Viezigheid in het paradijs
Ramona zat gekke bekken naar me te trekken. Dat zou ze eigenlijk niet moeten doen, want het was een smet op haar prille schoonheid. Haar lange blonde haar hing los langs haar wangen op haar schouders. Haar grote ogen keken me aan. Ze nam een slok cola en zette haar glas op tafel neer. Ik glimlachte naar haar. Opeens deed ze haar mond wijd open en liet ze een luid scheurende boer. Ik schrok me te pletter en deed wat er in me opkwam. Ik zong de wereldhit ‘Ramona’.
Ze moest lachen en liet nogmaals een luide boer. Ik keek om me heen. Alle ogen waren op ons gericht. Ik moest iets doen. Een statement maken. Snel nam ik een slok van mijn bubbeltjeswater. Even haalde ik diep adem en toen was ook ik klaar voor een harde boer. ‘Ramona’, zong ik nogmaals. Dat liet zij zich niet zeggen. Gretig bracht ze haar glas aan haar mond en niet veel later werd de ruimte gevuld met haar geboer. Toen was ik weer aan de beurt. Over en weer ging het. Mensen om ons heen in het restaurant begonnen te morren. Dit kón niet, mócht niet! Maar wij deden het. Minuten lang duurde ons boerduel. Toen waren onze glazen leeg. Nog één slotakkoord klonk uit onze monden. Samen zongen we ‘Ramona’. Toen stonden we op en lieten we de omstanders achter in totale verbijstering.
Boven het water was het lang niet zo warm als erin. Bibberend stond ik aan de rand van het grote bassin, mijn blik onophoudelijk gericht op de groep kinderen die erin lag. Klopte het wat ik zag?
De vreemde jongens hadden mij in de gaten. Ze keken schielijk naar mij en ik keek doordringend recht in hun ogen terug. “Dit zijn de kinderen voor wie ík deze week verantwoordelijk ben. Daar blijven jullie dus van af.”
Eerder die middag had ik de twee meisjes al even bij mij geroepen. “Romana en Ramona, luister eens even. Ik heb gezien dat jullie contact hebben gemaakt met die paar jongens. Ook heb ik gezien dat zij hun handjes erg los hebben zitten. Ze zitten aan jullie. Als het te ver gaat, hoor ik dat graag, zodat we kunnen ingrijpen.”
“We vinden het nog niet zo erg,” zei Ramona.
“En anders bekken we wel van ons af,” vulde Romana aan.
Ze doken weer in het water. Niet veel later gingen ze de waterglijbaan op. Een grote knul liep vlak achter ze op de trap. Ik zag het duidelijk. Hij deed of hij de trapleuning pakte, maar streek uitgebreid over het achterwerk van Ramona. Die keek achterom en sprong sneller de trap op. De jongen rende er achteraan. Bovenaan de trap kon ik ze niet goed meer zien, maar wel viel me op dat de jongen supersnel achter de twee meisjes aan de glijbaan af gleed.
Je moet maar durven. Met vijftig kinderen op vakantie. Ik was al jaren onderdeel van de stichting die ieder jaar een vakantieweek organiseerde voor kinderen die zelf niet op vakantie gingen. We kregen vaak kinderen mee van wie de ouders gescheiden waren of uit bijstandsgezinnen. Soms gingen er ook kinderen met opvoedings- of gedragsproblemen mee. We waren bekend in Apeldoorn om ons goede werk. Sinds enkele jaren hadden we ook een groepje tieners bij ons. Ramona en Romana hoorden daarbij. Ze waren allebei veertien jaar.
Op de laatste dag trakteerden we de kinderen op een bezoek aan een zwemparadijs. Altijd leuk.
De groep kinderen draaide in het wildwatergedeelte rondje na rondje. Er waren jongens en meisjes van allerlei leeftijden. Mijn twee grote meiden zaten er ook tussen. En een stuk of wat van die vreemde knullen van zestien, zeventien jaar. De stroming verdween even achter een muurtje.
