Vrijdag 14 februari – Valentijnsdag
Na de koffie loop ik in het zonnetje naar onze huisarts. Met mij is niets aan de hand; ik heb een handtekening nodig voor een document van De Zoon. Buiten is het heerlijk. Ik heb het nodig.
Als ik weer thuis kom, is E aan de telefoon. Ze spreekt de bank en de mogelijkheden voor extra aflossen van de hypotheek. Er kan van alles en ze legt het me uit. Helaas. Ik kan het niet volgen en begrijp er geen fluit van. Dat grijpt me aan. Eerder was ik degene die dit soort zaken uitzocht en regelde; nu kan ik het niet. Pijn, verdriet. Ik snap het niet. Heb moeite met schakelen, de overgang van het een naar het ander intensieve in mijn hoofd. Paar keer diep adem halen. Dan gaat het weer.
Na de lunch fietsen we naar het centrum. We hebben een cadeau nodig voor een jarige. Bij de grote boekhandel koop ik Bonita Avenue door Peter Buwalda. Hem mocht ik ontmoeten anderhalf jaar gelezen, maar ik heb zijn (schijnbaar verpletterende) debuut nooit gelezen. Foei. Nu gaat het ervan komen.
Dan even wat tijd kapot maken. Een drankje in De Graaf? Eentje maar. Niet omdat we weinig tijd hebben, maar omdat de akoestiek vreemd is: alles galmt, waardoor stemmen van normaal volume mijn hoofd binnenkomen als luid geschreeuw.
We fietsen naar herberg Het Oude Loo. Daar heeft De Vrouw een tafeltje gereserveerd. Het is er kalm. Er komt volk binnen, maar door de huiselijke aankleding en de warme uitstraling voelt het vertrouwd. We eten biefstuk met gebakken uien en champignons. Goed voer.
Gaan we daarna nog ergens heen? Ik moet het niet doen; het is niet verstandig. Toch al veel voor vandaag. Buiten regent het stort. Nou ja. We nemen de kortste weg naar huis en zijn redelijk op tijd weer binnen.
Ik heb ‘dode vingers’. Het bloed is eruit weggetrokken en ze zien spierwit. Vroeger had ik er vaak last van in de herfst en winter; de afgelopen tien of vijftien jaar heb ik het niet meer gehad. Het zal te maken hebben met het feit dat ik nogal ben afgevallen. Tot halverwege de dertig woog ik altijd onder de zestig kilo; daarna kwam er nogal wat gewicht bij. Met dank aan de alcohol en vooral bier. In de afgelopen dertien weken ging ik van tweeëntachtig naar zevenenzestig kilo. Tel uit. Ik hoef mijn broeken niet meer open te knopen om ze uit te kunnen trekken. Aan mijn riem kun je zien dat ik steeds andere gaatjes moest gaan gebruiken en eigenlijk moet ik nu gaatjes bijmaken.
Als we opgedroogd zijn, lees ik het boek van Dolf de Vries uit en begin ik in de PROG, die vandaag arriveerde.
‘Zit jij een foto van mij te maken? Je zet hem toch niet op Twitter, hè?’
(Peter Buwalda tegen mij – CODA, Apeldoorn – 23 maart 2012)
–
Donderdag 13 februari
Mijn vader is vandaag tachtig jaar geworden. Van harte gefeliciteerd, pa! Op naar de volgende tachtig.
Zelf fiets ik naar de wijk Zevenhuizen. Op winkelcentrum Anklaar is er markt. Bij de kaasboer haal ik kaas (goh) en bij de groenteboer koop ik mandarijnen (goh). Ik ben ook nog op tijd in het kantoor. Ik spreek met drie mensen en werk nog wat mail af.
Mijn oud-leidinggevende stelt voor dat ik allerlei plannen voor hem ga uitschrijven. Ik vind het geweldig dat hij aan mij denkt. Het is ook dé klus voor mij, maar ik vraag me af of ik het nu al moet doen. Het is allemaal nog zo kwetsbaar en het is juist fijn dat ik mijn twee uren per dag zonder druk kan werken. Maandag zal ik er verder over spreken met mijn nieuwe leidinggevende.
