Het was een paar dagen voor 5 december. Met het personeel stonden we te wachten op de viering van het feest dat door de baas was georganiseerd. Ik werkte net bij de supermarkt en ik kende nog niet iedereen. De enige met wie ik wel eens praatte, was Rachid. Hij was rond dezelfde tijd als ik begonnen met het werken in de supermarkt. Hij had amandelvormige ogen en lieve krulletjes. Normaal heb ik niet zoveel met dit soort bedrijfsfeestjes. Zeker niet als het in een beetje melige, flauwe sfeer wordt gedaan. Dat zogenaamd lollige, daar kan ik slecht tegen.
Iedereen moest bij de Sint op schoot komen. Er waren twee Pieten. Eentje strooide af en toe pepernoten. Van die harde, blokkige snoepjes die pijn deden omdat er zo hard mee gegooid werd. Een aantal magazijnjongens en caissières was al op schoot geweest. De seksueel getinte en stompzinnige opmerkingen waren niet van de lucht. Maar het bleef redelijk binnen de perken. Sommige dingen toverden zelfs een hele kleine glimlach op mijn gezicht. Of was het Rachid, die ik steeds stiekem naar mij zag kijken?
Toen zijn naam genoemd werd, zag ik dat hij nog even een blik mijn kant op wierp, alsof hij zocht naar steun of bevestiging. Hij was de een na laatste. Hierna moest alleen ik nog. Mijn hart smolt. Ik wist hoe hij zich voelde. Een beetje onwennig ging hij bij de roodgemijterde man op schoot zitten. De Sint begon aan een imposante serie denigrerende opmerkingen over Rachid. Het ging van flauw via vervelend, naar niet leuk meer. Ik wist niet wie de Sint was, maar ik vond het een enorme lul.
De Sint baste: “Rachid heeft hier het minst te vertellen omdat hij nieuw is, maar ook omdat hij donker is. Niet donker genoeg om een Pieterman te worden. Het enige dat hij hier beter doet dan elders, is het verbloemen van zijn diefstallen. Een jongen zoals hij moet leren bevelen op te volgen, want zonder ons zal hij in de goot eindigen.” Ik vond het een schoftenstreek.
En toen was het mijn beurt. Op het moment dat ik bij de Sint op schoot ging zitten, herkende ik hem pas. Het was niemand minder dan onze filiaalmanager. Ik rook het aan de alcohol in zijn adem. Zijn hand lag op mijn middel.
“Zo, meisje,” zei hij. “Ik hoor dat je heel goed je best doet achter de kassa. Met dat lekkere lijf van je.” Hij duwde zijn hand langzaam omhoog in de richting mijn borst.
Ik drukte zijn hand weer terug naar een acceptabele plaats. “Nou Sint, bent u niet een beetje vrijpostig?”
“Ik lees gewoon voor wat er in mijn grote boek staat,” was het antwoord. Tegelijkertijd kneep hij mij met zijn andere hand in mijn kont.
“Kijk Sint,” flapte ik eruit, “als u dit soort dingen doet, dan haak ik af!” Ik stapte van zijn schoot en ging weer bij de andere mensen staan.
Even was iedereen verbaasd en keek verwachtingsvol naar mij. Toen er verder niks gebeurde ging het feestje gewoon door met pieten die pepernoten smeten, veel alcohol voor de Sint en het gebruikelijke gefoezel tussen de schappen.
Toen het feestje een beetje voorbij was, belandde ik met Rachid in het emballagehok. Het duurde niet lang voordat mijn shirt open hing. We stonden net een beetje te zoenen, toen de Sint binnenkwam. Hij stak een sigaret op.
“Weet u, meneer de goedheiligman,” zei ik, “dat u hier niet mag roken?” Ik pakte de sigaret uit zijn mond en zwaaide er mee voor zijn ogen. “Roken is heel slecht voor u, en het is een slecht voorbeeld voor de kindertjes. U moet wel onthouden dat u een voorbeeldfunctie heeft.”
“Ach wat,” zei hij met onvaste stem. Hij had iets teveel sintsherry’tjes gehad. “De pot op met die voorbeeldfunctie. Kom eens hier, lekker ding, dat ik je eens stevig op je bek pak.”
Hij kwam met wijd open gesperde armen op mij af. In een flits stak ik de sigaret in de baard van de sint. Hij keek me aan en werd kwaad, maar kon even niks doen nu zijn baard begon te smeulen.
“Rachid, help me!” Hij begon wild met zijn armen te zwaaien. Zag ik het goed? Hij raakte in paniek!
Rachid keek het eens koeltjes aan. Toen draaide hij zich om naar mij en zei: “Goed meneer de Sint, ik help u!” Hij pakte een plastic fles uit een kratje en begon op de baard te slaan. “Ik probeer de vlammen te doven!” Hij kirde van plezier, elke keer als hij met de fles op de Sint insloeg.
“Hier, Rachid, misschien gaat het beter zo!” riep ik. Ik pakte een kratje en begon de Sint op zijn hoofd te timmeren.
De jammerende goedheiligman viel neer op de grond. “Snappen jullie niet dat ik jullie ga ontslaan?” tierde de Sint met zijn brandende baard.
“Volgens mij snapt u het niet, o kindervrind!” Ik trapte hem vol in zijn jurk. “Volgens mij zijn wij aan het slaan nu, vieze racist!”
“En hee, Sint! Nu eindigt u zelf in de goot.” Rachid keek naar me, terwijl ik de roodbejurkte man bleef slaan met het kratje. Ik werd er warm van. “Wat zouden we met z’n allen krijgen voor de kerst, denk je, Priscilla?”
Ik stopte met slaan en duwde mijn hitsig warme lijf tegen Rachid aan. “Maak me wild, lekkere knul! Vertel het me,” zei ik terwijl ik hem in zijn nek zoende.
Rachid pakte een van de zware pallets van de grote stapel en hief die boven zijn hoofd. Met een lachje naar mij zei hij: “Een nieuwe filiaalmanager!” En met een klap liet hij de pallet op het hoofd van de Sint terecht komen.
Samen liepen we weg van de steeds groter wordende rode vlek in het emballagehok. Fijn als de dingen toch nog goed komen. Ik ben toch meer een kerstmens.
December 2007
Hier lees je ‘m op FOK!.