Ik moet u vertellen
Ik moet u vertellen van Billy. Billy is mijn vriend. In het echt heet hij helemaal niet Billy; in het echt heet hij Tim. Toch noem ik hem hier om redenen die iets met privacy en verlegenheid te maken hebben: Billy.
Ik moet u vertellen van Billy. Billy is mijn vriend. In het echt heet hij helemaal niet Billy; in het echt heet hij Tim. Toch noem ik hem hier om redenen die iets met privacy en verlegenheid te maken hebben: Billy.
Ik ontmoette Billy toen hij een jaar of zeventien was. Dat kwam zo. Het was in het jaar 1999 en ik was betrokken bij een bandje. Niet dat ik een instrument bespeel of kan zingen. Nee, als ze optraden, dan hielp ik mee met sjouwen en het drumstel in elkaar zetten. In de pauzes verkocht ik de cd’s en de T-shirts. Het bandje is een leuk bandje. Dat komt omdat ze de muziek van Frank Zappa spelen en ik ben tamelijk gek van de muziek van Frank Zappa. Mijn fascinatie voor rubber kippen komt ook niet uit de lucht vallen.
Het concert vond plaats ergens in een café in Delft. Het was niet heel druk bezocht. Wat wil je ook? Niet iedereen is zo lijp van Frank Zappa als de bandleden en ik. Ik stond in het publiek voor het podium. Naar de band kijken deed ik niet, hoe lekker de muziek ook klonk. Naast mij stond een jochie van van een jaar of zeventien en wat hij deed, vond ik veel interessanter. Hij kende alle instrumentale passages en zong alle teksten luidkeels mee. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Toen het optreden was afgelopen, zag ik hem niet meer.
Anderhalf jaar later was ik met enkele bandleden en andere lui uit Apeldoornse kroegen mee naar een festival in Noord-Oost Duitsland. Daar werd een heus Zappa-festival gehouden. Twee avonden lang muziek van de grote meester, gespeeld door bandjes uit Europa. We zaten aan de vooravond op de festivalcamping te barbecuen en plots kwam daar tussen de tenten en caravans een knulletje aangelopen. Hij begroette de bandleden luidkeels. Ik herkende hem gelijk van het concert anderhalf jaar ervoor in Delft.
Hij zei iets over mijn Yes-shirt en stelde zich voor: ‘Ik heet Billy.’ Hij was de discjockey; in de pauzes tussen de bandjes draaide hij de muziek. Dé muziek!
Dat weekend werd onvergetelijk. Wat konden we het goed met elkaar vinden en wat hebben we gelachen. Dat er zeventien jaar leeftijdsverschil was, dat maakte helemaal niets uit. Humor, muziek en vriendschap doorbreken alle grenzen. Na twee hilarische nachten met goede muziek, heel veel wodka en nog veel meer geouwehoer was het voorbij. Stom, ik had geen contactgegevens gevraagd. Hij ook niet.
Weer bijna een jaar later. Het bandje uit Apeldoorn speelde drie avonden achtereen in een plaatselijke kroeg om cd-opnames te maken. Ik hielp weer mee.
‘Weten jullie hoe ik Billy kan bereiken?’ vroeg ik.
‘Billy? Die komt vanavond.’
Een half uur later sloot ik hem in mijn armen.
‘Is er hier ’s nachts iets te doen op het station van Apeldoorn?’ vroeg hij. ‘Want ik ga geheid mijn laatste trein missen.’
‘Jij slaapt niet op het station,’ was mijn antwoord.
Billy kwam sindsdien eens in de zoveel tijd in ons huis logeren. Dan propten we hem vol met vitaminen uit ons biologische groentepakket en zoop hij mijn kratjes bier leeg. Uren praatten we over muziek en politiek en vrouwen en wat dan ook. Daarnaast lagen we ook voortdurend dubbel van het lachen.