Dan is het alweer elf uur. Op de terugweg koop ik een boek voor mijn vader. Thuis merk ik dat ik goed moe ben. Even rustig aan, dus.
Op FOK! staat vanochtend geen verhaal van mij, maar wel over mij. Van mijn FOK!collega’s moet ik het hebben. Dank jullie wel!
Door de regen fiets ik naar mijn oude vertrouwde wijk Orden. Er is (nog) niemand bij opa. We kunnen een uur lang samen kletsen. Vader heeft altijd goede verhalen die hij graag vertelt en waar ik graag naar luister. Hij is blij met mijn cadeautje. Ook mijn zus is er, met haar zoon, maar ik wil niet al te laat weg.
Inmiddels is het droog. Mijn route gaat langs de grote Turkse supermarkt in Orden. Ik bekijk het assortiment. Dat is goed en uitgebreid, men heeft er bijzondere dingen, maar ik kan ook prima terecht bij de Turkse winkel bij ons in de buurt.
Thuis maak ik eten. Ik kook knolselderij en wortelen en maak daar een soort stamppot van. Die doe ik in de ovenschaal bij de overgebleven gevulde spitskool. Daarnaast bak ik verse worst en prepareer ik een enorme sla.
Na het eten ben ik echt moe. Ik lees weer een flink stuk en ga op de gebruikelijke tijd naar bed.
–
Woensdag 12 februari
Flink slaap ingehaald, denk ik. Het was kennelijk nodig.
Krant, mail, rust. Lezen. Hoofdpijn en snotneus. Vannacht wakker van geworden.
Mijn poging tot salade voor E tussen de middag mislukt. Er moet dijonmosterd in en die heb ik niet. Dan maar wat Engelse, maar die blijkt heel veel te scherp. Resultaat: vies. Heel vies.
’s Middags even naar buiten, de zon in. Paar boodschapjes. Dijonmosterd, bijvoorbeeld.
Ik maak avondeten: de Turkse gehaktschotel, maar die rol ik in spitskoolbladeren. Dan tomatensaus maken, die eroverheen gieten en hopla in de oven. Forse knoflookyoghurt erbij en klaar. Het is weer eens te veel, dus morgen de restanten opwarmen (behalve die knoflookyoghurt, die serveer ik koud, goed?).
Dark Star Safari is uit en daarmee ook mijn collectie Paul Theroux. Toch maar eens gaan kijken in de boekwinkel naar het vervolg op dit intrigerende Afrikaboek. Vanavond begin ik in Nieuw-Zeeland in een rugzak van Dolf de Vries (wie?) en rag hem tot halverwege.
–
Dinsdag 11 februari
Weinig slaap gehad, vannacht. Toch op tijd op. Op naar het werk, weer. Deze keer krijg ik meer gelegenheid om mail te bekijken dan afgelopen donderdag. Het is rustig, het is goed, het voelt ook in orde. Een collega, die zelf al vanaf april ziek is, komt iets voor elven het kantoor binnen stuiven en daarom lukt het me niet om me aan de afgesproken tijd te houden. Het is wel fijn om even bij te praten. Als mijn hoofd écht zeer gaat doen, schop ik hem het kantoor uit en ga ik naar huis, twintig minuten ‘over tijd’.
Thuis: koffie, mail, boterhammen met kaas, lezen.
Luuk bakt shoarma, kookt bonen en maakt sla. Best oké. Ik kijk het journaal een stukje mee en lees verder. Ik word steeds snotteriger.
–
Maandag 10 februari
Goed geslapen, lang ook. Daarom sta ik laat op. De gebeurtenissen en indrukken van gisterenmiddag zitten nog volop in mijn hoofd. Mijn keel voelt rauw. Verkoudheid op komst, misschien zelfs een griepje?
