Ik kan mij niet goed herinneren of ik dit ooit al wel eens verteld heb,
dus doe ik het voor de zekerheid: ik heb een nieuwe werkplek. De nieuwe
bazin is streng, doch rechtvaardig. We kunnen goed samenwerken. Er is
een fijne klik tussen ons tweetjes. Ze is zakelijk, maar ze heeft ook
aandacht voor persoonlijke omstandigheden. Vrouwlief is momenteel ziek;
zonder problemen zei de bazin dat ik wat later kon beginnen en wat
eerder naar huis mocht om bij haar te zijn en voor haar te zorgen.
Gelukkig
kon Vrouwlief al vrij snel weer bijna alles doen, hoor. Maar toch
maakte ik van de gelegenheid gebruik om voor haar klaar te staan. Ik
deed veel huishoudelijke taken en kookte iedere dag. Niets ‘wie het
eerste thuis is, die kookt’. De pot op met die malle huisregels!
Wie kookt, heeft boodschappen nodig. Zoals iedereen ondertussen wel weet, doe ik die graag.
Eigenlijk
had ik helemaal niet zoveel nodig. Ik had vanmorgen al boodschappen
gedaan. Gedurende de dag kwam ik erachter dat ik wat vergeten was:
crackers voor Vrouwlief en schoolkoeken voor de Zoon. Er stonden nog
drie kratjes Dommelsch in de schuur, dus was het helemaal niet nodig om
er nóg eentje te halen. Voor twee boodschapjes ging ik geen karretje
gebruiken. Nee, deze keer pakte ik zo’n knalgeel mandje bij de ingang.
Poeh,
het was druk in de winkel. Zou iedereen iets vergeten zijn? Je weet het
nooit. Ik maakte mijn rondje snel: de crackers en de schoolkoeken staan
dicht bij elkaar. Zodoende kon ik ook vlot naar de kassa om af te
rekenen. Nou ja, eigenlijk is dat afrekenen maar bijzaak. Ik sta eerlijk
gezegd liever in de rij om naar de caissière te kijken. Welke rij zou
ik vandaag eens kiezen? Denise en Jannie hadden dienst en …
Hé,
wat was dat nu? Een nieuw kassameisje! En wat was ze leuk om naar te
kijken! Dit werd dus de rij! Ik probeerde van een afstand het naambordje
op haar uniformblouse te lezen. Mijn ogen kneep ik tot spleetjes om
scherp te stellen. Het lukte niet. Ik stond nog te ver weg. Er waren wel
vier klanten vóór mij. Of ik had een bril nodig.
Het nieuwe
kassameisje had prachtig steil donkerblond haar. Verlegen keek ze uit
haar blauwe ogen. Rustig liet ze de artikelen over de scanner glijden.
Af en toe keek ze even naar de klant die ze hielp. Nog vier klanten en
dan zou ze naar mij kijken. Dan kon ik een gesprekje met haar aanknopen!
Dit
meisje was mooi en leuk en zo, maar eigenlijk wilde ik veel liever
geholpen worden door Ashlyn. Terwijl ik in de rij stond te wachten,
dwaalden mijn gedachten af.
Ik was laatst op een verjaardag. Daar
zat ook een goede vriendin van ons. Zij heeft een dochter die ook hier
in de supermarkt werkt en die ook op deze verjaardag zat. Leuke meid,
maar ik ga niet flirten met het kind van een goede vriendin.
“Jij
schrijft toch veel over onze supermarkt?” vroeg de vriendin. De oren van
de dochter gingen onmiddellijk mijn kant op. “Weet je wie daar ook
werkt?” Ik wist het niet. “Dat meisje dat op ‘De bijenboel’, de school
van onze kinderen, zat. Hoe heet ze ook weer? Ashlyn!”
“Ooohhhhh! Ashlyn!” riep ik uit. “Dat is de leukste van de hele supermarkt!” Oeps.
De complete verjaardag was stil gevallen. Iedereen keek mij aan. “Een fijne avond nog, allemaal,” zei ik en stond op.
“Piep,”
zei de scanner. Wat liet ze hem toch lief piepen! Dit was werkelijk een
leuk nieuw kassameisje. Oh, er ging iets fout. Ze kreeg een rood
hoofdje. Nerveus keek ze om zich heen. Zou ik haar kunnen helpen? Nee.
Daar kwam de strenge hoofdcaissière al aan.
“Mag ik het pasje?”
vroeg het nieuwe kassameisje zachtjes. De hoofdcaissière ging achter
haar staan, graaide in de grote zak van haar uniformblouse en haalde een
pasje tevoorschijn. Dat hield ze voor de scanner. Er klonk weer een
piepje. Wat een venijnig en lelijk piepje was dit, zeg. Toen toetste ze
iets in en liep weer weg.
Het rode hoofdje klaarde weer op. Geconcentreerd werkte ze verder. Nog drie klanten! Wat zou ik haar eens zeggen?
