bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

01-07-2008

Carlo Piemol en de piercing

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:51

Carlo Piemol zit op de bank.
Het is zaterdagavond.
De televisie staat aan.
Op tafel staat een flesje bier.
En een bakje met nootjes.
De deurbel gaat.
Carlo Piemol staat op.
Hij doet de voordeur open.

“Hee, Neef Noga!” roept Carlo Piemol uit.
Wat leuk dat je op bezoek komt!”
“Ja,” zegt Neef Noga.
“Ik dacht: ik ga bij oom Carlo Piemol langs.”
Carlo Piemol zegt: “Kom binnen.”
Neef Noga loopt het huis in.
Carlo Piemol kijkt hem eens goed aan.
En ziet iets geks aan Neef Noga.

“Wat heb jij nou?” vraagt Carlo Piemol.
“Wat bedoel je?” vraagt Neef Noga.
“Daar in je neus,” zegt Carlo Piemol.
“O, dat is nieuw,” zegt Neef Noga.
“Dat heet een piercing.”
“Het lijkt wel een ijzeren ring.
Dwars door je neus,” zegt Carlo Piemol.
“Wat vindt je moeder daarvan?”
Neef Noga zucht.
“Die vindt het niks,” zegt Neef Noga.
“Ze werd heel boos.
En toen ben ik het huis uit gelopen.
En naar u gegaan.”
Neef Noga barst in snikken uit.

“Kom,” zegt Carlo Piemol.
“Ga eens lekker zitten.
Hier is de bank.”
Neef Noga gaat zitten.
“Ik haal een glaasje water,” zegt Carlo Piemol.
Carlo Piemol haalt een glaasje water.
“Hier, kijk eens.
Een glaasje water.
Voor jou.
En vertel eens.
Hoe zit dat met je moeder en die piercing?”

Neef Noga neemt een slokje en vertelt.
“Ik vind het gewoon mooi.
Al mijn vrienden hebben er ook een.
Als je er geen hebt, ben je raar.
Ik wil niet raar zijn.
Mijn moeder begrijpt dat niet.
Ze vindt een piercing ordinair.”

Carlo Piemol luistert.
Hij zegt: “Kop op, Neef Noga!
Zo zijn moeders vaak.
Ze willen je beschermen.
En jij wordt groot.
Je bent veertien jaar.
Je wordt al een beetje volwassen.
Dan wil je een eigen identiteit
Je wilt je eigen keuzes maken.
En ergens bij horen.
Dat is heel normaal.
Dat hoort bij opgroeien.”

Neef Noga houdt op met huilen.
“Dank u, oom Carlo Piemol,” zegt hij.
“U begrijpt mij tenminste.”
“Met je moeder komt het wel weer goed,”
legt Carlo Piemol uit.
“Die moet wennen aan het idee.
Dat jij groter groeit.
Ze went ook wel aan de piercing.
Die zit er nou toch.
Die kan ze niet meer weghalen.”

Neef Noga moet lachen.
“Kom,” zegt Carlo Piemol.
“We gaan fijn samen televisie kijken.
Pak gerust nootjes.
Wil je ook een flesje bier?”
“Dat heb ik nog nooit gehad,” zegt Neef Noga.
“Eens moet de eerste keer zijn,”
zegt Carlo Piemol.
Carlo Piemol kijkt ondeugend.
“Als je het maar niet tegen je moeder zegt.”
“Dat zal ik niet doen,” zegt Neef Noga.

“Mooi,” zegt Carlo Piemol.
“En straks kijken we ook een vieze film.
Op RTL.”

Apeldoorn, december 2007

Dit is deeltje 7 uit de Carlo Piemol serie.
Meer deeltjes zijn in voorbereiding.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

De avonturen van Freek Torso 4

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:50

Freek Torso stond op van tafel. “Tijd voor serieuze zaken. Eens kijken of ik het beleid rondom het Scheurbuikplantsoen kan beïnvloeden.”
“Waar heb je het over, Freek?” vroeg zijn vrouw Trees.
“Niet mee bemoeien, mens,” was zijn antwoord. “Politiek is niets voor het zwakke geslacht.”
“Is jouw geslacht nu ook zwak?” vroeg Trees met een geile blik in haar ogen. “Zal ik hem even sterk maken?”
“Niet nu, hete teef. Niet nu ik de gemeentepolitiek inga,” zei Freek Torso. Hij liet zijn vrouw achter met de restanten van de lunch en ging naar buiten. Op de stoep bleef hij staan. De kat Kots was naast hem komen zitten.
“Braaf beest,” aaide hij het dier over zijn kop. “Maar nu weer Japanse koikarpers bij buurvrouw Van der Staaf uit de vijver jatten!” Met een schop hielp hij het dier de goede richting in. Toen keek hij naar de lege parkeerplaats voor zijn deur. “Ik moet aan een andere auto zien te komen.”

“Goedemiddag! Wie we daar hebben!” sprak Eddie de Rimmer toen Freek Torso zijn autobedrijf binnenkwam. “Als dat Freek Torso niet is!”
“Meneer Torso voor jou,” zei Freek Torso. “Niet te amicaal, Eddie. Dat is nergens voor nodig.” Freek keek de zaak eens rond. Er stonden mooi gepoetste auto’s te glimmen.
“Sorry, meneer Torso,” verontschuldigde Eddie zich. “Wat kan ik voor je doen?”
“Je kunt je oude schuld bij me inlossen.”
“Nu?” hakkelde Eddie. “Maar de zaken lopen nog niet goed. Ik zit niet al te ruim bij kas.”
Freek Torso gaf Eddie de beruchte Freek Torsoblik. Eddie trok wit weg.
“Geen flauwe uitvluchten, Eddie. Dat siert je niet. En geld heb je zat. Je hebt hier een flinke autowinkel, als ik het zo zie. Daar moet een hoop vermogen in zitten.”
“Dat valt wel mee,” zei Eddie.
Freek Torso pakte Eddie bij zijn kraag en drukte hem tegen de muur. “Dat valt helemaal niet mee, Eddie de Rimmer,” siste hij. “Spreek nooit een Torso tegen. Dat kan je duur komen te staan.”
“Wat kan ik voor u doen?” kroop Eddie.

“Wat een loser,” zei Freek Torso, toen hij de splinternieuwe BMW in z’n één zette. “Toch mogen we Eddie de Rimmer niet onderschatten. Hij is een jeugdvriend. En niet iedereen wordt zomaar een jeugdvriend van Freek Torso. Eddie heeft zijn momenten gehad. Niet veel, maar hij heeft ze gehad. En nu denkt hij dat hij van zijn schuld verlost is, maar hij zal nog raar staan te kijken. Ik zal Eddie nog goed kunnen gebruiken.”
Freek Torso was inmiddels de straat uitgescheurd. Hij sneed een oud vrouwtje van het zebrapad. “Uitkijken, fossiel!” zei hij. “Ik ben onderweg naar het gemeentehuis en ik regel zo dat de gemeentelijke bejaardenbijstand stopgezet wordt.”
Op het Scheurbuikplantsoen stonden landmeters hun werk te doen. “Wat zullen we nou krijgen?” vroeg Freek Torso zich af toen hij over het plein racete. “Herinrichting? En wat gebeurt er met de vijver?” Veel tijd om daarover te piekeren kreeg hij niet.
Een enorme auto kwam van rechts. Freek Torso trapte uit alle macht op de rem en moest de SUV voor laten gaan. “Klootzak!” riep hij. “Opzij! Je ziet toch dat ik eraan kom!” Het gevaarte reed voor hem uit, in de richting van het gemeentehuis. Freek Torso bleef flink aan zijn bumper kleven. “Ik zal je een maag-darmkanaalverzakking bezorgen,” sprak hij rustig.

De SUV stopte bij het gemeentehuis. Een klein iel mannetje stapte eruit.
“Een compensatiewagen, zoveel is duidelijk,” sprak Freek Torso. Ook hij stapte uit zijn auto en liep het gemeentehuis binnen. Bij de ingang was de balie van de receptie.
“Goedemorgen, meneer Torso,” zei het meisje achter de balie. Freek Torso vond het een prettig idee dat mensen hem bij naam kenden.
“Zo, tut met paardenstaart,” zei Freek Torso tegen de tut met de paardenstaart. “Waar is het overleg van de gemeenteraad over de toekomst van het Scheurbuikplantsoen?”
“Dat is al afgelopen,” zei het meisje.
Freek Torso keek naar de naambadge op haar borst, maar werd al snel afgeleid door de joekels van borsten zelf. “Dat is jammer, Jennifer,” zei hij tegen haar.
“Kan ik verder iets voor u doen?”
“Nou, als ik jou zo zie, dan krijg ik ontzettend zin in een partij tietfukken.”
“O, meneer Torso,” giechelde Jennifer. “Wat een ondeugend voorstel.”
“Wacht maar af,” mompelde Freek Torso. Ondertussen zag hij vanuit zijn ooghoek dat burgemeester Van Zwans aan kwam lopen. “Momentje, Jennifer,” zei hij.

