Tong
Maak me volwassen!”, riep ik tenslotte uit. Twintig hele lange minuten wachtte ik al op een tongzoen van haar. In godsnaam, geef me dat kleverige lapje spier. Hier en nu! Ik was het wachten meer dan zat.
Ze droeg een leuk, rood ziekenfonds brilletje op haar geleerde snuit. Het was een beetje beslagen. Dat kwam door de enorme vrieskou. Niet van de zogenaamde opwinding die tussen ons nauwelijks te voelen was. Met min twintig stond ik onder een besneeuwde lantaarnpaal, die maar voor de helft goed scheen, haar ijskoude hand vast te houden. IJspegels vormden zich rond mijn neusgaten. Een dooie, van kou versteende kraai lag op de grond tussen ons in en stak met het kopje net boven de bevroren sneeuw uit. In mijn hoofd telde ik de keren dat ik op bijzondere momenten een kraai zag. Op de dag dat ik te horen kreeg dat mijn oom zich had opgehangen, keek ik gebiologeerd naar een kraai op de vensterbank. Met priemende ogen wilde het beest me iets vertellen. Ik kreeg er kippenvel van. Of op mijn achttiende verjaardag. De hele tuin zat vol met zwart gevogelte. Toen ik mijn schizofrene vriend naar het hospitaal bracht, hij helemaal buiten zinnen en ik angstig dat hij me iets zou aandoen, zaten er vier zwarte kraaien voor het portaal uitzinnig te krijsen. Deze keer was de vogel dood. Maar desondanks bleef het dier ons alle twee strak aankijken. Ze zag niet dat ik rilde van angst. Niet alleen van de kou, maar vooral van angst. Dit lieve, erg jonge, geleerde meisje kende nog geen angsten. Enkel de plicht om te gehoorzamen en aan alle verwachtingen te voldoen. En dat deed ze dan ook. Moeiteloos. Van het ene naar het andere examen vloog ze van verwachting naar volbrenging. En met dit meisje stond ik in de kou, midden in de nacht, buiten klaar om eindelijk de warmte van een meisjes tong te kunnen voelen. Ze zou me proeven en misschien wel merken dat mijn zenuwen en angsten door mijn hele lichaam gierden. Wat moest ik met haar aanvangen? Haar grote borsten bolden haar winterjas schitterend op. Ik kreeg zowaar een stijve. Binnen, in de warme kroeg zaten mijn vrienden klaar voor een gedetailleerd verslag. Zij hadden allemaal al eens gevreeën. Ik was de laatste van het stel.
Het was een wekelijks ritueel geworden. Vrijdag op meisjesjacht, zaterdag je teleurstelling verzuipen in diezelfde kroeg, maar dan zonder die wijven. Op zondag deed je het nog eens dunnetjes over, al moest je dan wel voor twaalf uur thuis zijn om niet al te brak op maandagochtend op de fiets naar school te racen. Vaak interesseerde me die wetenschap geen bal als het half twee werd. Rillend van veel te veel alcohol probeerde ik de volgende dag de les te volgen. Ik zoop omdat ik nooit contact kreeg met vrouwen. Al mijn vrienden zopen ook, maar kregen wel contact met vrouwen. Dat zorgde er weer voor dat ik nog meer zoop. En zo werd ik op mijn zestiende al een alcoholist. Enkel en alleen in het weekend weliswaar. Dat weekend begon overigens al vaak op woensdagmiddag. Wat kon het schelen. Een volle kop vol drank zorgde in elk geval dat mijn sociale stoornis wat betreft meisjes, hetzij tijdelijk, zo goed als verholpen was. Maar nog immer kreeg ik het niet voor elkaar een hart te breken, een borst te strelen, een tong te masseren.