Sommige anekdotes zijn inmiddels legendarisch. Sommige anekdotes heb ik vast al vaker verteld. Zoals die keer dat we met z’n tweetjes in de rij van een Duitse supermarkt stonden en in het Nederlands tegen het kassameisje zeiden: ‘Ja meisje, nu kun jij wel zo lief naar ons lachen, maar wij zijn het nog niet vergeten, hoor.’ De meeste grappen en grollen haalden we inderdaad uit in Duitsland, want tijdens dat festival ontmoetten we elkaar ieder jaar. Sterker nog: we reisden samen per trein of reden mee in de auto van een ander. Dagenlang spraken we in Zappa-citaten. Billy maakte zich bij veel festivalgangers onsterfelijk door rond te vertellen dat hij Billy Cohen heette en van Joodse afkomst was, door andere festivalgangers wijs te maken dat Nina Hagen niet zou komen optreden wegens kanker of door mijn rubber kip op spetterende wijze te misbruiken. Hij goot ‘r vol met bier en spoot de inhoud over zichzelf en de omstanders heen. Ja, bier en Billy: ze waren onafscheidelijk. Slechts eenmaal was er geen bier meer; het was laat aan het eind van een festivalavond. Bij de uitgang van het terrein vond Billy een volle literfles Apfelsaft, die door iemand was achtergelaten. De security stond niet toe dat er zelf meegebrachte drank het terrein op kwam. Billy opende de fles en zette hem aan de mond. Zowaar, hij werd er ladderzat van. Of er ook daadwerkelijk appelsap in de fles zat, zal nooit duidelijk worden. Volgens mij had iemand hoge nood gehad en in de fles gepiest.
‘Liefs, je verloren zoon,’ schreef hij doorgaans onderaan een verjaardagskaart of tikte hij in aan het eind van een veel te kort mailtje. Kennelijk voelde het zo voor hem.
‘Hij heeft het goed bij jullie,’ zei zijn moeder ooit.
We deden niet anders dan we voor iedere andere gast ook zouden doen, zeiden we. Maar voor Billy was het misschien wel anders. Voor mij stiekem ook.
Plots kwam er een moment dat hij wat minder frequent in ons huis aanwezig was. Hij ging studeren, hij startte een eigen bandje, hij moest nog naar zijn ex, hij ging werken. Hij woonde in een koude kamer en had het financieel niet gemakkelijk. Zijn bestaan wankelde; hij ging gebukt onder levensvragen en twijfels en wat al niet meer. Een periode van radiostilte brak aan. We zagen elkaar in Duitsland tijdens het festival en verder nauwelijks.
‘Over twee maanden,’ zei hij steevast, als ik hem vroeg wanneer hij weer eens naar Apeldoorn kwam. Of wanneer zijn boek zou uitkomen. ‘Over twee maanden.’ Of wanneer we gingen repeteren voor onze gezamenlijke voorleestournee. ‘Over twee maanden.’ Of wanneer hij ook weer ging trouwen. ‘Over twee maanden.’
Het was waar. Opeens was er een nieuw iemand aan zijn zijde. Het was Ethell en alles klopte aan haar. Zij paste helemaal honderd procent bij hem en dat doet ze nog steeds. Vanaf het eerste moment dat ik haar zag, wist ik dat het goed zat. Ik mocht op hun trouwdag iets niemendallerigs zeggen en ik haalde vooral alle gouden herinneringen op over Duitsland, appelsap, bier en rubber kippen.
Vandaag de dag spreek ik Billy nog steeds niet zo heel veel. Veel te weinig, naar mijn smaak. Maar ik weet dat het goed met hem gaat en dat het goed is. Hij wordt groot; hij wordt volwassen; hij wordt rustiger. Hij heeft een gave baan ergens in het medialandschap en daar is hij erg druk mee. Hij heeft zijn Ethell en ik zie hoe gelukkig ze zijn. Hij heeft zijn eigen bezigheden en daar past het geneuzel van die ouwe zak uit Apeldoorn niet altijd tussen.
Maar als we elkaar zien, dan gutst de liefde in het rond. Begin juni organiseerde Billy een Zappafestivalletje bij hem in de buurt. Ik ging er graag heen. Tijdens de twee avondjes zagen en spraken we elkaar niet zo heel veel, maar op de weinige momenten dat we oogcontact hadden, begrepen we elkaar onmiddellijk. Zo is het, zo hoort het.
Tijdens hetzelfde festivalletje sprak ik zijn moeder. ‘Ha, dag moeder van Billy,’ begroette ik haar.
‘Hoe gaat het met zijn vader?’ vroeg zij. Ik moest bijna huilen.
Zo heb ik nog veel meer verhalen over hem. Wat een prachtjongen is die Billy. Hij is mijn vriend. Dat moet ik u vertellen.
–
Apeldoorn, juni 2012