Ik
moest plots denken aan een week geleden. Met een kratje Dommelsch
achterop fietste ik over straat naar huis. Hé, wie kwam mij daar
tegemoet rijden? Het was Ashlyn. Ze bereed een wat afgetrapte
sportfiets. Onder haar dikke winterjas droeg ze een knalblauwe broek en
felgele gympies. Haar mooie haren hingen wild voor haar gezicht. Ze was
vast onderweg naar haar werk in de supermarkt. Wat ik hoopte, gebeurde.
Ze zag mij! En wat deed ze? Ja! Ze zei: “Hallo!” en lachte me toe!
Voor
ik de kans had om terug te lachen, was ik haar al voorbij. Wat nu?
Omdraaien en achter haar aan scheuren? Zie je het voor je? Ze zag me
aankomen. Nee, voortaan zal ik voortdurend opletten of ik haar zie. En
áls ik haar dan zie, zal ik zwaaien.
Het nieuwe kassameisje had weer een klant geholpen. Er stonden nog twee mensen voor mij in de rij.
Van mij mocht het best nog even duren. Het uitzicht was tenslotte prima.
Ze
leek me wel een heel net meisje. Zo kaarsrechtop als ze zat, zo
fijntjes als haar beweginkjes waren. Een popje. Zo’n meisje dat je ervan
verdenkt dat ze nooit naar de pot gaat om te poepen. Plassen, ja dat
zou ze zeker wel doen. Plassende meisjes zijn lief. Dit meisje was ook
lief, dat zag je zo. Aan de andere kant deed ze me ook wel een beetje
denken aan de prinses op de erwt. Een mooi kind, maar wel erg verwend.
Zoals ze zat, zo had ze inderdaad ook wel iets statigs, iets
koninklijks. Sierlijk, bijna plechtig overhandigde ze de kassabon aan de
meneer twee plekken voor mij.
Zou ik durven te vragen of ze nieuw was? En hoe of ze haar werkzaamheden vond?
Gisteren was een leuke dag. Toen deed ik ook boodschappen hier in de supermarkt en was Ashlyn in dienst. Als Ashlyn dienst heeft, dan hoef ik niet na te denken in welke rij ik ga staan. Er was iets bijzonders aan haar, al kon ik niet goed zeggen wat het was. Of wacht, ze had haar haren geverfd. Kastanjebruin. Mooi, hoor. De rest van haar was ook nog altijd even schitterend als anders.
“Hallo,” herkende ze me vrolijk, toen ik aan de beurt was.
“Hoi,” knipoogde ik. Ze lachte verlegen. “Ik heb een kratje Dommelsch achterop het karretje staan.”
“Bent u de vader van Iris?” vroeg ze opeens.
“Nee,” antwoordde ik. “Ik ben de vader van Luc. Die is nu zeventien. Hij heeft op basisschool ‘De bijenboel’ gezeten. Daar zat jij toch ook?”
Ashlyn knikte. “Maar ik ben nu achttien.”
Mooi. Wist ik dat ook weer. Ik ben maar zesentwintig jaar ouder dan zij! Wat is het probleem helemaal?
De
mevrouw voor mij was aan de beurt. Ik deed een stapje dichterbij. Ja!
Nu kon ik het naambordje op haar uniformblouse lezen! Mirabella, zo
heette dit prinsesje. Terwijl ze de mevrouw voor mij hielp, sloeg ze
plots haar ogen naar mij op. Ze bekeek me op een manier die zei: “Daar
heb je hem. Mijn collega’s hadden me al voor hem gewaarschuwd. Toch ziet
hij er lief, wild en aantrekkelijk uit.” Ze glimlachte. Ik knipoogde.
De
mevrouw voor mij had een heleboel boodschappen. Er was nog geen plaats
op de band voor mijn twee dingetjes, zó vol zat haar kar. Ik vond het
niet erg. Zo kon ik fijn blijven kijken naar het nieuwe kassameisje
Mirabella. Wat een sprookjesnaam. Straks mocht ik met haar praten!
“Meneer,”
zei plots een stem. Ik keek. Het was de strenge hoofdcaissière.
“Meneer, komt u maar hier. U heeft maar twee dingen. U mag bij mij bij
de klantenservice afrekenen.”
Kut, dat had ik weer. Ik moest me langs
de mevrouw voor mij tussen de kassa’s door wrikken om naar de
klantenservice te kunnen. Het kassameisje keek me aan. Ze lachte weer.
Ik haalde mijn schouders op.
“Dag Mirabella,” zei ik zonder geluid. “Het was leuk om van je glimlach te kunnen genieten. Alleen veel te kort.”
Bij
de klantenservice stond óók een rij van jewelste. En de strenge
hoofdcaissière. Volgende keer toch maar weer een kratje Dommelsch halen
met een winkelwagentje.
Apeldoorn, maart 2010
Hier lees je ‘m op FOK!.