Tot die avond dat ik buiten stond. Ik had met mijn zatte kloten gewoon een type uitgezocht dat alleen aan de toog hing. Ze verveelde zich (geleerde meisjes vervelen zich snel) en ze dronk sinas met een rietje. Ik bestelde een whisky zonder ijs, stapte op haar af en begon ouderwets te bullshitten. Weezer knalde hard uit de geluidsboxen. Ze kon me slecht verstaan, sleurde me naar buiten en dat was het dan. Mijn vrienden keken me, elkaar aanstotend, na.
Zij liep voor me. Eerlijk is eerlijk, ze had een lekker lijf. Een iets te dikke kont, dat wel. Maar wat wist ik toen nog van konten. Ik was bang voor konten. Ze droeg een lange, zwarte jurk met daaronder zwarte lakschoentjes. Ik hield de deur niet voor haar open. Meteen viel me die verrekte kraai op. Ik begon te schaterlachen om de terugkerende symboliek.
‘Waarom lach je?’ vroeg mijn prooi ongemakkelijk. Ik durfde haar geen eerlijk antwoord te geven.
‘Zomaar, ik vind het een gekke avond. Jij niet? Vind je het geen gekke avond?’ vroeg ik zenuwachtig.
‘Het gaat wel. Mijn zus zou hier nog naar toe komen, maar volgens mij is ze thuis voor de tv in slaap gevallen.’
‘Ach zo.’
Het bleef even stil tussen mij en het professortje.
‘Wil je wat drinken, ik bedoel zal ik wat te drinken voor je halen?’ probeerde ik.
‘Neuh, net al wat gehad, zei ze ongeïnteresseerd.
Alweer een flinke stilte. Ik kon nu goed horen welke muziek ze in de kroeg draaiden. Ik kon zelfs verdomd goed alle gesprekken binnen volgen.
‘Ik vind die dooie kraai maar eng. Kunnen we niet ergens anders naar toe?’ vroeg ze snel.
‘Nee, die dooie kraai vind ik wel mooi. Ik bedoel, hij kijkt wel kwaad maar ergens vind ik dat… hoewel… ik… vaker al eens kraaien heb gezien, mooie beesten soms wat te zwart of euh, onheilspellend maar altijd wel… gezellig.’ Goeie genade, wat een hoop onzin zat ik weer uit te kramen.
Maar het geleerde meisje leek verliefd. Ik had wel eens gelezen dat meisjes dol zijn op onbereikbare figuren, donkere types zogezegd. Ik kreeg de smaak te pakken en blaatte verder.
‘Mijn grootvader verzamelde kraaien. Hij trok dan een voor een hun pootjes uit om ze aan de deur van zijn kleinkinderen vast te nagelen. Soms trok hij er soep van. Mijn moeder heeft er nog nachtmerries van. Elke zondag,als ze op bezoek was bij mijn grootvader,kreeg ze kraaien soep voorgeschoteld. En als ze het weigerde te eten, dan stopte grootvader een flinke trechter in haar muil en begon-ie, zonder pardon, een echte rauwe kraai naar binnen te proppen. Kokhalzend rende mam dan naar het toilet om de kraai in de wc uit te kotsen. Dat vond mijn grootvader zo respectloos van mijn moeder, dat-ie er met de broekriem overheen ging, waarbij hij de nodige krasgeluiden maakte. Hij was ook altijd in het zwart gestoken, herinner ik me nu.’
Mijn god, wat een onzin allemaal. De whisky, in combinatie met speciale biertjes en een flinke joint die ik nog thuis had opgerookt voordat ik op stap ging, begon er behoorlijk in te hakken. Ik wilde zo snel mogelijk naar binnen, had helemaal geen zin meer in tong. Al die meisjes konden wat mij betreft gestolen worden. Ik kon niets anders dan maar door ratelen over mijn debiele grootvader die niet eens bestond.