De burgemeester wilde via de draaideur het gemeentehuis verlaten, maar Freek Torso hield hem staande. “Van Zwans,” zei hij. “Dat is alweer enige tijd geleden. Hoe maak je het?”
“Prima, meneer Torso. Bedankt dat u het vraagt. Het is een gekkenhuis vandaag. Een spoedberaad en dan heb ik thuis nog een zooi huwelijksperikelen op te lossen.”
“Kut de krab,” zei Freek Torso. “Ik wil het met je hebben over de toekomst van het Scheurbuikplantsoen. Dat plein is me zeer nauw aan het hart gelegen.”
“Niet nu, meneer Torso. Mag het morgen?”
“Morgen is het zondag. Ik wist niet dat politici van jouw slappe kaliber dan werkten.”
“Kom morgenmiddag naar mijn riante villa. Dan bespreken we de zaak en spelen we een partijtje tennis.”
“Afgesproken, Van Zwans,” zei Freek Torso.

“Fijne prammen om hem lekker tussen te rammen,” zuchtte Freek Torso tegen Jennifer. Het meisje veegde haar borsten schoon, deed haar haren terug in een paardenstaart en maakte haar bloesje weer dicht.
“U kunt er wat van, meneer Torso,” zei ze.
“Ja ja,” zei Freek. Hij had zojuist ontdekt dat de eigenaar van de SUV naderde. De man liep het herentoilet binnen. Snel knoopte Freek zijn broek dicht. “Tot later, mens.” Jennifer keek hem met zwoele blik na.
Freek Torso liep de herenwc in. De man van de SUV stond bij een urinoir.

“Zo, zeikerd,” begon Freek Torso.
“Pardon?” vroeg de man, terwijl hij zijn gulp dichtdeed. “Heb ik je wat misdaan?”
“Een maag-darmkanaalverzakking zit er vandaag helaas niet in. Maar mijn dokter zegt dat je veel moet drinken.”
“Wat bedoel je?” vroeg de man. Hij stond inmiddels zijn handen te wassen.
Freek Torso greep de kerel beet, duwde zijn kop in de wasbak en draaide hem om. Er knakte iets in de nek van het kereltje. Handig liet Freek de tuit van de kraan in de mond van de man passen. Toen kneep hij de neus dicht en draaide de kraan flink open. Het duurde niet lang of de ogen van het mannetje puilden uit. Zijn gezicht liep rood aan.
“Wie had jou een teken gegeven om te tutoyeren?” vroeg Freek.
De kreten die de man uitstootte werden steeds zwakker. Het lichaam bood steeds minder weerstand.
“Luister eens hier, SUVlul,” zei Freek Torso. “Tijd voor een wijze levensles. Alles met ’te’ ervoor is niet goed. Vooral ’terreinwagen’.”

Apeldoorn, februari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Kantje boord

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:48

Ik kan tegenwoordig weer op de fiets naar het werk. Had ik al verteld van mijn nieuwe werkplek? Het gebouw ligt aan de andere kant van Apeldoorn en zoals jullie allemaal weten is Apeldoorn nogal uitgestrekt. Het kost me een klein half uur van voordeur naar voordeur.
Op maandag gaat het echter anders. Maandagmorgen werk ik niet. Ik heb een contract van 36 uur en koos voor een lang weekend. Nu kan ik iedere maandagmorgen naar de markt om kaas en fruit te halen. Ik hoef er niet eens heel ver voor om te rijden.

Vanochtend is het koud, maar heel zonnig. Er staat een zacht briesje. Ik heb hem mee. Luchtigjes trap ik de pedalen rond. Het einde van de morgen komt in zicht. Als ik in de buurt van het centrum kom, zie ik her en der al mensen met boterhammen in de hand rondlopen. Vlak voor de nieuwe fietstunnel onder het spoor staat het grote nieuwe opleidingscentrum. Het barst hier van de jongeren die pauzeren of naar de bus lopen.
Als ik de helling van de tunnel afrijd, stop ik met trappen. Freewheelend rijd ik het donker in. Halverwege de tunnel zet ik weer kracht op de pedalen. De klim is niet steil, maar kost toch wat energie. Als ik de tunnel uit kom, doet het zonlicht bijna pijn aan mijn ogen.

Ineens word ik ingehaald door een bromscooter. Ik kijk opzij. De bestuurder is een meisje van een jaar of negentien. Haar lange donkerblonde haren komen van onder haar valhelm vandaan en wapperen vrolijk in de wind. Heel even zie ik haar ogen. Wat een prachtige ogen. Uit haar mond klinkt een lied. Ze zingt. Wat lief! Het meisje draagt een kort leren jack en een strakke spijkerbroek met platte laarsjes. Ze rijdt nu voor me uit. Haar jack is te kort; haar spijkerbroek te laag. Ik heb zicht op een stukje van haar rug en op het kanten boord van de lichtblauwe lingerie die van onder haar spijkerbroek omhoog komt.

Ik moet achter haar aan. Wat een meisje. Wat een lichtblauw kant. Wat is het voor liedje? Ik moet het weten. Als een bezetene begin ik nu te trappen. Inmiddels ben ik bovenaan het Stationsplein en moet ik oversteken. Ik heb voorrang, en de brommer heeft die voorrang ook ruimschoots genomen, maar het is druk met auto’s. Gelukkig stopt iedereen netjes en kan ik door.
Het meisje heeft er aardig de sokken in. Maar daar verderop staat het stoplicht op rood. Mooi.
Ik voel wat druppeltjes zweet over mijn rug lopen. Toch eens wat gaan doen aan die conditie van me. De brommer staat stil voor het stoplicht. Ik kom dichterbij. Het meisje zingt nog steeds hardop. Ik spits mijn oren om te kunnen horen welk lied het is. Het klinkt als een recente R&B-hit.
“Ooooh, baby, you know how I love you,” zingt haar heldere meisjesstem. Ik zie het lichtblauwe kanten boord van haar onderbroek. Ineens geeft ze gas en scheurt weg. Het stoplicht is op groen gesprongen. De bromscooter rijdt verder de Stationsstraat in.

Ook ik maak weer vaart en spurt achter haar aan. Was het maar andersom en kwam dit schitterende meisje achter mij aan. Dan hoefde ik nu niet zo als een dolle te fietsen. Gelukkig zijn daar verderop weer verkeerslichten. Met een beetje mazzel moet ze daar weer stoppen.
Wat zong ze nou? Een of andere vage R&B-song. “Ooooh, baby, you know how I love you.” Nee, dat wist ik niet. Maar fijn dat ik het nu wel weet. Aan de andere kant: als ze werkelijk zoveel van mij zou houden, waarom rijdt ze dan steeds van me weg?
Het volgende stoplicht staat op groen en het meisje op de bromscooter rijdt vlug rechtuit. Ik verhoog mijn snelheid nog maar eens. Het water loopt nu in straaltjes van mijn voorhoofd en over mijn rug. Ver na haar bereik ik de stoplichten. Die staan ondertussen weer op rood.
“Shit,” hijg ik hardop. Ik neem het risico en rijd gewoon door. Een grote zwarte terreinwagen moet hard voor me remmen. Ik hoor een luide toeter, maar blijf me concentreren op het streepje lichtblauwe kant dat daar verderop steeds kleiner wordt.

Ik haal allerlei fietsers op de Stationsstraat in. Het Marktplein komt nu dichterbij en de brommer met het meisje is steeds verder weg. Ze slaat niet af om naar de markt te gaan. Ik rijd ondertussen met Joop Zoetemelkachtige snelheid over het fietspad.
“Verhip, ik red het niet,” realiseer ik me hardop. “Weer een ideale partner aan mij voorbij gegaan. En dat terwijl ze zoveel van me houdt.”
Ik moet hier naar links het Marktplein op. Kaas en fruit kopen. Maar wat is dat daar recht voor mij? Er staat een ontzettend leuk mokkeltje met korte blonde haren te wachten op haar fiets tot de weg vrij is om over te steken. Terwijl ik naar haar kijk geef ik een ruk aan het stuur naar links. Ik verlaat het fietspad en raak half een lantarenpaal. De klap is aanzienlijk. Ik slinger van mijn fiets af en beland languit op de openbare Stationsstraat. Er komt een gigantische vrachtwagen aan denderen. Ik hoor een enorme scheepstoeter en gierende remmen.

