Geile boodschappen (2)
“Wat zullen we vandaag eens eten?” vroeg ik me af, terwijl ik het
boodschappenkarretje tussen de geparkeerde fietsen door naar de ingang
van de supermarkt duwde. Het biologisch groentepakket bevatte deze week
prei, groene bloemkool, zomerbietjes, sla, andijvie en kerstomaatjes.
Ik
koop nooit groente en fruit bij de supermarkt, dus die deernes achter
de kassa zullen zich vast wel eens afvragen hoe ongezond ik leef. Niet
dat het me wat kan schelen, overigens.
Nou ja, bij één kassameisje maak ik een uitzondering. Bij háár kan het me wél wat schelen wat ze van mij denkt.
De
schuifdeuren van de winkel waren nog niet open of ik wist dat ze dienst
had. Mijn oog was onmiddellijk op haar gevallen. Ze zat achter de kassa
en deed haar werk. Ik wist al bij wie ik in de rij ging staan.
Als
je bij ons de winkel in wilt, moet je eerst langs de kassa’s. Dat geeft
wel eens malle taferelen en botsingen. Binnenkomende klanten moeten zich
een weg slingeren tussen klanten die al betaald hebben en klanten die
bij de klantenservice staan te wachten. Soms is het een zootje.
Toen
ik bij binnenkomst vlák langs haar kassa liep, wierp ik een vriendelijke
blik naar haar, in de hoop dat ze die zou zien. Helaas, ze was te druk
bezig om afgeleid te worden door een vette veertiger met lang grijs
haar.
Snel pakte ik de spullen die ik moest hebben. Tomatensap, halfvolle melk, flesje witte wijn voor vrouwlief, … “Hee, het Hoegaarden witbier is in de aanbieding! Twee sixpacks voor de prijs van één. Snel vier sixpacks in mijn karretje en later even op zoek naar een leeg kratje, zodat ik het allemaal makkelijk meekrijg op mijn fiets. Hee, wacht eens even …. Als ik hier door het schap met ontbijtkoek heenkijk, zie ik haar precies goed zitten!”
Ik zag haar sowieso erg zitten.
Dominique, zo heette ze. Hoe vaak had ik nu al naar het kleine witte
kaartje op haar turquoise uniformblouse staan staren? Wat een mooie
naam.
Ze had haar halflange donkerblonde haar meestal in een
paardenstaartje achter op haar hoofd samengebonden. Twee prachtige
bruine ogen in haar gezicht. Ze was niet groot, maar in haar manier van
doen kwam ze kordaat over.
Rust leek ze niet in zich te hebben. Ze
was geconcentreerd op haar klus. Snel pakte ze de spullen van de band en
haalde ze over de scanner. Veel contact met de klanten had ze niet. Na
al die weken dat ik haar nu al observeer, weet ik wat ze zegt. Een
eenvoudig “Goedenavond”; meer niet. Zag ik het goed, had ze onlangs
haar haren een kleurtje gegeven? Het leek wel of haar staartje blonder
was dan anders. Ze gaf een klant wisselgeld en deed de kassalade dicht.
Gedreven werkte ze verder met de volgende klant.
“’s Kijken of ze
op dit tijdstip nog wat brood hebben liggen. Bij de warme bakker is
alles al op.” Met lichte tegenzin ging ik verder de winkel in. Het
liefst zou ik zo uren blijven staan kijken, maar het leven gaat door en
thuis wacht vrouwlief.
Zowaar, er was nog wat brood. “Wat neem ik ’s
mee?” Veel keus had ik niet. Het werd óf een tarpan of een casino bruin.
Dan maar casino bruin.
Vlakbij het brood is de vleesafdeling. De
meeste weekaanbiedingen vond ik niet zo interessant en de rest was
nauwelijks te bekostigen. “Dat wordt vegetarisch vandaag,” concludeerde
ik. “Of nee, daar ligt nog wat kipfilet.”
Op naar de kassa; op naar Dominique! Ik kreeg het bij voorbaat al warm. Vooral in mijn broek.
Haar
rij bij de kassa was lang, maar dat kon me niet schelen. Integendeel,
hij kon me niet lang genoeg zijn. Hoe langer de rij, hoe meer tijd ik
had om naar haar te kijken. Er waren nog meer kassa’s open en bij die
kassa’s was de rij veel minder lang. “Wie denkt dat ik in die kortere
rij ga staan bij die kwakbollen die zichzelf caissière durven te noemen,
die vergist zich flink,” mompelde ik voor mij uit.
Normaal baal ik
enorm als ik lang moet wachten bij de kassa. Vooral als er weer een of
ander fossiel uit een vorige steentijd probeert contant af te rekenen en
muntje voor muntje in de hand van de caissière legt.