Uiteindelijk is het niet zo’n goede dag. Vreemd, ik zit voortdurend tegen huilen aan.
Peter heeft mij foto’s gestuurd van gisterenmiddag. Zelf heb ik er geen gemaakt. Ik zet ze op de webstek. Dank je, Peter! Dit waardeer ik zeer.
In de middag moet ik echt naar buiten. Ik doe wat boodschapjes. Eerst op de fiets, later ook nog lopend.
Het eten wordt gemakkelijk: ik kook venkel en wortelen en aardappelen. Die doe ik in een ovenschaal en overgiet ik met een mengsel van room, geraspte oude kaas, peper en zout. Na een kwartier gratineren kunnen we aan tafel. Ook heb ik lamsbiefstuk gebakken en een ferme salade ernaast geserveerd. Prima voeding, al zeg ik het zelf.
Om acht uur kijk ik met E mee naar het journaal. Ik maak echt vorderingen. Eerder wilde ik niets van de tv weten. Nog niet echt, eigenlijk. Toch is het goed om het nieuws te zien.
Pas later op de avond kom ik tot rust. Ik lees en voel me prettiger.
–
Zondag 9 februari – Boekpresentatie en voorleesvoorstelling Bas, Willem en ik in Art café Sam Sam
Ik ben om negen uur op. Klaar voor Bas, Willem en ik. De ochtend breng ik in alle rust door. Wat lezen, veel koffie. Ik ben gespannen, merk ik. Voor een optreden heb ik altijd de welbekende spanning, maar deze keer is het meer. Het liefst sluit ik me op in mijn gedachten, maar dat kan niet als je met z’n drieën in een huis woont. Ik doe mijn best ‘normaal’ onderdeel te zijn van dit gezin, maar vraag me af of het lukt.
Om drie uur fietsen we naar Art café Sam Sam. Even later zijn Willem en ook Reinier er, naast allerlei andere mensen die naar ons komen luisteren. Het is redelijk volle bak. Mooi!
Iets na vier uur trapt Reinier af met wat korte stukken en dan presenteert hij ons boek. Het eerste exemplaar overhandigt hij aan Klaas Hofland, die de vormgeving heeft gedaan. ‘Ik ben nog nooit zo mooi opgemaakt,’ zeg ik. Willem blijft voor mij de sterkste in het gezelschap, zowel qua materiaal als qua voordracht. Ik moet voortdurend grinniken, maar word ook geraakt door zijn woorden. Zelf lees ik Het grote geheim van meneer Van Veen en het laatste deel van De Schrijver (8). Het gaat me goed af; volgens mij maak ik indruk op het luisterende publiek. Onze voorstelling duurt een uur. Precies goed. Ik blijf erbij: we vullen elkaar mooi aan in stijl en vorm van materiaal, maar ook in manier van voordracht. Eerdere voorstellingen hadden een pauze halverwege; toen ging het publiek lopen en werd het later, waardoor we aandacht verloren. Nu houden we iedereen in de greep. Krachtig.
Als we klaar zijn, blijven we nog geruime tijd op het podium zitten. Luisteraars komen ons boek kopen en we krijgen veel complimenten. Daar ben ik erg blij mee. Na afloop spelen Lex, Bruno en Hans hun aanstekelijke songs. Normaal gesproken ben ik gek op de muziek en als ze ergens spelen, wil ik erbij zijn. Ik merk nu dat ik het lawaai vind, storend zelfs. Het zegt niets over de muziek en de muzikanten; het zegt alles over dat ik er nog lang niet ben. We ‘vluchten’ naar een rustige plek in het café, voorin bijvoorbeeld. Maar daar praat iedereen luid door elkaar en kan ik een gesprek ook niet volgen. Als de muzikanten zich ook verplaatsen naar voor in het café, gaan we weer naar achteren. Inmiddels ben ik moe, erg moe. Het is half acht en we gaan.