“Zeg dat je van me houdt,” smeek ik het meisje met de lichtblauwe kanten lingerie en het leuke mokkeltje met de korte blonde haren.
Ze staan niet eens over mij heen gebogen en bezorgd te zijn. Het is wat met die wijven tegenwoordig. Je slooft je voor ze uit, trapt jezelf in het zweet om ze te bereiken en ze bekijken je niet eens. Wel leuk zingen van “Ooooh, baby, you know how I love you.” Maar waarmaken? Ho maar. Evengoed toch mooie korte blonde haren en een prachtig stukje lichtblauw kant.

De vrachtwagen stopt enkele centimeters bij mij vandaan. Dat was kantje boord.

Apeldoorn, februari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

De avonturen van Freek Torso 3

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:47

Freek Torso draaide zich om in zijn bed. “Godsammeballekrake!” In de tuin klonk het lawaai van een motormaaier. “Laten ze alsjeblieft een heel klein grasveldje hebben. Dan is dit met een minuut bekeken.” Hij lag inmiddels op zijn rug en legde zijn handen achter zijn hoofd.
Naast hem lag zijn vrouw Trees te slapen. Ze snurkte zachtjes. “Nog meer geluid waar een man wakker van wordt. Zal ik ’s kijken hoe lang het duurt voor ze stil is als ik mijn kussen hard in haar gezicht druk?”

Freek Torso knipperde even met zijn ogen. In een flits vloog de vorige nacht aan hem voorbij. Hij herinnerde zich de prachtige Natacha nog levendig. Zijn handen om haar keel voelden prettig aan. “Wurgseks is leuk, maar loopt wel eens uit de hand,” fluisterde hij voor zich uit, terwijl hij nog altijd op zijn rug naar het plafond lag te kijken. Hij had de blonde Rotterdamse achtergelaten in haar kleine bovenwoning. Gelukkig waren er geen getuigen.
Even kreeg hij een erectie, maar toen drong het irritante lawaai uit de tuin beneden weer tot hem door.
“Dit gaat toch werkelijk te ver zo in het weekend,” mompelde Freek Torso. “Ik zal ze eens even hun vet geven.”
Hij sloeg het dekbed opzij en wilde naar beneden de tuin in lopen. “Wacht, laat ik eerst wat kleren aantrekken. Je weet nooit wie of je tegen komt.”

De kat Kots wachtte hem mauwend onderaan de trap op. “Hou je bek, beest,” siste Freek Torso. “Als je moet zeiken moet je niet naar binnen komen.” Hij deed de keukendeur open en de kat Kots schoot als eerste naar buiten.
Freek ging ook de tuin in. Het geluid van de motormaaier kwam uit de tuin van buurvrouw Van der Staaf. Hij liep naar de heg. Die was dicht begroeid. “En dat is maar goed ook. Zo heb ik ook geen last van die losers van buurtbewoners. Dat wijf van Van der Staaf is nog wel een van de vervelendste. Met dat zoontje van d’r. Dat ze zelf niet doorheeft dat het een debiel kind is, is me een raadsel. Wie zou er ooit een kind willen? Ik zeker niet. Of het moet een meisje worden dat later uitgroeit tot een stoot van jewelste. Dan heb je er als vader wellicht nog wat aan.”

“Miauw!” hoorde Freek ineens boven het geluid van de motormaaier uit. Het gemauw kwam van onderen. Hij keek naar beneden en daar stond de kat Kots. Het beest keek Freek Torso triomfantelijk aan. Op de grinttegel lag een van de Japanse koikarpers uit de vijver van buurvrouw Van der Staaf.
“Goed zo, kat Kots,” fluisterde Freek en even aaide hij zijn huisdier over de kop. “Jammer dat er zo weinig vlees aan zit. Maar ga zo door.” De kat Kots knorde heftig en hief zijn rug omhoog tegen Freek Torso’s hand. “En nu optiefen.” Hij gaf het beest een rotschop en richtte zich weer op de heg.
“Die teef van Van der Staaf, die heeft het nogal hoog in haar overgeblondeerde bejaardenkop. Nu heeft ze ineens weer een motormaaier aangeschaft. Omdat ze toevallig in de gemeenteraad zit en beslist over Ruimtelijke Ordening. Nou, dan mag ze ook meteen eens iets doen aan de isolatie van haar eigen tuin.”

Freek Torso stond nu door een gat in de heg te kijken en had volop zicht op de topless zonnende buurvrouw Van der Staaf. “Ze is te oud en heeft een lelijke portie hangmemmen. Maar toch krijg ik een harde jongen.” Even dacht hij terug aan de harde jongen van gisterenavond. Die Natacha bleek uiteindelijk toch zeer gewillig. “Geen wonder, eigenlijk. Want ze was al hartstikke dood toen ik haar stevig nam.” Toen schoot hem iets anders te binnen. “Als zij van Van der Staaf met haar blote jetzers in de zon ligt te verkleuren, wie bedient er dan momenteel die motormaaier?”
Hij draaide zijn hoofd en even verderop zag hij buurjongen Woutertje. Die was bezig met de motormaaier. Er lag nog wat meer tuingereedschap slordig om hem heen. Een schep, een grasschaar en een hark. “Zo. Dus het gemeenteraadslid laat haar verstandelijk gehandicapte etterbak met levensgevaarlijk tuinmaterieel spelen? Daar zit een vette anonieme aanklacht aangaande kinderarbeid in.”

Freek Torso opende het tuinhek van de familie Van der Staaf.
“Buurman!” gilde het wijf, terwijl ze haar gerimpelde handen over de uitgezakte floddertieten heen sloeg. Tegelijkertijd stond ze op en vluchtte naar binnen.
“Buurvrouw?” riep Freek haar na. “Ga je nu al weg? Ik kom juist eens gezellig babbelen over de opvoeding van je mismaakte kind.”
“Soms worden de emoties me teveel,” riep ze naar achteren. “Gisteren heb ik mijn schoothondje Frodo gevonden. Hij lag helemaal platgereden op de straat voor het huis. Maar tijd om te treuren heb ik niet. Er is spoedoverleg van de gemeenteraad over de toekomst van de vijver bij het Scheurbuikplantsoen.” Ze sloeg de keukendeur van haar huis achter zich dicht.
“Zo zo,” dacht Freek Torso. “Alert zijn, deze dagen. Jammer van het weekend. Maar zaken gaan nu eenmaal voor.”

Woutertje kwam nu dicht bij hem in de buurt.
“Kijk je wel uit met dat pokkeding?” riep Freek Torso naar de jongen.
“Kawalle me boeknie!” sprak het kereltje.
“Ga zelf uit je gat geuren, brutale opdonder.”
“Maakze van tulleknarf.”
“Ik weet niet wat jij allemaal uit je nek loopt te zwetsen, maar ik weet wel dát je van alles uit je nek loopt te zwetsen.”
Freek keek naar het huis. Hij zag door de doorzonkamer heen dat buurvrouw Van der Staaf zich snel had aangekleed. Ze had inmiddels de woning aan de voorkant verlaten en liep naar haar auto.
Ineens botste Woutertje met de motormaaier tegen zijn voeten. “Au, godverdomme! Kijk toch uit, mongool!” Freek gaf de jongen een fikse duw.

Het zwakbegaafde stakkerdje verloor zijn evenwicht en viel achterover. Precies met zijn rug in de tuinhark die daar op het gras lag.
“Zo,” zei Freek, “dat zal je leren! Heel onverstandig om je spullen zo door de tuin te laten slingeren, ventje.”
Uit het hijgerig piepende geluid dat Woutertjes mond voortbracht, maakte Freek op dat de scherpe stekels van het stuk tuingereedschap fataal voor het jochie waren.
“Voor je het leven laat,” boog Freek Torso over het spastisch bewegende hoopje zwakzinnigheid heen, “vraag ik nog even je aandacht voor een wijze levensles. En dat in het weekend! Onthoud dit heel goed. Probeer nooit – tegen beter weten in – van een Torso te winnen op punten.”