Ik hoorde gegil. Toen kwam de grote autoband met Romana en Ramona erop weer tevoorschijn. Ik liep naar de andere kant van het bad. De kluit kids had een rondje gedreven en was opnieuw achter het muurtje. Nu kon ik zien wat er gebeurde. Jongenshanden op meisjesbillen en borsten. Ik wist genoeg.
Een collegaleider kwam naar mij toe: “Volgens mij gaat het niet lekker.”
“Het gaat heel geraffineerd,” zei ik. “Heb jij het ook gezien?”
“Nee, dat niet. Maar volgens mij zitten er handen op plaatsen waar ze niet moeten zijn.”
“Kom,” zei ik. “Het is onze verantwoordelijkheid. Ik ga er werk van maken.”
Ik liep naar de badmeester. Hij was een grote forse kerel met lang haar en een baard.
“Klachten?” vroeg hij toen ik kwam aanlopen. “Vergis ik mij of worden jullie meisjes lastig gevallen?” Ook hij had het dus gezien.
“Volgens mij wel.”
“Wijs eens wat jongens aan. Het wordt tijd dat ze worden aangepakt.”
Ik liep met hem langs de verschillende baden en vond de jongens van de wildwaterbaan in een bubbelbad. Ik draaide mijn rug naar het bad toe en zei tegen de badmeester: “Die twee jongens met die blauwe en groene zwembroek aan. Die zaten er zéker bij.”
“Die. Die zijn bekend. Het probleem is, dat de meisjes ze aan moeten wijzen.”
“Ik ga met ze praten.”
Onze groep was zich aan het aankleden. Ik trof de meiden in de gezamenlijke kleedkamer. “Kom eens mee,” zei ik.
Geschrokken kwamen ze achter me aan.
“Meiden, dit gaat over een serieuze zaak,” begon ik. “Ik heb heel duidelijk gezien dat de jongens aan jullie zaten. Ze hebben aan jullie borsten en billen gezeten. De badmeester wil er werk van maken, maar alleen als jullie zeggen dat het niet gewenst was. Begrijpen jullie dat?”
Ze knikten.
“Vonden jullie het vervelend dat ze aan jullie lichaam zaten?”
Ze knikten.
“Dan gaan wij nu met z’n drieën naar de badmeester.”
Ze liepen met me mee. Ze rilden en aan de blik in hun ogen kon ik zien dat het niet van de kou was.
“Ik vind het heel moedig van jullie dat je gekomen bent,” zei de badmeester. “Het wordt tijd dat meisjes eens heel duidelijk maken dat je er niet van gediend bent dat iedereen zomaar aan je zit. We gaan nu even rondlopen. Als je één of meer van de jongens ziet, wijs ze dan maar aan. Ik en jullie begeleider blijven bij je.”
Hij wees op mij. Ik knikte de meisjes bemoedigend toe.
We liepen even rond. Bij het bubbelbad zei Ramona: “Die jongen in die blauwe zwembroek.”
“En die met die groene zwembroek,” zei Romana.
De badmeester liep naar het bubbelbad en haalde de twee jongens eruit. “Komen jullie even mee naar kantoor.” De twee meisjes en ik bleven achter. Een badjuf kwam naar ons toe. Ook zij zei dat het moedig was van de meisjes. Romana en Ramona hadden de tranen in hun ogen. Ik bracht ze naar de kleedkamer. Bij de douches stond de badmeester met de twee jongens. Ramona werd opeens spierwit. “Bas,” fluisterde ze. “Daar staat er nog één.”
Ik wees de badmeester op de knul die op de trap uitgebreid aan Ramona’s achterwerk had gezeten.
“Jongeman,” zei de badmeester, “kom jij ook maar even mee.”
“Is de kous hiermee af?” vroeg ik.