‘Gelukkig is het de laatste tijd wat minder geworden met zijn kraaien obsessie. Hij heeft nochtans een plakboek met enkele bijzondere kraai soorten maar dat is het wel. Op regenachtige zondagen mogen wij er wel eens even in bladeren.’ Ik werd werkelijk misselijk van mezelf en kreeg zin in nog een whisky. Net toen ik aanstalten wilde maken om naar binnen te gaan voor nog een whisky, schuifelde ze iets dichterbij.
‘Je bent wat zenuwachtig, is het niet? Heb je nog nooit een meisje gezoend?’
Shit, ik viel behoorlijk door de mand. Ik voelde de spottende ogen van mijn vrienden, die zich inmiddels allemaal bij het raam hadden verdrongen, in mijn rug priemen. Vanuit een ooghoek zag ik dat ze vulgaire gebaren maakten. Ik hoopte maar dat zij het zou zien en dan van afschuw me een klap in het gezicht zou geven. Maar in plaats daarvan kwam ze steeds dichterbij.
Ik dacht aan kraaien. De eerste kraai die ik ooit zag,pikte me toen ik zes was. Ik zat rustig in de zandbak te spelen met mijn speelgoed vrachtwagen Ik ging zo op in het spel,dat ik niet meekreeg dat ik in de gaten gehouden werd door een kraai. Het beest moet me tijdens het hele spel hebben aangekeken, want ik was me van geen indringer bewust. Toen ik wilde opstaan om een plasje te doen, schrok de vogel op en omdat ik van schrik schreeuwde en met mijn knuisten het beest weg wilde slaan, pikte de kraai me boven in het oog. Ik schreeuwde het uit van angst. De pijn viel eigenlijk nog wel mee. Mama kwam naar buiten gerend en aaide me weer in rust.
Waar was mama nu?
Ze keek me vragend aan. Wat was de vraag ook alweer? Of ik eerder een meisje heb gezoend.
‘Ach ja zoveel,’ loog ik. ‘Of nee, toch niet,’ herstelde ik me. Ik vond het de hoogste tijd worden voor de waarheid, na al deze malligheid. ‘Maak me volwassen!’ riep ik tenslotte uit. Ik drukte me lomp tegen haar aan en begon voorzichtig haar lippen te proeven. Ik hoorde ze joelen, mijn vrienden. Ik zou ze straks een voor een de strot afsnijden, stelletje asociale apen. Mij een beetje belachelijk maken op zo’n belangrijk moment.
Onze monden zochten elkaar. Ik schuurde met mijn koude lippen langs de hare. Wie van ons twee durfde als eerste een tong naar binnen te wurmen. Voorzichtig stak ik het puntje van mijn tong uit, ik raakte haar lip. Ik schrok. Zoveel had ik nog nooit van een meisje gevoeld. Duizend en een voorbeelden uit films schoten door mijn hoofd. Moest ik mijn hand nu op haar billen leggen of volstond een kleine aai over haar rug? Wat voor type was het eigenlijk? Moest ik hardhandig al in haar broek alvorens ik überhaupt nog maar een kus had gegeven of was ze meer het lieflijke type dat het rustig aan wilde doen? Stond ik niet gigantisch voor lul? Erg veel tijd om na te denken had ik niet. Met veel geweld propte ze haar tong in mijn mond en begon als een koe in het rond te draaien. Haar tong kwam diep in mijn gehemelte, maar ik kon het fatsoen nog houden om niet te kotsen. Ik voelde haar hand tussen mijn benen. Ze was bezig mijn pik te masseren, geen onprettig gevoel. Alleen dat oeverloos gedraai met haar tong! Ik werd er horendol van. En lang dat het duurde! Toen de geil geworden mondhygiëniste klaar was met de behandeling, duwde ze me ruw van zich af. Haar ogen draaiden omhoog en ze likte haar lippen.
‘Kan ik naar binnen?’ vroeg ik ijskoud.
Ik wachtte het antwoord niet af, stapte de kroeg in, wierp mijn vrienden een venijnige blik toe en bestelde een halve liter bier en dronk die in een teug leeg.