We eten in een grilltent bij het station en zijn om negen uur thuis. Daar praten we aan de keukentafel na. De voorstelling was een succes. Ik ben er trots op dat het zo goed gelukt is en dat het met mij ook goed ging.
Het is half elf als ik naar boven ga om te slapen.
Peter Vroon maakte een filmpje. Je ziet het hier.
Een foto, ook genomen door Peter Vroon:
Dank je, Peter!
Hieronder de tekst van De schrijver (8):
De schrijver bleef staren naar het nog altijd lege beeldscherm. Al meer dan drie kwartier zat hij nu al zo. Het was voor het eerst sinds weken dat hij het apparaat had aangezet. Zeven jaar lang had hij geschreven als een bezetene. Zeven jaar lang iedere week een nieuw verhaal en nog veel meer. Hij was waanzinnig productief geweest. Waar haalde hij het allemaal vandaan? vroeg hij zich wel eens af. Maar de laatste tijd: niets. Helemaal niets. Zijn hoofd voelde zwaar van leegheid.
Er klopte wel meer niet. Vier weken lang kon hij de energie en de aandacht niet opbrengen om ook maar één letter te lezen. Tot op de dag van vandaag had hij geen muziek aan zijn hoofd kunnen verdragen. Geen muziek? Hij? Ondenkbaar. De Vrouw had in de eerste week een lief cadeautje voor hem gekocht: een cd waarvan ze wist dat hij die graag wilde hebben. De schrijver nam het geschenk aan, zei: ‘Snap je dat ik hem even niet kan draaien?’ en barstte toen in snikken uit. De cd ligt nog altijd onbeluisterd naast de speler.
Die huilbuien, daar begon het mee. Zomaar. Op een zaterdagochtend had ik ze opeens en ze hielden niet meer op. Meevaller: tijdens het koken hoefde ik de gerechten niet op smaak te brengen en bij het wegwerken van een stapel strijkgoed bleek onze oude bout plots te fungeren als stoomstrijkijzer.
De huilbuien bleven. Net als de totale desinteresse, de beklemmende angst, het gevoel waardeloos en overbodig te zijn, de gedachten aan mijn moeder en de paniek dat ik net als zij kapot zou gaan aan iets als een beroerte: er was iets helemaal niet goed in mijn hoofd. Ik stond op uit bed en stapte een wereld in die de mijne niet was. Huisartsenpost, eigen dokter, ziekenhuis, neuroloog, met mijn kop in een ct-scanapparaat: lichamelijk bleek er uiteindelijk niets aan de hand.
‘O,’ dacht ik, ‘dus ik ben gewóón gek geworden.’
‘Minimaal drie weken volkomen rust,’ was het dringende advies van de huisarts. ‘Ga leuke dingen doen. Doe net of het vakantie is.’
‘Weet je wat dat kost?’ wilde ik vragen.
‘En ga vooral naar buiten. Ik wil dat je gaat lopen. Maak iedere dag een of meerdere wandelingen.’
‘Leuke dingen doen?’ vroeg ik me hardop af. ‘Dan heb ik een probleem. Want alle dingen die ik leuk vind, vind ik op dit moment helemaal niet leuk.’
‘Je zult er over een tijdje vast mooi over kunnen schrijven,’ wist De Vrouw.
Ik wist wel beter.
‘En ik wil je iedere week even zien,’ zei de dokter.
Ik trok mijn jas weer aan, stond op en liep naar de deur.
‘Maar wat heeft hij nu eigenlijk?’ vroeg De Vrouw.
‘Zwaar overspannen. Totale burn-out.’
Ik draaide me om en zei: ‘Dat kan niet.’
Dat lopen ben ik gaan doen en het leverde wel degelijk wat op. Niet alleen bracht het rust in mijn hoofd; ook deed ik kennis op die ik normaal nooit zou hebben opgedaan. Dingen die ik anders nooit te weten zou zijn gekomen. Bijvoorbeeld:
* In de karretjes die straten schoonvegen zit de bestuurder aan de rechterkant. Echt: nooit gezien, nooit geweten.