Apeldoorn, januari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Muziekcolumn – Dulfer / Big Boy!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:45

“Is het een goede plaat?” vroeg ik aan Hans.
Hij bracht zijn flesje bier naar zijn mond en ik deed hetzelfde met het mijne. Normaal kreeg ik koffie aangeboden als ik hier de winkel binnenliep, maar vandaag drukte Jeroen een flesje Heineken in mijn hand.
“Tuurlijk is het een goeie plaat!” riep Hans uit. “Anders stond ik hier niet!”
“Eerst wil ik er wel eens wat van horen dan,” lokte ik hem uit de tent.
“Je moet nog even wachten, anders krijg ik last met de vakbond,” antwoordde hij.
“Vakbond?” vroeg ik, eigenlijk veel te brutaal. “Sinds wanneer lopen types als jij bij een vakbond? Heb jij dat nodig dan?”
Ik moest even opzij stappen om een andere klant door te laten. Het was hier trouwens nogal krapjes, want er stond een compleet drumstel en een keyboard in de winkel.
Hans gaf geen antwoord, maar leegde zijn flesje in een teug. Vervolgens liep hij naar zijn instrument. Hij pakte het en hing het om zijn nek. De andere twee muzikanten kwamen er bij. Ze begonnen.
“Doe mij maar die prachtige, nieuwe spetterende en superswingende house-funk-metal-tetterdetet-plaat!” zei ik tegen Jeroen, toen het eerste nummer afgelopen was.
Hans kwam op me af.
“Hoe vind je het tot nu toe?” vroeg hij.
Ik pakte het cd-doosje van Jeroen aan en gaf het aan Hans.
“Signeren maar!” commandeerde ik hem.
Met een halfdikke stift maakte Hans er iets moois van. Toen deed hij een stap naar achteren en pakte iets.
“Hierzo,” zei hij. “Dit krijg je van mij erbij.”
Het was een klein doosje met een speldje van een saxofoon.
“Ik heb er nog maar een paar en ik kan ze dus niet aan jan en alleman uitdelen.”
Ik werd even stil en keek naar het kleine cadeautje van Hans in mijn hand.
“Bedankt,” stamelde ik toen. “Ik moet nu gaan, want ik heb vanavond nog een vergadering.”
“Tot kijk,” zei Hans. “Veel plezier met de cd.”
Het kleine publiek vroeg hardop wanneer Hans verder ging spelen.
“Tot zeker ziens,” zei ik. “En doe de groeten aan Candy.”

Een jaar later, in 1995, stond Dulfer op het Bosvolpop-festival in Apeldoorn.
“Wat is dit?” riep hij toen hij opkwam. “Is dit heel Apeldoorn? Het lijkt godverdomme wel of ik in Staphorst sta!”
Vervolgens gaf hij een spetterend optreden dat het weinige volk de pan uit deed swingen.

Weer een jaar later bracht hij zijn nieuwe plaat uit, en ook toen trok hij ter promotie langs de muziekwinkels. Nota bene op mijn eigen verjaardag stond hij in het Plato-filiaal in Apeldoorn. Op mijn hoesje van de ‘Dig!’-cd staat: “Gefeliciteerd! Dulfer.” Sindsdien verloor ik hem wat uit het oog.

Maar op 30 april 2006 gaf hij een gratis concert in Gigant Café in Apeldoorn. Wederom was er niet veel publiek op afgekomen. Hoewel hij zichtbaar (veel) ouder was geworden, gaf hij toch weer een energieke set weg. Na afloop ging hij de tafeltjes langs om wat met het publiek te praten. Ik vergat om te vragen of ik ooit de groeten van Candy nog terugkreeg…

(Dulfer en bazbo – Gigant Café, Apeldoorn – 30 april 2006)

Apeldoorn, januari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Kakvlek op de werkplek: Ik ben de man

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:44

“Ik ben de man
waar je steeds op steunen kan”
– Raymond van het Groenewoud

Inmiddels weten jullie het wel. Als ik de aandrang krijg om te poepen, dan moet ik ook direct, anders gaat het fout. Hoe vaak heb ik nu al niet met een warme plak in mijn broek gestaan?
Hoe heerlijk is het dat ik tegenwoordig op de fiets naar het werk kan. Minder heerlijk was de plotselinge druk die zich op mijn anus aandiende. Het was nog zeker een flink eindje rijden voor ik op de plaats van bestemming zou zijn. Een angstgolf schoot mijn hoofd binnen: “Ik ga het niet halen!”

Ik ben de enige mannelijke medewerker op de werkplek. Dat heeft zo zijn voordelen.
Iedereen ziet mij als een autoriteit. De dames vragen mij veel om raad. Dan speel ik de deskundige himself. Niet dat ik dat ben, hoor. Ik weet helemaal niets, maar kan leuk de schijn ophouden. Met een beetje dooddoener en een mysterieuze blik kom ik een heel eind.
Ik maak leuke contacten met de vrouwelijke collega’s en kan een beetje spelen met de spanning die er sowieso tussen man en vrouw heerst.
“Tjee, wat is dat voor een leuke postbezorgster?”
“Bas! Niet naar andere vrouwen kijken. Dat kan toch niet? Jij bent toch getrouwd?”
“Wat heeft dat er nou weer mee te maken? Je klinkt erg jaloers trouwens.”
“Ik ga daar maar even niet op in. Want hoe lang ben jij wel niet getrouwd?”
“Achttien jaar, in september.”
“Goh, dat is best lang.”
“Ja, dat vindt mijn vriendin ook.”

Dat ik de enige man op de werkvloer ben heeft ook nadelen. Voor iedere technische scheet komen ze bij mij. “Bas, ben jij technisch? Er is een schroef uit de muur gevallen. Kun jij hem er weer inslaan? Ik heb hier alvast een hamer voor je.” Of: “Bas, de verwarming is kapot. Wil jij eens kijken?” Schroeven in de muur slaan met een hamer, godbetert. En moet ik een man zijn om het installatiebedrijf te bellen? Nu heb ik het technisch inzicht van een otterdrol op sterk water, maar dit soort taken gaat me wonderwel goed af. De ellende is alleen: hoe meer van dit type kutklussen ik doe, hoe vaker ze aan mijn kop komen zeiken met meer.
Vergaderen met vrouwen is onmogelijk. In het gemiddelde kippenhok is het stiller. De helft van de vergadertijd wordt besteed aan hoe het met de kinderen is of over de nieuwe serie designbankstellen bij IKEA. En dan kan ik samenvatten en speerpunten benoemen en de hoofdlijnen uitzetten wat ik wil; te midden van het gekakel valt mijn nasale tenor geheel in het niet. Wij mannen denken vaak dat het ons redelijk is gelukt om de vrouw te domesticeren, maar loop een willekeurige vergadering met voornamelijk vrouwelijke deelnemers binnen en je wordt bruut geconfronteerd met het harde feit dat we daarin jammerlijk hebben gefaald.
Het is een kleine locatie waarin ik werk. Er is maar een medewerkerstoilet. Dames en heren zijn wat dat betreft niet gescheiden. Dus als ik knoei bij het plassen, weet meteen iedereen wie het gedaan heeft. Even lekker van je af spetteren is er niet bij. Voor de zekerheid ga ik dus altijd zitten, ook bij het piesen. Niet dat het altijd helpt. Na gedane zaken (de medische term hiervoor is ‘mictie’) sta ik op en dan wil er nog wel eens een verdwaalde druppel op de brilrand vallen. Sta ik alsnog te poetsen. Het prettige aan de niet gescheiden wc is dat als ik vlak na die ene leuke collega het toilet bezoek, de bril nog lekker aanvoelt van haar lichaamswarmte. Niet doorvertellen, hoor!

“Ik ga het niet halen!” Met volle vaart kwam ik het terrein opgecrosst. Het houten fietsenhok staat naast het gebouw. Ik zette mijn fiets tegen het schuurtje aan. De druk op mijn endeldarm was inmiddels onhoudbaar. Gelukkig was er achter het schuurtje wat ruimte die grensde aan een blinde muur van het buurgebouw. Ik struinde door de struiken van de tuin en knoopte alvast mijn gulp open. Op het moment dat ik mijn broek naar beneden had gestroopt en hurkte, spetterden de bruine afvalstoffen al op de vochtige kleigrond. De wind blies koud op mijn witte billen. Bliksemsnel trok ik mijn slip weer omhoog. Onmiddellijk voelde ik hem in mijn naad plakken.
“Shit.” De ervaring van bevrijding en opluchting maakte snel plaats voor een gevoel van intense goorheid. Oef, gelukkig had niemand mij gezien. En zaten er geen spetters op de hakken van mijn schoenen.

Binnengekomen deed ik eerst mijn jas uit en zocht ik gauw het toilet op. Ik pelde mijn onderbroek van mijn reet en ging zitten. De bril voelde koud aan; ik was de eerste die er vandaag gebruik van maakte. Niets geen prettige lichaamswarmte van die ene leuke collega om in mij op te nemen. Balen, zeg.
Met wat toiletpapier probeerde ik de bruine vlek uit mijn slip te poetsen. Dat lukte maar half. Een nieuwe golf vloeibare excrementen bood zich aan. Koud rioolwater spatte tegen mijn billen. Vervolgens reinigde ik uitgebreid mijn anus. Was er nog wel papier genoeg? Het was er in overvloed, zij het dat het van dat ruwe enkellaags schuurmateriaal was. Toen ik opstond om mijn kleding weer op orde te maken en achter mij keek, zag ik dat er iets bestaat dat nog onsmakelijker oogt dan een toiletbril met plasspetters erop. De bruine derrie zat tot hoog aan de rand van de pot geplakt. Dit vroeg om een uitgebreide schoonmaakactie met de pleeborstel. Zuchtend deed ik mijn werk. Voortaan nooit meer zeuren, dames.

