en vroeg me of ik zo vriendelijk wilde zijn de kussens van haar bed te smijten. “Dat ligt daar nu toch maar in de weg, net nu ik heel veel zin heb om je te neuken.”
Klare taal en duidelijk bovendien. Ze griste naar mijn onderbroek en speelde zachtjes met mijn pik. Met mijn ogen op haar geile blik gericht trok ik met een hand haar string uit en speelde mijn vinger achter in haar heerlijk nat geworden kut. Ze draaide met haar ogen, trok wild haar bh uit, masseerde haar tepels en kreunde zachtjes om meer. Met twee vingers ging ik snel in en uit haar kutje. Ik smeekte haar mijn onderbroek uit te trekken. Ze gehoorzaamde, nam mijn pik ter hand en zoog zachtjes aan mijn eikel. Luid kreunend lagen we elkaar te bevredigen. Als haar ouders ons nu niet hoorden dan waren ze mooi doof. Buiten donderde het en de regen kletterde luid tegen haar slaapkamerraam. Ze stopte mijn pik in haar mond en kneedde m’n ballen haast fijn. Goeie genade, dit was nog eens een prettige verrassing. We masturbeerden elkaar klaar. Mijn zaad spoot recht in haar mond. Haar kontje en kut schokten hevig heen en weer terwijl ze het zaad snel doorslikte.
Beiden tevreden lagen we op een kussen elkaar aan te kijken. Een hele wereld aan nieuwe ontdekkingen zag ik in haar ogen voorbij trekken. Zachtjes kietelde ik haar kin. Ze kon er niet om lachen en ze hield op me teder te strelen. Ik schrok. Buiten was het rustig, de regen was gestopt en het onweer had zich naar elders verplaatst.
Een doodse stilte vulde de naar seks ruikende ruimte. Kussens op de vloer, bij de buren moest iemand luidruchtig naar het toilet. Ze had haar hoofd gebogen. Ik tilde het op en zag hoe een traan zachtjes over haar wangen droop, richting haar borsten en verdween op haar prachtige roze tepel. Mijn adem stokte; ze had verdriet!

November 2007

• • •
 
« Vorige paginaVolgende pagina »