Hoog tijd voor een kroegverhaal (6)
Café Stapel. Ik was er lang niet geweest. Dat was niet voor niets. Wat een verschrikkelijke tent. Ook in dit verhaal meed ik het.
Café Stapel. Ik was er lang niet geweest. Dat was niet voor niets. Wat een verschrikkelijke tent. Ook in dit verhaal meed ik het. In plaats daarvan betrad ik het café In de gloria. Daar was het ook verschrikkelijk, maar lang niet zo verschrikkelijk als in café Stapel. Café Stapel, wie de naam verzonnen had, mochten ze van mij opknopen. Wie verzint er nu zo’n naam? Is dat nou geestig op de gevel: Café Stapel? Ik houd doorgaans best van woordspelingen, maar deze is me te vergezocht. Ook al zit de kroeg zelf vol met koeien en boeren en bevat het bier zo veel koolzuur dat de muziek in de tent zich gewoonlijk laat overstemmen door het ontluchten van de magen van de dames en heren koeien en boeren. Dat laatste heb ik van horen zeggen. Zelf drink ik geen bier en zeker niet in het café Stapel. In het café In de gloria ook niet, trouwens.
Er was nogal wat volk in café In de gloria en dat volk was in jubelstemming. Het nieuwe jaar was begonnen en daar moest op gezopen worden. Alle keren dat ik er kwam, was het volk in jubelstemming, want als je het goed organiseerde, dan was er altijd wel iets om te bejubelen en om op te zuipen. Ik realiseerde mij maar weer eens waarom ik niet zo vaak naar de kroeg ging.
Zowaar, er was een tafel leeg. Ergens helemaal achteraan, in een donkere hoek. Ik ging zitten op de wankele stoel.
‘Dag Bas,’ klonk een stem.
‘Godsgloeiendegezondheidssandalen! Je laat me schrikken, Lucien. Ik had je niet zien zitten hier.’
‘Geen racistische grappen, Bas.’
‘Ga dan ook niet zo in het donker zitten als je een neger bent.’
‘Doe ’s aardig. Wat is daar nou voor nodig?’
‘Een water zou er wel ingaan.’
Lucien stond op en liep naar de bar. Ik keek rond. Hoop vaste klanten vanavond. Gelukkig behoorde ik daar niet meer toe.
‘Dag kanjer,’ klonk een stem. Twee handen op mijn schouders. Ik keek schuin achter me.
‘Esmeralda,’ zei ik. ‘Een nieuw parfum of nog altijd aan de whisky?’
‘Dat laatste. Voor het eerste heb ik te weinig klanten.’
‘Ik ruik het.’
‘Maar …’
‘Nee, ik kan daar geen verandering in aanbrengen. Daarvoor ben ik te trouw.’
‘Bang dat je wijf erachter komt?’
‘Ik denk dat die befaamde discretie van jou en je vakgenoten nogal tegenvalt.’
‘Wat heb je toch weinig vertrouwen in de medemens, Bas.’
‘Als ze allemaal zijn zoals jij, verbaast het me dat we niet allemaal kluizenaars zijn.’
‘Ik kan je niet volgen.’
‘Dat hoeft ook niet.’
‘Es.’ Zelfs de stem van Lucien was donker. Hij zette een glas water op tafel. ‘Nee, blijf gerust even met Bas praten. Ik ga wel ergens anders heen.’ Lucien draaide zich om en ging terug naar de bar.
‘Een nikker die zijn plaats kent,’ zei Esmeralda. ‘Dat zou besmettelijk moeten zijn.’
‘Ik denk eerder dat hij voor zijn portemonnee opkomt.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Ik bedoel niets. Ik bedoel nooit wat. Maar ik zal je helpen.’
‘Dat is fideel van je. Lief, zelfs. Maar waar heb je het over?’
‘Kijk, ginds zit Dennis.’
‘Dennis?’
‘Dennis.’
‘Wie is dat?’
‘DENNIS!’ schreeuwde ik.
Dennis zag er niet uit. Hij had zijn vettige haren niet gekamd, zijn baard was er eentje van weken en zijn kleren moesten hoognodig in de was. Met een klap zette hij zijn vaasje bier op tafel. Hij stond op en kwam naar ons toe gelopen.
‘Niet te dichtbij, Dennis,’ zei ik.
