Het went (3)
‘Hé hoi, leuk je hier te zien.’ Ik keek op. Wie was deze jongen? Ik
kende hem niet. Hij mij wel, leek het. Had ik hem ooit eerder gezien? Ik
bekeek hem eens goed. Een mooi gezicht met blauwe ogen en een baard van
een dag of wat. Daarnaast een beetje ruige krullenbol, zo’n baggy broek
en een T-shirt met de naam van een of andere hardrockgroep erop.
‘Hoi?’ Hij bleef me vragend aankijken.
‘Ik
heb veel domme openingszinnen gehoord,’ zei ik. ‘De truc van dat je me
al eens hebt gezien en net doet alsof we vrienden zijn, die ken ik.’
De jongen trok zijn wenkbrauwen omhoog.
‘Bovendien,’ ging ik verder, ‘hij werkt niet.’
‘Maar …’
‘Ja, nu kun jij wel zeggen dat wij nu wél contact hebben, maar ook die heb ik al gehoord.’
‘Dan niet.’ Hij haalde zijn schouders op, draaide zich om en liep weg.
‘Goed zo, Reina,’ zei Daisy. Ze zat naast me aan de bar. ‘Dat soort opdringerige gasten wil maar één ding.’
‘En dan komen ze bij mij.’ We moesten allebei verschrikkelijk lachen.
Daar had je Vanessa ook. Ze had buiten staan roken en was terug het café in gekomen. ‘Heb ik wat gemist?’ vroeg ze.
‘Niet echt,’ zei Daisy. ‘Een zoveelste mislukte openingszin.’
‘Laat me raden: Ik hoef jou niet te versieren, want je bent al mooi genoeg.’
‘Dan zou hij gelijk hebben,’ zei Daisy.
‘Huh?’ vroeg ik. ‘Hoe bedoel je?’
‘Doe niet zo blond,’ zei Vanessa. ‘Je ziet er hartstikke mooi uit.’
‘Dat komt dan door jullie.’
We moesten alle drie glimlachen. We proostten.
Vanessa en Daisy zijn echt schatten. Dat ik er op een stapavond goed
uitzie, komt écht door hen. Als we uitgaan, spreken we altijd af bij mij
thuis. Meestal begint het met dat ik voor ze kook en daarna gaan we ons
voorbereiden. Zo spreken we af wie de Bob zal zijn: Vanessa of Daisy.
Ik kan geen auto rijden, als we ’s nachts terug naar huis gaan rijdt er
geen bus meer en het is voor mij te ver om te lopen. Soms spreken we af
dat we een taxi gaan pakken en de kosten delen. Ik heb niet zo heel veel
geld te besteden en de drank in de horeca is voor mij al erg duur. Dus
meestal kiezen we niet voor de taxi. Vanavond was Vanessa de Bobbin.
Als
we alles hebben afgesproken, helpen de twee meiden me met het uitzoeken
van kleren. Ik heb niet zo’n heel uitgebreide garderobe, maar samen
komen we tot leuke combinaties. Daarna helpt Daisy me met opmaken. Ik
gebruik niet veel make-up, maar het weinige dat ik wel wil gebruiken is
voor mij lastig om aan te brengen. Ik heb niet zo’n vaste hand, vandaar.
Soms doet Daisy ook mijn haar, maar meestal vind ik dat niet nodig. Ik
heb een volle bos donkere krullen en daar ben ik heel tevreden over. Ik
hoef er niet veel aan te doen. Een paar keer mijn handen erdoorheen en
klaar.
Daisy zelf heeft altijd heel veel tijd nodig. Ze besteedt veel
aandacht aan haar uiterlijk en ieder kledingstuk, ieder lijntje op haar
gezicht en iedere streng van haar lange blonde haren moet perfect
zitten. Zij krijgt dan ook altijd van ons drieën de meeste aandacht van
de jongens in de uitgaansgelegenheden. Het is ook wel ’s voorgekomen dat
we met z’n drietjes uitgingen, maar met z’n tweetjes terugkwamen, omdat
Daisy was verleid door een of andere boy voor iets wat achteraf weer
eens een onenightstand bleek.
Vanessa is heel anders. Die vindt
uiterlijk niet zo belangrijk. Ze draagt platte schoenen en
spijkerbroeken, shirts met lange mouwen en hoodies. Haar haren heeft ze
kortgeknipt en soms opgeschoren. Veel belangstelling van kerels krijgt
ze niet en dat vindt ze ook niet erg; ze zegt altijd dat het er haar om
gaat dat we met z’n drietjes lol maken.
En lol hadden we.
‘Inderdaad, Reina’ zei Vanessa. ‘Als Daisy er
niet was en je ging zelf aan de slag met je lipstick, dan had je nu een
bek zoals die clown uit die enge film van Stephen King.’ We gierden het
uit.