* Bij ASV Apeldoornse Boys voetballen meisjes.
* Op 22 november zijn er mensen in de wijk Apeldoorn-Zuid die in de woonkamer de kerstboom hebben opgetuigd. En op 22 januari staat hij er nog steeds.
* Om half tien op zondagmorgen in het Matenpark barst het van de mensen die hardlopen. En ik dacht dat ík gek was.
* Hockeymeisjes hebben de naam, maar willen helemaal niet met iedere kerel neuken. Althans, niet met mij. Ze zagen mij niet eens staan. Nu moet ik er wel bij zeggen dat ik hun spel stond te bekijken van tweehonderd meter afstand.
* Dames en heren hondenbezitters, u weet toch wat helemaal hip is als u het huisdier ‘s avonds in het donker gaat uitlaten? Uw hond moet een lampje om de halsband. Het liefst een fel flikkerend fluorescerend groene of roze!
* De wereld ziet er totaal anders uit als je je oude vertrouwde wandelroute eens loopt aan de andere kant van de straat.
* Als je tijdens het lopen wordt ingehaald door twee dames van eind tachtig met ieder een rollator, dan zul je waarschijnlijk de eerstvolgende trein niet halen.
‘Ga leuke dingen doen.’ Tijdens een van de vele wandelingen kwam ik door een park. Er stond een grote witte gans te grazen bij de oever van een vijver. Ik liep er vlak langs. Ze stond met haar achterkant naar me toe en moest bukken om bij het gras te komen. Dat ik dichterbij kwam, had ze niet in de gaten.
‘Zou dit leuk zijn?’ vroeg ik me af. Ik nam een klein aanloopje en gaf de domme gans een enorme schop onder haar kont. Het beest vloog met een boogje door de lucht en kwam met een doffe plons in de vijver terecht. Kuh-loenk! Even was ze helemaal onder; toen kwam ze wild fladderend en luid gakkend weer boven water.
Was dit leuk? Nee, het was niet leuk. Het was wel leuk verzonnen. Dat wel. Ik liep verder. Een grote zwerm meeuwen schrok en vloog op. ‘Toe maar,’ fluisterde ik naar de kudde vogels. ‘Ga maar. Ik begrijp het wel. Vlucht voor mij.’
Was dit nu wat je noemt met je ziel onder je arm lopen? Was het maar waar, dan flikkerde ik ‘m nu met beide handen de vijver in.
Wie had dit nou ooit gedacht of verwacht? Zwaar overspannen, totale burn-out. Van mij, de eeuwige nuchterheid zelve? Alles kan kapot, dat zie je dan maar weer. Het was een tijdje écht slecht gegaan. Zo slecht zelfs, dat ik op zeker moment tegen De Vrouw had gehuild: ‘Schat, ik ben zo moe. Ik ben alles zo moe. Mag ik slapen? Mag ik slapen en hoef ik dan niet meer wakker te worden?’ Ja, Zelfmoord is een optie. Maar gelukkig voor deze serie was het zo ver niet gekomen. Dagen gingen voorbij. Lege dagen, waarin niets gebeurde. De ene dag ging het goed; de andere dag was het heel donker, inclusief boze buien, smijten met spullen en zelfverwonding. Afzonderlijke geluiden kwamen mijn hoofd niet binnen als afzonderlijke geluiden, maar als één brij, één soep, één bagger van lawaai die zeer deed tot in het diepst van mijn ziel. Ik wilde zó graag muziek luisteren, maar ik kon het niet. Frustratie, boosheid, verdriet en pijn. Mijn muziek, mijn troost, mijn toevluchtsoord, mijn thuis. Angst dat het niet goed zou komen. Maar we leven nog. Het is vandaag de dag vallen en opstaan; ik val steeds minder diep en sta steeds sneller op. Er is licht aan de horizon, maar ik ben er nog lang niet. Die horizon is vaak oneindig ver weg. Dat heb je zo met de horizon.
