Het klopt nooit
De broer van mijn vrouw is dood.
Hersenbloeding. Met veel bombarie werd hij opgehaald. Hij haalde de plaatselijke krant. Niet dat zijn naam erbij stond. Zo was hij niet. Maar het hele dorp liep uit. Hij was bekend bij een ieder.
Een man die nog in de bloei van zijn leven was.
Lieve vrouw. Prachtige zoon.
Een eigen zaak. Was hard voor zijn werknemers; hád hart voor zijn werknemers.
Altijd eerlijk en oprecht. Recht door zee. Maakte van zijn hart geen moordkuil. Geliefd bij zijn vrienden; gevreesd bij ieder die ruzie met hem had.
Niet altijd even genuanceerd. Schopte soms tegen heilige huisjes. Deed mensen om zich heen verdriet.
Eigenwijs mannetje. Ging altijd zijn eigen gang. Trok zich van niemand wat aan.
Harde jeugd; veel meegemaakt. De gebrande hand is de beste leermeester.
Lag krom voor zijn jonge gezin; niets mocht het ze ontbreken. Het beste van het beste. En het ging steeds beter.
Zijn vrouw bleef nog steeds even lief; zijn zoon werd een jongeman die later de zaak zou overnemen.
Vakantie hier, mooi huis daar. Lekkere auto onder de kont, groot feest als er iets te feesten was.
Je kunt zeggen wat je wilt; hij heeft geleefd. Geleefd zoals hij het wilde. En dat verdient alle respect. Mijn respect in ieder geval.
Kijk, daar zit hij met zijn biertje. Glaasje jenever ernaast.
Laten we het met hem vieren.
Zie hem daar liggen. Een ziekenhuisbed op de Intensive Care. Een complete muur aan apparatuur.
We staan naar hem te kijken. Slangen uit zijn mond en zijn neus. Zijn borst gaat zachtjes op en neer. Hij ademt nog. Dit is niet de Zwager zoals ik hem wil kennen.
Een familielid staat erbij en weet niet wat te zeggen.
“Kijk, dat is zijn hand,” zegt ze.
“Wat dacht je dan?” vraag ik me stilletjes af. “Zijn elektrische grasmaaier?” De grap past niet. Geen enkele grap past. Niets past.
Ineens klinkt er allemaal gepiep uit een van de honderden apparaten uit de muur. Iedereen om het bed schrikt en trekt wit weg. Er komt een zuster. Ze drukt op een knop. Het gepiep stopt.
Pas later, als iedereen afscheid genomen heeft, gaat de stekker eruit.
Essentiële organen heeft hij beschikbaar gesteld als donor. Zó’n man was het.
Mensen met krullen willen steil haar; mensen met steil haar willen krullen.
Mensen die een kind willen, kunnen er soms geen krijgen; er zijn vrouwen die zwanger zijn, maar het kind niet willen krijgen en abortus laten plegen.
Er zijn mensen die hopeloos zoeken naar een partner; sommige stelletjes zijn elkaar zat en gaan scheiden.
Als je jong bent, wil je graag ouder lijken; als je ouder wordt, wil je jonger lijken.
De broer van mijn vrouw is dood.
Het leven is oneerlijk. Het klopt nooit.
Wij klootzakken blijven leven. De mensen die je dierbaar zijn gaan dood.
– voor Gerard
Apeldoorn, 7 mei 2007