‘Misschien moet ik het voortaan inderdaad maar zelf doen,’ zei ik. ‘Wie weet houd ik dan die opdringerige gozers van me af.’
Zo
maakten we nog veel meer grappen. Het werd heel melig allemaal. Vanessa
haalde nieuwe drankjes. We proostten. ‘Op de lelijkheid!’
Het werd een ontzettend gezellige avond. We kletsten en lachten.
Echt, we kwamen niet meer bij. De slappe lach aan een stuk door. Ken je
dat? De tijd vloog voorbij.
‘Wat doen we, nemen we er nog eentje?’
‘Een laatste?’ stelde Daisy voor. Ze draaide naar de bar en stak vingers op.
‘Hoe laat is het eigenlijk?’ vroeg Vanessa. Ze keek op haar horloge. ‘Iets na half twee.’
‘Dan gaan we hierna, goed?’ Daisy deelde drankjes uit.
Er kwam iemand bij ons staan. Het was die ongeschoren jongen met zijn
haren door de war. Hij leunde tegen de bar, wenkte de bediening,
draaide zich toen om en keek mij aan.
‘Wat denk jij: de aanhouder wint?’ zei ik fel. ‘Nou, dan vergis je je lelijk.’
‘Ik kom mijn rekening betalen. Mag dat niet?’ Hij trok een wenkbrauw omhoog.
‘Ja ja. En dat moet ik geloven. Misschien nog even voor de duidelijkheid: ik ben niet geïnteresseerd.’
‘Dat is me wel duidelijk. Maar mag ik je gewoon iets vragen?’
‘Nou, vooruit.’ Ik deed net of het me geen bal kon schelen wat hij me ging vertellen.
‘Ik heb jou toch gezien in de lunchroom?’
‘Lunchroom? Ik kom daar nooit. Welke lunchroom?’
‘Toch was je daar. Met een oudere dame.’
Wacht.
Klopt. Een tijdje geleden was dat. Toen het zo stormde. Het was de dag
dat ik Nel ontmoette. Die nodigde me uit voor warme chocomel.
‘Bedoel je de lunchroom bij het park aan de rand van het centrum?’ vroeg ik.
‘Precies.’
‘Ja, daar was ik.’
‘Ik werk daar in de bediening. Ik heb jullie bestellingen geregeld.’
‘Was jij dat?’ Ik moest terugdenken aan de knappe knul.
‘Ja, dat was ik.’
‘Maar, maar …’ Volgens mij kreeg ik een heel rood hoofd. ‘Maar toen zag je er heel anders uit.’
‘Klopt. Als ik werk, zit mijn haar strak in de plooi en ben ik gladgeschoren.’
‘O. Eh …’ Ik kwam niet meer uit mijn woorden.
‘Jij dacht dat ik een vreemde snuiter was die wat van je wilde?’
‘Ja,’ hakkelde ik. Ik sloeg mijn ogen neer. ‘Sorry.’
‘Geeft niks.’
‘Echt. Ik vind het heel vervelend dat ik zo naar tegen je deed. Ik had je niet herkend.’
De jongen glimlachte en stak zijn hand uit. ‘Ik heet Roy.’
Ik beet op mijn lip, pakte de hand en zei: ‘Reina. Je weet wel, die zich zo kapot schaamt.’
‘Heus, het is niet erg.’ Kennelijk had hij door dat ik bijna zat te janken.
Toen boog hij zich naar me toe, zodat Daisy en Vanessa het niet
konden horen. ‘Weet je,’ fluisterde hij in mijn oor. ‘Ik ben vorige week
getrouwd.’
Ik kon wel door de grond zakken.
‘Dus wees niet bang,’ glimlachte hij. ‘Toch ben je wel leuk.’
Ik kreeg een kus op mijn wang.
‘Joehoe!’ gierden Vanessa en Daisy. ‘Zoe-nen! Zoe-nen!’
Ik bloosde.
‘Dag,’ zei Roy. ‘Wie weet tot een volgende keer.’ Hij knipoogde, draaide zich om en liep weg.
‘Zo!’ riep Daisy. ‘Volgens mij had jij echt sjans! Zag je hoe hij naar je keek?’
Vanessa sloeg een arm om mij heen. ‘Hij vindt je leuheuk!’
‘Twee dingen,’ zei ik. ‘Ten eerste: hij is vorige week getrouwd.’
‘Nou en?’ lachte Vanessa.
‘En ten tweede?’ vroeg Daisy.
‘Ten tweede wilde hij niets van me. Hij herkende mij en wilde alleen goeiedag zeggen. Ik met mijn stomme vooroordelen ook.’
‘En nu? Hoe gaat het verder?’
‘Nu? Nu nog maar hopen dat het went.’