Ik word er schijtziek van. Soms denk ik: “Geef mij maar gewoon een herenplee. Daar maakt het niet uit of je het menselijke afvoerwater langs de pot sproeit. Of dat de handdoek naar poep ruikt.”
Maar ondanks alle nadelen geef ik de absolute voorkeur aan deze nieuwe werkplek. Zoveel aandacht heb ik nog nooit gehad. Geef mij een werkplek met louter vrouwelijke collega’s en geloof het of niet: ik ben je man.

Apeldoorn, januari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

De avonturen van Freek Torso 2

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:42

Freek Torso zette zijn tanden in een groot stuk kippenbout. “Daar ben je toch mooi onderuit gekomen, Freek,” zei zijn vrouw Trees. “Het was maar goed dat er geen getuigen waren vanmorgen, toen je dat mes in de hals van die agent stak.”
“Ach wat,” wuifde Freek Torso de opmerking van zijn vrouw weg. “Een Torso laat zich niet zomaar pakken. Zeker niet door die slapjanussen van de politie. Die idioten komen van verre met luide sirenes aanzetten. Dan weet je dat je weg moet wezen. En een Audi kan snel zijn.”
Vet liep langs zijn kin omlaag. Hij boog wat voorover, zodat de druppels op zijn bord spatten.
“Lekker, dat vocht dat uit je mond loopt,” zei Trees.
“Wat bedoel je?” vroeg Freek.
“Zullen we nog even?” vroeg Trees met haar tong half uit haar mond.
Zag Freek het nou goed of had ze wijde pupillen? “Dan is het of donker hier, of is ze weer eens geil als boter.” Freek Torso had enige tijd geleden nog tientallen pleuro’s geïnvesteerd in spaarlampen voor boven de eettafel, dus van donkerte kon hier onmogelijk sprake zijn.
“Nee, mens,” was het antwoord van Freek Torso. Hij gooide de botten van de kippenbout op zijn bord en veegde zijn mond af met een punt van het tafellaken. “De broek kan niet altijd gespannen zijn. Sla desnoods de hand aan jezelf. Ik heb behoefte aan frisse lucht. Wacht niet op mij met slapen.”
Zonder verder een reactie van zijn vrouw af te wachten, liep Freek Torso de voordeur uit.

“Die wijven begrijpen niets van een man,” mompelde hij terwijl hij zijn tuinpad afliep. “Op zich is het leuk dat als een man thuis komt, dat er dan een vrouw op de bank op hem zit te wachten. Minder leuk is het dat het altijd dezelfde vrouw is.” Inmiddels was hij bij de stoeprand aangekomen. “Verandering van spijs doet eten. Eens kijken of er in de stad nog wat te scoren is. Maar eerst eens van die verdachte Audi af zien te geraken,” zei hij.
Freek opende de deur van zijn gehavende wagen en stapte in. Hij draaide de sleutel in het contact en gaf gas. Toen hij net wegreed, voelde hij hoe het linker voorwiel hobbelde. “Godver,” zei Freek Torso. Hij haalde zijn voet van het gaspedaal. De Audi stond stil. “Nou ligt toch niet onze eigen kat Kots onder mijn wagen, hè¨?” Snel opende hij het raam en keek naar zijn voorwiel. Daaronder lag Frodo, het witte hondje van buurvrouw Van der Staaf. Snel gaf Freek wat gas. Nu hobbelde het linker achterwiel.
“Maltezerpaté,” zuchtte Freek Torso en hij sloeg af in de richting van het centrum.

Op het Scheurbuikplantsoen was het stil. Aan de rand van dit gezellige pleintje was de grote vijver. Freek Torso maakte vaart en stuurde zijn Audi in de richting van het water. Nog geen vijf meter voordat de wagen te water zou raken, opende hij het portier en sprong hij eruit. Bijna professioneel stuntwerk was de rollende beweging die hij maakte over de klinkertjes. Toen hij weer rechtop stond, zag hij nog juist hoe het dak van de Audi in het vieze bruine water verdween. Niemand zou ooit deze wagen vinden. Tenzij die stomme gemeenteraad ooit het bestemmingsplan zou wijzigen. Freek wist ze te vinden.
“Avonturen,” zei Freek Torso tegen zichzelf, “daar krijgt een man dorst van.” Hij keek om zich heen. Dichtbij was het café De Tochtige Koe. Tien tellen later duwde hij de toegangsdeur open.

Freek Torso keek om zich heen. “Wat een losers weer,” mompelde hij. “Die hebben niks beters te doen dan alleen maar een beetje dronken worden.”
“Wat moet jij hier?” vroeg een wildvreemde vent.
“Ik kwam hier even controleren of het jachtseizoen op dikke zwijnen geopend is en dat blijkt inderdaad het geval.” Hij hoefde niet eens een heel harde kopstoot te geven om de vadsige vent tegen de vloer aan te werken. “Maar goed. We kwamen voor de verandering van spijs.”
Aan de bar zat een moddervette trol. Die moest Freek niet. Nee, dan dat andere mens. Hoog op de poten, naaldhakken, filmsterrenzonnebril, blonde haren, minirok en topje waar haar tieten vrijelijk bovenuit floepten.
“Mooie kleur lippenstift,” zei Freek Torso, terwijl hij aan de barman gebaarde dat hij bier wilde.
“Dank je,” zei het meisje met hese stem.
“Die lippen wil ik wel om mijn orgaan heen. Maar niet hier.”
“Ik woon hier vlakbij.”
“Dat komt goed uit, want ik sta hier vlakbij geparkeerd.”

“Ondergoed met gaten,” observeerde Freek Torso nog geen kwartier later. “Het lijkt armoedig, maar het brengt een man in vele staten.”
“Ik hoop dat het je opwindt,” zei ze.
“Hoe sta jij tegenover plasseks?” vroeg Freek ineens.
“Eh, nou, dat heb ik nog nooit gedaan. Is dat wat je graag wilt?”
“Nee, ik wilde eigenlijk nog wat verder gaan.”
“Wat had je in gedachten?”
“Ik moet schijten als een otter.”
“Doe dat maar op de plee,” zei het meisje. “En laat je broek maar naar beneden als je terugkomt.”
Van schrik kreeg Freek een erectie. Wat een lekker mokkel was dit, zeg!
“Waar vind ik de pot?” vroeg hij. “Of kan ik hier ergens in een hoek van de kamer mijn gevoeg doen?”
“De plee, zei ik,” was haar antwoord. “Slaapkamer uit. Eerste deur rechts.”
Freek Torso liep naar de wc en deed zijn broek naar beneden. Hij kleedde zich helemaal uit, gooide zijn kleren van zich af en ging zitten. “Zoals wel vaker: orgastisch genot als ik niet hoef te persen en de fecaliën zo mijn lichaam uit glijden. Wat wil een mens nog meer?” Hij reinigde zijn gat, trok door en stond op. “Wat wil een mens nog meer? De rest is zinloos. Er ligt daar een hete babe op mij te wachten. Veel zin heb ik er eigenlijk niet meer in. Maar wat niet is, kan nog komen.”
Zonder zijn handen te wassen liep hij terug naar de slaapkamer. Zijn gastvrouw had zich inmiddels ontdaan van haar ondergoed en gaf hem voldoende uitzicht op haar primaire geslachtskenmerken.
“Een stijve mag blijve,” zei Freek Torso tegen niemand in het bijzonder. Tegen het meisje zei hij: “Ik hoop dat je het meeste voorwerk even zelf hebt verricht?”
“Wat bedoel je?”
“En anders hoop ik dat je ongesteld bent. Hoe meer vocht, des te beter.”
“Maak je geen zorgen. Ik ben er helemaal klaar voor, kanjer.”

“Hoe heet jij eigenlijk?” vroeg Freek Torso toen hij haar besteeg.
“Natacha.”
“Ah, een heet wijf van de Russische toendra’s.”
“Hoe kom je daar nou bij? Ik kom uit Rotterdam Zuid.”
“Vrouwen kunnen altijd zo goed de erotische mystiek met één opmerking om zeep helpen.”
“O, ben je nou niet geil meer?” vroeg Natacha.
“Best wel,” antwoordde Freek Torso. “Maar nu is het even tijd voor een wijze levensles.”
“Wijze levensles? Wie zit daar nou op te wachten? We staan op het punt om een forse wip te maken.”
“Neem van mij aan, stomme turfkut,” zei Freek Torso terwijl hij de keel van Natacha dichtkneep, “wurgseks is van alle tijden.”