“De meisjes kunnen gaan. Maar het is beter als u even meekomt naar kantoor. Het gaat erom dat we mensen hebben die duidelijk kunnen zeggen: ik heb dit en dat gezien.”
Ik nam mijn handdoek mee en even later zat ik druipend in een klein kantoortje aan een tafel met de badmeester, de badjuf, een man van de bewaking, drie jongens en een begeleider van de jongens. De knapen bleken uit een woonvorm voor jongeren te komen. De begeleider was hun begeleider. De jongens ontkenden alles. De badmeester vroeg wat ik had gezien.
“Ik heb gezien dat deze jongeman zijn hand legde op het achterwerk van het meisje voor wie ik deze week verantwoordelijk ben.”
“En jullie?” vroeg de badjuf. “Waar zijn jullie aangekomen?”
“Aan haar tieten en haar kont,” gaf één van de knullen toe.
“Ik ook,” zei de derde.
“Dat is dan duidelijk,” zei de badmeester. “Nu is het de vraag wat deze meneer ermee wil.” Hij wees op mij.
“Welke mogelijkheden zijn er?” vroeg ik. “Wij nemen deze zaak zeer ernstig op. We zijn een week op vakantie. Ouders hebben hun kind in vol vertrouwen met ons meegegeven.”
De badmeester nam mij even apart. “Er zijn twee mogelijkheden. Of we maken er een politiezaak van, maar dat is vaak een erg langdurige slepende kwestie. Of we geven ze een waarschuwing. Dan mogen ze drie maanden niet in ons bad komen en krijgen hun ouders een brief thuisgestuurd.”
“Nogmaals: wij zien dit als een ernstige zaak,” zei ik, toen we weer bij de jongens zaten. “Echter, wij zijn een kleine stichting en hebben weinig tijd om hier een politiezaak van te maken.”
“Horen jullie dit?” zei de badmeester tegen de jongens. “Deze keer komen jullie er nog goed van af, maar de volgende keer ben je echt de lul.”
Er werden namen en adressen genoteerd en handtekeningen gezet. Ik kreeg kopieën van brieven mee.
“Is deze zaak hiermee voor u voldoende afgehandeld?” vroeg de badmeester.
“Voor onze stichting wel,” zei ik, “maar als het aan mij persoonlijk had gelegen, had ik er wél een politiezaak van gemaakt.”
“Gelooft u mij,” zei een van de jongens, “ik zal iets dergelijks nooit meer doen.”
“Het is dat deze meneer en deze meisjes een klacht indienden,” zei de badmeester, “en dat zouden veel meer mensen moeten doen. Dit soort zaken kan écht niet in een zwembad en jullie zouden beter moeten weten.”
Ik ging naar de kleedhokjes, kleedde mij om en liep naar de kantine. Onderweg passeerde ik de groep jongens. Ik keurde ze geen blik waardig en ging aan tafel zitten bij de patat etende meisjes.
Ze zagen mij en de jongens en trilden van angst en spanning. “Je vertelt dit toch niet aan onze moeders, hè?”
“Meiden, ik ben deze week verantwoordelijk voor jullie. Ik moet jullie ouders op de hoogte brengen. Maar wees niet bang. Jullie hebben gedaan wat je kon doen en ik zal een goed woordje voor jullie doen. Ik ben heel trots op jullie.”
Thuisgekomen liep ik met de twee meisjes mee naar de moeders en vertelde het verhaal. Romana en Ramona keken me dankbaar aan.
“Jullie dochters treft geen enkele blaam,” zei ik. “Het begon allemaal leuk, maar die knullen dachten dat ze wel verder konden gaan. We hebben bijtijds ingegrepen.”
“Mooi werk, hoor,” zeiden de moeders.
“Het zijn ook gewoon twee leuke meiden.”
De twee moeders zoenden me om mijn goede zorgen. Ik had liever een boerduel gehad.
Apeldoorn, 2000 en juli 2009