‘Waarom niet, Bas?’
‘Ik vind je een hoogst onsympathiek persoon, dus graag een beetje afstand houden.’
‘O. Maar wat is er?’ vroeg hij. ‘Waarom schreeuwde je zo?’
‘De muziek staat te hard.’
‘En wat kan ik daar aan doen?’
‘Dat weet ik toch niet?’
‘Waarom vraag je het dan?’
‘Ik vraag jou helemaal niets. Maar nu je hier toch bent: ken je Esmeralda?’
Dennis keek naast me. ‘Barst. Ik had deze dame helemaal niet gezien.’
‘Dat siert je niet, Dennis.’
‘Het is hier een donkere hoek, Bas.’
‘Ze is geen neger.’
‘Dat zie ik ook wel. Aan mijn ogen mankeert niets.’
‘Waar dan wel aan? Laat me raden. Aan je waterleiding?’
‘Die begrijp ik niet.’
‘Dan is het je verstand.’
‘Hou toch op met wartaal, man. Ik ga mij nu voorstellen aan deze dame. Hoe heette ze, zei je?’
‘Esmeralda, Dennis.’
‘Dag Esmeralda,’ zei Dennis.
‘Dag Dennis,’ zei Esmeralda.
De twee keken elkaar aan. Lange tijd, zonder iets te zeggen.
‘Gaan we hier lang naar elkaar staan zuchten?’ vroeg ik. ‘Daar wil ik niet al te lang getuige van zijn.’
‘Mot je wat drinke?’ vroeg Dennis. Hij kon zijn ogen niet van Esmeralda af houden.
‘Ik heb nog water. Dank je,’ zei ik.
‘Een whisky graag, Dennis,’ hijgde Esmeralda.
‘Ik ga het wel halen,’ zei ik en ik stond op. ‘Dan kunnen jullie elkaar verder ontdekken.’
Bij de bar was het een drukte van belang met mensen die met elkaar stonden te praten. Nou ja, praten. Roepen was het meer. De muziek stond luid. Maar dat had ik al gezegd. Ik wurmde me naar voren en was gelijk aan de beurt.
‘Twee whisky graag, Nadia. Doe maar een heel goede en dure. Ze zijn voor Dennis. Die heeft hier een bon liggen.’
‘Hoi Bas,’ zei de donkere dame. ‘Hoe veel whisky zei je?’
‘Twee. Of wacht, maak er maar achttien van. Dubbele. Dennis deelt uit.’
Terwijl ze bezig was een dienblad vol glazen te vullen, vroeg ze: ‘Hoe gaat het met jou, Bas?’
‘Ik amuseer me kostelijk, Nadia. Dank je voor het vragen.’
‘Je hoeft me niet te bedanken, hoor. Ik vroeg het uit oprechte interesse.’ Even keek ze op en glimlachte ze naar me.
‘Dat weet ik toch? Je bent een schat.’ Ik knipoogde.
‘Toch jammer dat je zo gelukkig getrouwd bent.’ Ze veegde haar lange zwarte krulhaar uit haar gezicht en haar donkere ogen glommen.
‘Je maakt me verlegen, Nadia.’
‘Kijk eens. Achttien dubbele whisky. En niet zo blozen, hoor.’
Ik boog over de toog. Zij boog naar me toe. Ik tuitte mijn lippen en drukte een kusje op haar zachte wang.
‘Hihi,’ lachte ze. ‘Nou bloos ik.’
‘Kijk eens: whisky.’
‘Dat ziet er lekker uit,’ zei Esmeralda. Ze pakte twee glazen van het dienblad. Eentje sloeg ze er gelijk achterover. Uit het tweede glas nam ze een ferme slok. ‘Hij ís ook lekker. Welk merk?’
‘Geen idee. Ik vroeg een goeie.’
‘Dan zal het wel een dure zijn,’ zei Dennis. ‘Leer mij de whisky kennen. Maar als het om whisky en een mooie dame gaat, is de prijs van geen belang.’
‘Fijn,’ zei ik. ‘Hoef ik me daar geen zorgen om te maken.’
Esmeralda hoestte.
‘Gaat het?’ vroeg Dennis.
‘Plima. Ik hebbal veel lob.’ Die Esmeralda was zo lam als een lama.