Apeldoorn, januari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Schandvlek op de werkplek: De hel

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:41

Ineens had ik dan een andere werkplek. Had ik al verteld dat ik op mijn oude plek boventallig was geworden? ‘Doorontwikkeling’ noemde de grote baas het. Dat was managementtaal voor ‘reorganisatie’. Zo kwam mijn functie te vervallen. Na een heel loopbaantraject vol gesprekken, workshops, assessment en andere omzwervingen kwam ik dan hier terecht. Een nieuwe werkplek vol kansen en uitdagingen, niet eens zo heel gek ver van mijn huis. Nog geen half uurtje fietsen.
Ik had een kennismakingsgesprek gehad een week geleden en ik was bijzonder vriendelijk ontvangen door alle collega’s. Mijn naam was me vooruit gesneld. Ze hadden nogal hoge verwachtingen van mij. Oei, en die moest ik nu waar zien te maken.

Ik was extra vroeg van huis gegaan. “Je wilt op je eerste dag toch niet meteen te laat komen, hè?” was mijn gedachte. Het was nog pikkedonker op straat. Ik trapte flink door, op zoek naar de snelste route naar het werk dat op mij wachtte.
Ik wist dat ik een gevaar op de weg was. Op mijn ATB zat geen licht. De avond ervoor was ik met mijn zoon naar zijn school geweest voor een gesprek met zijn klassenmentor. We hadden onze fiets geparkeerd bij het kleine stationnetje. Toen we terugkwamen was het rijwiel van mijn zoon verdwenen. Vandaag was hij op mijn fiets naar zijn school in Twello. En was ik dus genoodzaakt om mijn sportfietsje te gebruiken. Gelukkig vond ik een route die zo veel mogelijk over fietspaden en zo min mogelijk over de openbare weg ging. Behalve het laatste stuk.
Daar in de verte doemde het gebouw op. Ik hoefde alleen nog maar deze weg over te steken. Het was niet eens druk. Ik wachtte voor de haaientanden. Van rechts kwam een bestelauto. Zijn knipperlicht ging aan. Hij wilde naar links, de straat in waar ik net uit kwam.
Veel te vroeg sloeg de auto af. Hij nam de korte bocht. Ik zag hem recht op mij af komen.
“Hooo!” riep ik nog. Volkomen zinloos. Ik hief mijn rechterbeen en arm op in de hoop de klap te kunnen opvangen. Voor ik het wist lag ik op de motorkap. Gelukkig had de bestuurder al flink afgeremd. De smak die ik maakte was aanzienlijk, maar niet echt hard.
De man stapte uit en hield zijn hand geschrokken voor zijn mond.
“Gaat het, meneer?” vroeg hij.
Ik stond inmiddels weer met beide benen op de grond en pakte mijn fiets op. “Ja, ik mankeer niets,” antwoordde ik.
“Ik zat helemaal fout,” zei de man nederig. “Bent u echt ongedeerd?”
“Het is meer de schrik.”
“Sorry. Het is ook nog zo donker en u bent ook donker gekleed. Ik zag u echt niet.”
“En ik stond stil. Dan zie je ook mijn verlichting niet.” Ik zei maar niet dat ik helemaal geen licht op mijn fiets heb. “Heeft u schade aan de auto?”
Hij keek eens naar zijn bumper en controleerde de motorkap. “Nee, volgens mij niet. En u? Is uw fiets nog heel?”
Ik bekeek mijn rijwiel en knikte. “Geen mankement.”
Snel nam de man afscheid en scheurde hij weer weg. Ik stapte trillend op mijn fiets en reed het laatste stukje stapvoets.

Binnen brandde licht. “Dan zal er al wel een collega zijn,” concludeerde ik. Ik was wel tien minuten te vroeg. De automatische schuifdeur ging niet uit zichzelf open. “Dan heeft de collega die binnen is uit veiligheid de deur weer achter zich dicht gedaan.” Uit mijn broekzak haalde ik de sleutel die ik vorige week overhandigd had gekregen. Ik stak hem in het slotje en duwde de schuifdeur open.
“Er is al iemand binnen, dus hoef ik de code niet in te voeren,” sprak ik tot mijzelf. “Het alarm is er al af.” Ik liep verder de gang in.
Plotseling klonk er een gierende sirene. Het geluid sneed door mijn nog trillende lijf en deed pijn aan mijn oren.
“Kut.” Het alarm was er helemaal niet af. “Wat moet ik nou doen?” Snel liep ik terug naar het kastje bij de voordeur. Ik opende het deurtje en drukte de code in. De snerpende sirene stopte. “Maar nu?”
“Wat is er allemaal aan de hand?” klonken ineens verschillende stemmen. Ik keek om. Daar stonden al mijn nieuwe collega’s, die zojuist waren binnengekomen.
De telefoon ging. “Shit, dat is natuurlijk de alarmcentrale.” Snel rende ik het kantoor in. Ik nam op en noemde mijn naam.
“Alarmcentrale. Wij krijgen zojuist een melding binnen.”
“Eh ja, dat kan wel kloppen. Ik loop hier naar binnen en het alarm gaat af.”
“Nu hebben wij een code van u nodig.”
“Maar die heb ik net ingetypt.”
“Een registratiecode bedoel ik, meneer.”
“Joh, ik kom hier vandaag voor het eerst. Ik denk dat ik het allemaal goed doe en dan gaan er allemaal toeters en bellen.”
“Kan gebeuren, meneer. Maar ik heb toch echt die registratiecode van u nodig.”
“Ik zal ’s kijken. Heeft u een momentje?”
“Zeker.”
Ik legde de hoorn neer. De collega’s stonden met open mond naar mij te kijken.
“Een registratiecode,” praatte ik hardop in mijzelf. Ik zoek altijd de meest intelligente op om tegenaan te lullen. “Waar vind ik die? Wacht, tijdens het kennismakingsgesprek kreeg ik niet alleen een sleutel, maar ook een briefje met een zwik codes erop.” Snel liep ik naar mijn nieuwe postvakje. Daar vond ik het briefje. In een flits stond ik weer bij de telefoon.
“Ik heb hem.” Ik noemde de cijfers van de code.
“In orde, meneer. Tot ziens.”
De verbinding werd verbroken. De collega’s stonden me nog steeds aan te gapen. Nu dan écht aan het werk.

“Bas?” vroeg een van de nieuwe collega’s. “Mag ik jou wat vragen?”
“Dat heb je bij deze dan gedaan.”
“Jij bent hier toch onze nieuwe computerexpert?”
Ik schrok van de hoge verwachtingen van de nieuwe collega. “Is dat zo?”
“Ben je een beetje technisch?”
“Nou, het is maar hoe je het bekijkt.”
“Jij bent hier de enige man. Dus moet ik wel bij jou zijn.”
“Wat is het probleem?” vroeg ik.
“Internet ligt eruit. Wil jij ’s kijken?”
“Waar zal ik dan ’s kijken?”
“Jij bent de expert,” zei ze.
Tijdens de rondleiding had ik een kast gezien met daarin allerlei bedrading. Daar zou de internetverbinding wel binnenkomen. Maar waar was die kast ook weer? Dit gebouw is een waar doolhof.
Een half uur later had ik de kast teruggevonden. Inderdaad, een wirwar aan kabels, stekkers en ledlampjes. Ergens moest de lijn zijn waardoor de internetverbinding binnen kwam. Ik zag door de bomen het bos niet.
“Misschien moet ik gewoon even het modem resetten.” Maar wat was het modem? Op goed geluk trok ik een stekker eruit. Op datzelfde moment ging het licht uit. Van overal uit het gebouw klonken boze kreten van collega’s.
“De stroom ligt eraf!” De stemmen kwamen dreigend dichterbij.
“Dit is geen nieuwe werkplek vol kansen en uitdagingen,” zei ik tegen mijzelf. “Dit is de hel.”

Apeldoorn, januari 2008

(Met dank aan tijl. Hij gaf me toestemming om de titel van zijn succesvolle reeks te gebruiken!)

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

De avonturen van Freek Torso 1

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:38

Freek Torso kroop van zijn vrouw af en sloeg zijn benen buiten het bed.
“Dat was weer eens als vanouds, Freek,” hijgde zijn vrouw. “Vier keer maar liefst. En jij?”
Freek Torso vond zichzelf te bescheiden om er eerlijk antwoord op te geven. Hij stond op. Zijn bezwete lichaam koelde nu snel af. Zijn erectie was veranderd in een slappe zooi. “Zo heet als ik net was, zo koud heb ik het nu.”
In de badkamer nam hij een uitgebreide douche. Toen liep hij terug naar de slaapkamer, pakte zijn kleren van zijn stoel en kleedde zich aan.