Toen er plek op de band vrijkwam, haalde ik mijn boodschappen uit het karretje en legde ik ze op het zwarte rubber.
Het duurde heerlijk lang voor ik aan de beurt was. Ik had alle tijd.
“Wat
is ze ijverig,” moest ik vaststellen. Energiek haalde ze de spullen van
iemand voor mij over de scanner. “Het lijkt wel of ze haast heeft. Als
ze maar niet net pauze heeft nu ík aan de beurt ben.”
Gelukkig was
dat niet het geval. Er zijn dagen dat ik denk dat het leven stiekem tóch
zin heeft. Ik kreeg er nu toch echt een harde plasser van.
Veel te snel was ik aan de beurt.
“Goedenavond,” zei ze en pas toen keek ze me aan. “Ah, daar bent u weer eens.”
“Hallo,” glimlachte ik. “Je hebt het druk, zie ik.”
“Valt wel mee, hoor,” antwoordde ze.
“Kijk ‘s, deze is voor zo meteen.” Ik legde de emballagebon op haar toonbankje.
“Dank u.”
“Ik heb achterop mijn wagentje ook een leeg kratje staan.”
“Een leeg kratje?”
“Ja, anders krijg ik die sixpacks Hoegaarden zo lastig mee naar huis. En de lege flesjes weer terug naar hier.”
“Ach zo.” Ze snuffelde wat op een kaartje naast de kassa en toetste een code in. Op het display verscheen: ‘Emballage: €1,50’.
“Wat moet je wel niet van mij denken?” durfde ik.
“Hoe bedoelt u, meneer?”
“Nou, ik kom hier met een boel bier, steeds.”
“Dat
valt best wel mee, hoor. Ik moet soms invallen in de slijterij
hiernaast. Daar komen sommige klanten zelfs meerdere keren per dag
sterke drank inslaan.”
“Gelukkig heb ik die tijd achter de rug,” flapte ik eruit, terwijl ik mijn boodschappen terug in het karretje deed.
Oeps. Plotseling keek ze me met grote ogen aan.
“Maar mijn dokter zegt dat ik met dit weer veel moet drinken,” was mijn flauwe uitvlucht. “Mag ik pinnen, alsjeblieft?”
“Tuurlijk, gaat uw gang.”
Het
is lastig om tegelijkertijd de juiste pincode in te toetsen én de
lettertjes op het kaartje dat op haar borst zat gespeld te ontcijferen.
Ik wist natuurlijk allang wat er op het kaartje stond. Haar naam, haar
prachtige naam: Dominique. Wonder boven wonder lukte het me ook nog om
de vier cijfers in de goede volgorde in te drukken.
“Ben je moe?” vroeg ik plotseling.
“Hoezo?” was haar reactie.
“Nou, zomaar,” zei ik zachtjes. “Je kijkt wat vermoeid uit je ogen.”
“Het is druk geweest sinds vanmorgen vroeg . En ik heb nog geen pauze gehad vanaf één uur.”
“En het is al bijna zeven uur! Je hebt het maar zwaar, hoor.”
“Het valt wel mee. Kijk eens, hier is uw bonnetje. Een fijne avond verder.”
“Heel veel sterkte, hè.” Ik keek haar nog eens aan.
Zij keek mij aan. Ik knipoogde. Ze lachte.
“Hoi,” lachte ik terug. “Tot kijk.”
“Dag hoor,” bloosde ze.
Ze ging alweer verder met haar werk. Een oude dame had koekjes en advocaat op de band gelegd.
Terwijl
ik mijn karretje voortduwde in de richting van de uitgang, bleef ik
naar het mooie kassameisje kijken. Ze stond nu rechtop achter de kassa
de boodschappen van de dame achter mij in een tas te doen. De grote
deuren schoven open voor de mevrouw die vóór mij de winkel verliet. Ik
bleef nog héél even staren. Dominique bevond zich recht achter mij en ik
liep langzaam van haar weg, met mijn hoofd bijna helemaal omgedraaid.
Wat ik daarom niet zag, was dat de schuifdeuren alweer waren dicht
gegaan. De sensor had mij niet meer in de gaten. Toen keek ik weer vóór
mij en was ik in de veronderstelling dat de deuren open stonden. Ik gaf
de kar een flinke duw vooruit.
“KLENG!” Het metaal van het
winkelwagentje zorgde voor een luide klap op de ruit, waar onmiddellijk
een lange barst in kwam. En nog één en nog één. Voor ik het goed en wel
doorhad, was een groot deel van het glas uit de schuifdeur in stukken
naar beneden gekletterd.
Wég was mijn harde plasser.
Apeldoorn, augustus 2008