Ik zei: ‘Die Esmeralda is zo lam als een lama.’
‘Ik zie het,’ zei Dennis. ‘Erg is het niet.’
‘Niet?’
‘Nee, dikke kans dat ze straks vergeet om af te rekenen.’
‘Ik heb die whisky op jouw bon laten zetten.’
‘Dat bedoel ik niet, Bas.’
‘Hou toch op met bedoelen en zeg gewoon wat je wilt zeggen.’
‘Je hebt me met een hoer in contact gebracht.’
‘Ja. En?’
‘Nou, die moet je betalen.’
‘Ik niet.’
‘Ik straks ook niet, schat ik zo in. En een bezopen wijf is een engel in bed.’
‘Sommige gezegden slaan echt helemaal nergens op.’
‘Als het maar gratis is. En Bas, even tussen jou en mij: een lekker mokkel is het wel.’
‘Maar heel stevig op de benen staat ze niet meer.’
‘Goffer, die valt gewoon om.’
Esmeralda viel om. Baf. Met haar kop op de vloer.
‘Die beweegt ook niet meer,’ zei ik.
Dennis pakte haar met zijn grote handen op en wierp haar languit op de tafel. Die kraakte. Het blad met de zestien volle glazen dubbele whisky viel op de grond. Mijn glas water viel erachteraan. ‘De tafel kraakt,’ zei Dennis.
‘Dat zegt niets over het gewicht van deze prostituee,’ zei ik, ‘maar alles over het krakkemikkige meubilair hier.’
‘Wat nu gedaan?’ vroeg Dennis.
‘Bijzonder dat er hier, behalve wij, niemand om ons heen opmerkt dat er iemand onwel is geworden,’ zei ik.
‘Het is hier een donkere hoek, dat zei ik toch? We zullen het zelf moeten opknappen.’
Ik boog over haar heen, hield mijn oor bij de mond van Esmeralda en keek naar haar borst. Geen adem, geen beweging. ‘Ik ben bang dat hier het reanimatieprotocol van pas gaat komen,’ zei ik. ‘Maar wie gaat het doen?’
‘Jij hebt gestudeerd, bolleboos,’ wist Dennis.
‘Ho ho, sinds wanneer is mijn hbo’tje studeren? Bovendien is mijn BHV al jaren verlopen.’
‘Ik weet al wat het is,’ brieste hij. ‘Jij bent gewoon bang om thuis uit te moeten leggen dat je een hoer hebt gereanimeerd. Dus ik doe het wel!’ Dennis likte zijn lippen af, boog over Esmeralda heen en pakte haar wild bij haar kaak. Met kracht drukte hij zijn bebaarde bek op haar lippen. Hij blies. Er gebeurde niets. ‘Er gebeurt niets,’ zei hij.
Ik vond dat er van alles gebeurde, maar hield mijn mond.
Opnieuw boog Dennis. ‘Dan maar wat krachtiger,’ zei hij. Zijn blazen klonk als een bultrug die een waterfontein spoot. ‘Nu hartmassage.’ Tamelijk wild scheurde hij de blouse van Esmeralda aan flarden. ‘Tetten!’ Met twee handen pakte hij de verlepte borsten van Esmeralda beet. ‘Pompen maar!’ riep hij. Het tafereel begon weerzinwekkende vormen aan te nemen. Plots maakte Dennis zijn broek open. Zonder enige gêne haalde hij zijn orgaan tevoorschijn. Het was echt een enorme lul. Met dat hij hem met twee handen vast hield, sproeide hij brullend een wijde boog zaad over Esmeralda heen.
Dit wilde ik allemaal niet meer zien. ‘Ik zal 112 eens laten bellen,’ zei ik. Ik draaide me om en liep door het bomvolle café In de gloria naar de bar.
‘Nadia, bel jij 112? Er is iemand niet goed geworden achter in de donkere hoek. Zeg dat er sprake is van geen ademhaling en hartslag. Dennis is de reanimatie begonnen.’
‘Oei,’ zei Nadia, terwijl ze haar mobiel pakte. ‘Doe ik. Dan zie ik je later weer.’
‘Graag,’ zei ik. Ik liep verder in de richting van de uitgang en keek om me heen. Nergens een klok te vinden om te zien hoe laat of het was.
–
Apeldoorn, december 2017