“Maak je het niet te laat vandaag?” vroeg zijn vrouw.
“Dat merk je wel,” snauwde Freek. Als hij eenmaal aan zijn gerief was gekomen, moesten ze een tijdje niet aan zijn kop zeiken. “Daar heb jij geen zaken mee. Ik doe het zware werk, en jij doet het huishouden. Zo klaar is dat!”
“Nou zeg!” riep zijn vrouw uit. “Ik vraag alleen maar of je op tijd thuis wil komen, zodat ik weet hoe laat ik de piepers op moet zetten!”
“Altijd maar piepers!” schreeuwde Freek. “Kennen jullie wijven nou nooit eens iets anders verzinnen?”
“Het is ook nooit goed,” snikte ze.
“Weet je wat het is?” brieste Freek hoofdschuddend. “Het enige moment dat je je als man bij een vrouw echt prettig voelt, ligt zij er doorheen te kreunen!”
Met een klap gooide hij de slaapkamerdeur achter zich dicht. Beneden zette hij koffie en wilde hij een boterham maken. Toen hij de kaas uit de koelkast pakte, stond de kat Kots al naast zijn voeten. Ze zette haar nageltjes in Freeks been. Kaas was haar lievelingskostje.
“Flikker op, stomme kutkat,” siste Freek en hij gaf het beest een schop. De kat Kots zeilde over de gladde vloer de keuken uit en gooide in de woonkamer een pot met kamerplant om. “Morgen bedenk ik een goed recept voor gestoofde kat.”

Shit, het was al laat. Dat vluggertje bleek zo vlug niet te zijn geweest. “En ik moet de vuilnisbak nog buiten zetten.” Hij ledigde zijn mok koffie voor de helft in een grote teug en liep naar buiten. Daar stond de grijze container bij het schuurtje. Freek pakte hem bij het handvat en bracht hem naar de hoek van de straat. “Gloeiende, de buurtmongolen hebben hun auto’s en vuilbakken weer zo neer gezet, dat die van mij er niet tussen kan. Tijd voor wat ochtendgymnastiek.”
Met handige bewegingen gooide Freek wat containers in de struiken van de gemeentetuin en zette die van hemzelf op de juiste plaats. Toen liep hij naar een van de auto’s die er vlak naast geparkeerd stond. Met de hak van zijn laars trapte hij een deuk in het portier. Er ging niet eens een alarm af. “Wat een losers wonen er toch in deze buurt.”

Freek Torso stapte in zijn Audi en scheurde de straat uit. “Opzij, lummels!” riep hij naar de schoolgaande jeugd. Eén jongen keek niet goed uit en zwalkte halverwege de straat. De Audi raakte hem zachtjes, maar de jongen vloog over de motorkap. Veel zorgen maakte Freek zich niet.
“Eindelijk eens iemand die actief iets doet aan de overbevolking,” was zijn stille conclusie en hij zette zijn Audi in z’n vier. Hoe heerlijk voelde zijn voet aan op het pedaal! Zeker als je hem helemaal intrapte. Op straat sprongen mensen opzij. Hij voelde zich de koning te rijk.
Tevreden dacht hij terug aan de wilde sekspartij van nog geen uur geleden. Dat was een ruige bende. Hij had zijn vrouw eraan laten wennen om de meest bizarre houdingen aan te nemen. Zo kon hij gewoon lekker tekeer gaan. Dat ze er zelf ook van genoot, was voor Freek niet echt van belang, maar toch mooi meegenomen. “Vier keer,” dacht hij, terwijl hij met zijn tong zijn lippen aflikte. “Dat is geen vijf.”

Agent Van der Pot stond met zijn motor langs de kant van de weg. Het was net te licht geworden om nog meer jongeren zonder verlichting op de fiets te bekeuren. Hij startte net zijn motor, toen er een Audi met monsterlijke snelheid langs hem heen reed. Agent Van der Pot twijfelde geen moment en ging de auto achterna.

“De klabakken!” bromde Freek Torso, toen hij in zijn achteruitkijkspiegel keek. Snel gaf hij gas bij. “Nee, dat kan niet, want ik zit al op de bodem.” Ineens was de motoragent naast hem en even later zelfs voor hem. “Hmm, eens kijken hoe ik dit oplos.”
Freek trapte wild op de rem. De wagen slipte en draaide honderdtachtig graden. “Een ware Torso-beweging.” In de spiegel zag hij dat de motor ook was omgedraaid. Freek maakte vaart. De motor was nu vlak achter hem. Opnieuw drukte Freek plotseling het rempedaal in. De motor klapte met een doffe dreun tegen zijn kofferbak. “Een kar is om mee te rijden, niet om zuinig mee te zijn.”
De agent rolde over de carrosserie heen en belandde op de voorklep. De Audi stond inmiddels helemaal stil. Freek stapte uit en liep naar de agent. “Wat moet dat? Kijk uit waar ik rijd!” Hij pakte de diender bij zijn jasje en schudde hem flink door elkaar. “Waarom ga jij geen boeven vangen?”
Agent Van der Pot voelde zich niet sterk genoeg om hier iets op te zeggen.
“Nog onbeleefd ook? Niet eens antwoord geven als ik iets vraag? Moet jij eens heel goed luisteren. Als ik eenmaal aan mijn gerief ben gekomen, moet je een tijdje niet aan mijn kop zeiken.”

Freek opende zijn colbertje en haalde uit zijn binnenzak zijn mes te voorschijn. Hij hoefde niet eens veel kracht te zetten om het bestek tot aan het heft in het zachte vlees van de hals van agent Van der Pot te drukken.
In de verte klonken sirenes.
“Tijd voor een levensles,” zei Freek Torso tegen de rochelende diender. “Het grote nadeel van seks vroeg in de morgen is dat de rest van de dag zo zinloos wordt.”