Inderdaad, wie had dit nou ooit verwacht? Als u het weet, mag u het zeggen. Of nee, u moet uw bek dichthouden. Want de hoeveelheid goedbedoelde thuisdokterij, gezelfhulpklazien, kwakgezalf, zweefgeteef, mindfoolish en vooral mallotige reacties die ik heb moeten aanhoren: ik zou er gek van worden. Wacht. Nee, gek wás ik al.
‘Ha Bas, hoe gaat-ie?’
‘Ja, kut. Met jou dan?’
‘Ook goed.’
‘Ha Bas, hoe gaat-ie?’
‘Niet zo goed. Geluid komt mijn hoofd binnen als één smurrie van herrie die heel zeer doet.’
‘Trek het je niet zo aan. En zet gewoon een lekker muziekje op.’
‘Ik ga nú de grijze container naar binnenrijden. Die zet ik in de woonkamer voor de platenkast en met één beweging veeg ik al die lp’s, cd’s en dvd’s erin. Oké?’
‘Ha Bas, hoe gaat-ie?’
‘Niet zo goed.’
‘Nou, dan zullen we daar binnenkort wel een grappig verhaal over te lezen krijgen.’
‘Ha Bas, hoe gaat-ie?’
‘Niet zo goed. Ik ben al drie weken niet aan het werk.’
‘Zwaar overspannen? Totale burn-out? Heb ik ook gehad. Maar dan veel erger. Ik zat vier maanden thuis. Toen ging ik weer werken en was het meteen over.’
Maar we leven nog.
De schrijver keek op van zijn nog altijd lege beeldscherm. Iets verderop in de woonkamer zaten De Zoon en De Vrouw, ietwat zorgelijk naar hem te kijken. Hij glimlachte naar hen en plots gebeurde er iets. Nu zag hij ze wérkelijk. Hij wist het weer: zij zijn de reden dat ik besta. Toen legde hij langzaam zijn vingers weer op het toetsenbord. En zie, daar waren ze. Eindelijk. Daar waren eindelijk de letters, de woorden en de zin die hij zo lang had gezocht. Achttien letters, vier woorden en één zin.
De schrijver zuchtte en jawel, hij huilde. Deze keer niet van diep verdriet, beklemmende angst, paniek of totale ontreddering. Nee, deze keer was het een zucht van opluchting en huilde hij vanuit een intens gevoel van allesoverweldigende bevrijding. Het waren dan ook de meest essentiële letters, woorden en zin die ik ooit heb ingetikt: Ik stop met schrijven.
EINDE
(voor Aar, Auke, Heidi, Jolande, Peter, Plonia, Reinier, Tim, Willem en natuurlijk Luuk en Evelien)
–
Zaterdag 8 februari
Niet echt heel goed geslapen. Halverwege de nacht een paar keer wakker geweest. Ik ben om half negen beneden. Mijn hoofd voelt ‘zwaar’. Niet vreemd, na een drukke vrijdagmiddag. Toch ben ik niet diep in de put; ik heb er vertrouwen in dat het goed gaat.
Wasgoed, koffie, dit B-log, krant. Dan een boodschappenrondje op de fiets door de regen. Uitgebreide lunch en daarna werk ik voor het eerst sinds 16 november mijn baard eens bij. Vervolgens rustig aan doen door veel te lezen.
In de woonkamer kijkt E naar de televisie. Ik merk dat het geluid me stoort: het is een Duits gesproken serie. Moet je zien, de tranen springen me in de ogen. Ik ben er nog niet, nog lang niet. Het geluid doet me pijn. Toch wil ik doorzetten. Na een kwartier staat de televisie op een andere zender en is de rust in mijn hoofd terug.
Ik maak het avondeten: rundvlees met uien en wortel en knolselderij en bleekselderij en knoflook en gember uit de tajine. Na het avondeten weer rust en veel lezen.