Mongolen zijn geweldig!
Weekend! Daar kijken we naar uit. Tenminste, ik wel. Niet dat werken zo erg is, maar ik kan mij leukere dingen in het leven voorstellen. Weekend, bijvoorbeeld.
Het was enige weken geleden en zowaar, we hadden mooi weer op zaterdag! Ik had eerst samen met mijn vrouwlief lekker ‘uitgeslapen’ (nudge-nudge, wink-wink – over leukere dingen in het leven dan werken gesproken). Vervolgens had ik uitgebreid onder de douche gestaan, verse kleren aangetrokken en nu liep ik met een kop koffie en de zaterdagkranten de tuin in.
De boom achter in de tuin stond in volle bloei en de vogels zongen een vrolijk lied. Het zonnetje scheen al hoog aan de hemel, maar het zou nog zeker een uurtje duren voordat de schaduw van mijn terrasje zou zijn verdwenen. Ik liet de keukendeur open staan en rustige bossa nova muziek klonk zachtjes uit de deuropening. Heerlijk! Ik zette al mijn spulletjes op de kunststof tafel en ging zitten in de tuinstoel. Langzaam slurpte ik wat koffie. Op het moment dat ik mijn voeten op het krukje legde en de eerste krant wilde openslaan, klonk in de verte getoeter. Kan gebeuren.
Ik wierp een blik op het nieuws van deze zonnige zaterdagmorgen. De gebruikelijke ellende in komkommertijd, eigenlijk. Zwaarte in de zorg, boodschappen die duurder worden, een hond achtergelaten in een bloedhete auto, een bejaard lijk dat maandenlang in een woning ligt, een nieuwe ontdekking in de hersenen van homoseksuele paarden; weet ik veel wat voor onzin het allemaal was. Maar wat was dat? Het leek wel of het getoeter van ver weg steeds dichterbij kwam! Het hield maar niet op! “Wie gaat er nu op een rustige zaterdagmorgen als een achterlijke zitten toeteren?” mopperde ik bijna hardop. Het klonk ondertussen als het geluid van tientallen vrachtwagenchauffeurs die massaal op de claxon drukten.
“Zijn ze nou helemaal gk geworden?” riep ik uit.
“O, is het weer zover?” vroeg vrouwlief, die ook naar buiten was gekomen.
“Hoe bedoel je: weer zover?” was mijn wedervraag.
“Truckersdag.”
“Ooooooh!” begon ik plots te jubelen. “De jaarlijkse feestdag voor mensen die minder bedeeld zijn in hersencapaciteit.”
“Je klinkt alsof je er ook zin in begint te krijgen,” grapte vrouwlief.
Gelukkig voor haar ben ik nogal tegen huiselijk geweld.
“Ik ben oprecht blij voor die mongooltjes,” zei ik, nu doodkalm.
Vrouwlief trok haar wenkbrauwen omhoog.
“Hoog tijd dat iemand eens iets doet aan het negatieve beeld dat bestaat over mensen met het syndroom van Down,” ging ik verder. “Mongolen zijn geweldig!”
“Nu niet overdrijven, hoor.”
“Bofkonten zijn het wel,” ging ik verder. “Zij hebben het eenentwintigste chromosoom wel drie keer, en wij maar twee!”
Vrouwlief begon zichtbaar af te haken, maar ik had dat niet goed in de gaten.
“Zeg nu zelf,” werd ik steeds enthousiaster, “wie wordt er nu niet vertederd door die amandelvormige, ietwat scheefstaande ogen, die atypische gelaatsvorm en dat vlakke achterhoofd?”
“Je hebt je er aardig in verdiept, lijkt het wel.”
“En waarom ook niet? Mongolen verdienen de aandacht van een ieder. Die doctor John Langdon Haydon Down had dat in 1866 al goed in de gaten, toen hij voor het eerst het klinisch beeld van deze mensen beschreef. Mongolen zijn grandioos! Met die leuke slappe, groot lijkende tong en die open mond. Dat vaak ontbrekende kootje van de ringvinger, de kleine gedrongen gestalte en het prachtige, sluik vallende varkenspeenhaar. Het zijn echte knuffelbeertjes. Z schattig!”
Vrouwlief keek hoofdschuddend een andere kant op.
“Nog ’s wat,” – ik was niet meer te stoppen – “hoe heerlijk eigenwijs zijn die tiepjes? Wat dat betreft zijn ze net zo onweerstaanbaar als een teckel! En alles wat ze zeggen is k zo heerlijk zwakzinnig! Het woord zegt het al: zwak, maar zinnig!”
“Waar haal je dat nou weer vandaan?”
“Eigen ervaring! Je weet dat ik jarenlang met die stinkende streekbus naar het werk moest, hè? Nou, als ik geluk had, stapte er halverwege zo’n gezellige mongool in. En dan baalde ik als er al iemand naast mij zat, hoor. Want als die knul bij je in de buurt zat, had je een hoop aanspraak. Met een beetje geluk begon hij liedjes van Bassie en Adriaan voor je te zingen. Echt reuze aandoenlijk! En dan geeft het helemaal niet dat hij wat sputum op je kleding morst!”
“Pardon? Wat klets je nu?”
“Sputum morsen. Dat klinkt wat vriendelijker dan dat hij de boel onderkwijlt.”
“Ach zo, ja.”
“Die lieverds praten er zelf nooit omheen, hoor. Ze zeggen gewoon waar het op staat.”
Tegenover mij klonk een diepe zucht.
“En ik sta hier niet alleen in, hè? Zelfs popmuzikanten hebben lovend over deze schatjes gezongen. De rockband Status Quo besteedde ooit een heel nummer aan deze innemende persoonlijkheden. ‘Down down’, heet het.” Ik zong het even voor, compleet met mijn benen wijd en met headbangen. Dat ziet er tegenwoordig trouwens helemaal te gek uit, als ik headbang. Met dat lange grijze haar van mij.
“Ja ja, nou weet ik het wel,” zei vrouwlief verveeld.
Nog geen half uur later zat ik op de fiets, op weg om boodschappen te gaan halen. De echt lekkere dingen koop ik bij de Turkse winkel, maar daarvoor moet ik een klein eindje verder naar de wijk Apeldoorn Zuid. Het getoeter klonk nog altijd. Ik stak het kanaal over via een bruggetje en kwam uit bij de Kayersdijk, een nogal drukke weg in mijn woonplaats. Potjandikkie, het was echt druk. Overal stonden mensen langs de weg die ik moest oversteken. Het getoeter was inmiddels oorverdovend geworden. En ja hoor, daar kwamen ze. De stoet met vrachtwagens kwam luid claxonnerend voorbij. Achter de voorruiten zaten de vrolijke dikkerdjes te zwaaien dat het een lieve lust was. Op de hoek van de straat stonden mannen in fel oranje hesjes het verkeer te regelen. Ik kreeg geen enkele kans om even snel over te steken.
“Hoe lang is die stoet eigenlijk?” vroeg ik zo’n verkeersregelaar.
“Heel lang,” zei hij. “Heeft u even?”
“Ik heb een heel weekeinde,” zei ik.
Uiteindelijk moest ik dik twintig minuten wachten voordat alle mongolen voorbij waren.
Tot laat in de middag klonk het geluid van vrachtwagentoeters over het anders zo saaie Apeldoorn. Wat een schitterend feest! En dat allemaal dankzij het eenentwintigste chromosoom!
–
Apeldoorn, september 2008