Apeldoorn, januari 2008

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geheime ontmoeting

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:37

Ze stak haar hand uit. Ik pakte hem aan.
“Hallo,” zei ik. “Ik heet Bas.”
Ze zei haar eigen naam met zachte stem.
“Ik vind het leuk om je eens in het echt te ontmoeten,” vertelde ik om het ijs een beetje te breken, “na die weken van digitaal contact.”
“Nou inderdaad,” zei ze. Ze kreeg een kleurtje op haar wangen.
“Waar zullen we gaan zitten?” vroeg ik. “Ginds is een tafeltje vrij.”
Ze knikte en liep voor me uit. We gingen zitten aan de lege tafel.
“Wil je iets drinken?”
“Het is nog vroeg,” zei ze. “Doe maar een cappuccino.”
Er kwam een jongeman aan het tafeltje staan. “Zegt u het maar,” zei hij.
“Een cappuccino,” zei ik. “En voor mij een gewone koffie.”
“Komt eraan.” De jongeman liep weg.
“Hoe lang heb jij?” vroeg ik haar.
Ze keek op haar horloge. “Een uur,” zei ze. “Ik moet om twee uur vanmiddag in Brabant zijn op mijn werk. En jij?”
“Ook zoiets. Het maakt niet echt uit. Ik zou in de loop van de dag bij een vriend in Gouda binnenlopen, maar een exacte tijd hebben we niet afgesproken.”
“Wel toevallig dat we allebei hier in Utrecht moesten overstappen.”
“Nou, er gaat ook een directe trein van Apeldoorn naar Gouda. Maar toen jij voorstelde om elkaar hier te ontmoeten, toen was de keus tussen de rit met of zonder overstap niet moeilijk.”
De jongeman stond weer naast ons. In zijn hand had hij een klein dienblaadje met daarop twee koppen. “Eénmaal cappuccino,” zei hij terwijl hij de grote kop op tafel zette. “En een gewone koffie.”
“Dankjewel,” zei ik. De jongeman liep weer weg.
Ik pakte mijn kopje bij het oortje beet en hief het in de lucht. “Nou, proost,” zei ik tegen het meisje tegenover me. “Op de lijfelijke kennismaking.”
Ze moest lachen. Ik nam een slok en keek de lunchroom hier op het station eens rond. Het was er druk. Wat wil je ook op zaterdag aan het eind van de morgen? Aan de muren hing reclame van bier en damesdrankjes. Ook werden appeltaart en speciale koffies aangeprezen. Achter de toonbank waren wat jongelui aan het werk. Andere jongeren liepen heen en weer om klanten te bedienen.
“Lekker,” zei het meisje aan de andere kant van mijn tafeltje.
“Ja, de koffie is hier niet verkeerd.”
Terwijl ik weer wat van het zwarte goedje uit mijn kopje slurpte, bekeek ik haar eens goed. Daar zat ze. Het meisje met wie ik nu al een paar weken ’s avonds zat te kletsen via een forum. Ook op msn troffen we elkaar en af en toe stuurden we mailtjes. Nu zat ze dan voor het eerst in levende lijve bij mij aan tafel. Ze was niet al te groot, met wat korte benen en brede heupen. Ze droeg een spijkerbroek met laarsjes. Haar jas had ze over haar stoelleuning gehangen. Om haar hals hing een roze sjaaltje. Ze had blonde halflange haren. Voortdurend glimlachte ze verlegen. Maar haar echte blikvangers waren haar donkere ogen, die ze nog eens extra had geaccentueerd met mascara. Allemensen, wat vond ik haar mooi.
“En?” vroeg ze ineens. “Ben ik een beetje zoals je me had voorgesteld?”
“Je had me dat fotootje van je gestuurd, dus ik wist wel ongeveer hoe je eruit ziet. Maar op het internet kun je je makkelijk anders voordoen dan dat je werkelijk bent.”
Ze giechelde. “Hoe kwam ik op je over dan?”
Ik schrok een beetje van de directheid van haar vraag. “Eh, nou,” hakkelde ik. “Uit je posts en pm’s maakte ik op dat je een vlotte babbel hebt. Je leek me een adrem iemand die veel en makkelijk praat, en al snel het gesprek beheerst.”
“Val ik je tegen?”
“Nee joh, maar je bent gewoon een beetje anders dan dat ik verwachtte.”
“Wat had je dan verwacht?”
“Wat ik al zei, een jonge vrouw die niet bepaald op haar mondje is gevallen.”
“En hoe kom ik nu dan op je over?”
“Je weet me wel voor het blok te zetten, zeg,” zei ik met een rood hoofd. Het meisje tegenover me zat te grinniken. Ik moest ook lachen.
“Ik zit je te plagen,” zei ze.
“Oef, gelukkig, zeg.”
“Maar serieus. Wat vind je van me?”
Nu was het mijn beurt om te grinniken. “Je bent nieuwsgierig, hè?”
Ze keek me stilletjes aan en knikte.
“Weet je,” zei ik zachtjes tegen haar, “ik had echt verwacht dat er hier een dame tegenover me zou zitten die nogal dominant is en andere mensen manipuleert. Fouter kon ik het niet hebben. In het echt blijk je een rustig, wat verlegen meisje dat goed observeert, en dat haar eigen koers vaart.”
“Precies.” Ze lachte weer. “Je hebt me aardig snel door.”
“Op het internet kom je vaak heel rechtstreeks uit de hoek.”
“Ja, daar kan ik mijn ware aard goed verbergen. Iedereen denkt dat ik een bitch ben, vanwege mijn harde grapjes en directe manier van reageren.”
“En iedereen reageert daar weer op. Je hebt een hoop mensen die ingaan op wat jij zegt. Je hebt over belangstelling niet te klagen.”
“Dat is in het echt wel anders.”
“Ja? Is dat zo?”
Ze knikte. “Ik ben nogal op mijzelf. Dat ben ik altijd al wel geweest. Zal wel door vroeger komen.”
“O? Hoe zit dat?”
“Ik heb nooit een vader gekend. Mijn moeder was ongehuwd toen ze zwanger van mij raakte en heeft mij in haar eentje opgevoed. Ze moest ook voor het geld zorgen, dus ik was van jongs af aan veel alleen thuis. Zeker toen ik later in de puberteit kwam, botsten mijn moeder en ik nog wel eens met elkaar. We hadden vaak onenigheid.”
“Voelde je je als kind door die situatie ongewenst?”
“Nee, dat niet. Maar ik ging gewoon veel mijn eigen gang en trok niet veel met andere kinderen op. Dat heeft gemaakt tot hoe ik ben. Ik ben vaak erg onzeker en verlegen. Dat stoot af.”
Ik legde mijn hand op die van haar. “Mij niet.”
Ze glimlachte en sloeg haar ogen neer.
“Heb je een relatie?” vroeg ik haar.
“Nee. Ik heb er twee jaar geleden wel een gehad. Ik denk daar niet met veel plezier aan terug.”
“O? Heb je nare ervaringen opgedaan?”
Ze gaf niet direct antwoord. Ik vroeg: “Vind je het vervelend dat ik ernaar vraag?”
“Nee, dat is het niet. Ik heb er gewoon geen leuke herinneringen aan. Laat ik het er maar op houden dat hij zijn handen niet thuis kon houden.”
“Ach zo. Dat klinkt heel naar en ingrijpend.”
“Dat was het ook. Maar laten we over iets gezelligs praten.”
“Begin jij maar.”
Ze lachte alweer. “Hoe is het bij jou thuis? Ben jij gelukkig getrouwd?”
“Ja, nogal,” moest ik zeggen.
“Weet je vrouw dat je nu hier met mij zit?”
“Ja hoor, we hebben geen geheimen. Maar verder weet niemand het. Is het toch een beetje een geheime ontmoeting.”
Ze lachte. “Fijn dat je zo open met haar kunt zijn. Dat je ook af kunt spreken met een andere vrouw zonder dat ze meteen jaloers is.”
“Ach, ze maakt zich wel eens zorgen over mijn omgang met andere vrouwen, maar ze weet dat ik altijd weer thuis kom.”
“Dat lijkt me heel prettig.”
“We hebben het ook erg leuk samen. Onze zoon wordt nu wat ouder en zelfstandiger.”
“Hoe oud is hij?”
“Vijftien. Hij gaat steeds meer zijn eigen gang. We kunnen hem steeds meer loslaten. Dat betekent dat wij weer meer tijd hebben voor de dingen die we zelf leuk vinden om te doen. Hij hoeft niet meer overal mee heen.”
“Vijftien al? Jeetje. O ja, jij was de veertig al gepasseerd, hè?” zei ze plagerig.
“We blijven wel beleefd, ja?” zei ik terug met een lach en een knipoog. “Hoe oud ben jij?”
“Vierentwintig. Ik kom pas kijken.”
“Nou, je hebt al genoeg meegemaakt, als ik je verhalen zo hoor.”
“We zouden het over gezellige dingen hebben,” zei ze. “Ga je nog iets bijzonders doen bij die vriend van je?”
“Ik begrijp dat je liever niet over je verleden wilt praten, hoor. Die vriend heeft mijn website in elkaar gezet. Ik heb nog wat vragen en problemen en die gaat hij vanmiddag voor mij oplossen, hoop ik.”
We praatten over hobby’s. Over het schrijven van verhalen en columns. Over muziek die we mooi vinden. Over werk in de gehandicaptensector en in de supermarkt. Over opleidingen. Over het huis waarin we wonen. Zij is alleen en ik heb een gezin. We spraken over alles en we hadden tijd tekort. We kwamen ook ogen tekort. Steeds weer was mijn blik gevangen door haar frisse jonge gezicht en strandde ik in die prachtige ogen die leken te kijken in het diepste van mijn ziel. Lieve help, hier gebeurde iets bijzonders.
Voor mij veel te snel keek ze weer op haar horloge. “Nou, ik moet gaan,” zei ze. “Mijn trein vertrekt zo.”
“Die van mij straks ook.” Ik stond op. Zij ook. “Hee, nogmaals: ik vond het leuk om je eens te ontmoeten. Het is toch altijd fijn om een levend gezicht te kennen achter de schuilnaam op het internet.”
Ze glimlachte en knikte. “Dat vind ik ook.”
“Nou. Dag. Zullen we eens wat uitgebreiders afspreken?”
“Leuk idee.” Zag ik dat nou goed, of bloosde ze weer?
Ik schudde haar hand. Ineens strekte ze zich naar mij uit en gaf me een zoen op mijn wang.
“Weet je,” zei ze zacht. “Het is net alsof ik jou al heel lang ken.”
“Dat is toch ook zo? We hebben bijna dagelijks contact. Dat is niet voor niets. Ik mag graag met je kletsen.”
“Je bent lief.” Met dat ze het zei, keek ze me diep in mijn ogen.
Ik wist niet wat ik moest zeggen en glimlachte.
“Ik moet echt gaan,” klonk haar stem. Ze liet mijn hand los en draaide zich om. Toen liep ze weg. Ik keek haar na. Op het moment dat ze de deur van de lunchroom opende, draaide ze zich nog eventjes om. Met een brede glimlach zwaaide ze naar me. Ik zwaaide naar haar terug. Door de ruit van de deur zag ik dat ze op het station naar een roltrap liep.
“Oei,” dacht ik. Ik moest slikken. “Er breken moeilijke tijden aan.”

Apeldoorn, december 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
« Vorige paginaVolgende pagina »