“Moepoepuh!” – Egbert de Ruijter (2)
“Nou, mijn naam is dus Egbert de Ruijter en net als de vorige keer wou ik een enorme misstand in onze maatschappij bespreken. De toenemende overlast van buren met motormaaiers en kinderen, bevobbelt.
Het is toch werkelijk een schande hoeveel kinderen er tegenwoordig verkocht worden. Of nee: motormaaiers. Excuus voor de verwarring. Hoewel, die verwarring kan wel weer tot leuke misverstanden leiden. ‘Het is z’n makkelijk jochie, daar heb je echt geen motormaaier aan,’ bevobbelt. Of: ‘een motormaaier kan de was doen.’ En wat dacht je van: ’tijdelijk in de aanbieding: bij aankoop van een tuinhuisje een kind cadeau’?
Maar goed, waar had ik het over? Over motormaaiers met kinderen, bevobbelt.
Ik zat laatst in de tuin. Dat moet ook gebeuren. Wat is een mens zonder de nodige ontspanning? Ik zat laatst in de tuin. Of had ik dat al gezegd? Ik herhaal mijzelf wel vaker als ik me op zit te winden. Ik herhaal mijzelf wel vaker als ik me op zit te winden. Ik zat laatst in de tuin.
Die tuin van mij, daar moet ik het toch eens over hebben. Of nee, toch maar niet. Laat ik volstaan met te melden dat ik hem onderhoudsarm heb gemaakt door allerlei terrastegels erin te mieteren. Alleen aan de zijkanten is een strookje groen en om de tuin heen staan schuttingen, zodat de buurt niet kan zien dat ik bevobbelt in mijn blote kont in de tuin lig. Ook al zouden er gn schuttingen om de tuin staan, dan konden ze ng niet zien dat ik in mijn blote kont in de tuin lig, want wie ligt er nou in zijn blote kont in de tuin? Ik niet!
Maar daar gaat het nu niet om. Waar het nu wel om gaat, is dat ik heerlijk lag te genieten van de stilte en de rust.
Welnu, die stilte duurde niet lang. Ik wilde me net echt gaan ontspannen en twijfelde nog tussen eens fors aan mijn fluit sjorren en even de luiken sluiten, bevobbelt. Na enige overpeinzingen besloot ik om de ogen dicht te doen ? mijn grootste bezwaar tegen masturbatie is dat er een vent aan je lul zit ? en zakte ik nog eens goed onderuit in mijn tuinstoel. Op dat moment ging in de tuin van de buren een kind af.
‘Moepoepuh!’ klonk het luid. ‘Moepoepuh!’
‘Wat is er dan, koedjiekoedjiekoedjie,’ zei de stem van de buurman. Wat een onzin praten ouders toch tegen hun motormaaiers!
Mijn buurman is op zich geen nare buurman, hoor. Over het algemeen kunnen we wel samen door n deur. Niet dat we dat doen, overigens. Want hij heeft niets te zoeken achter mijn deur en ik niets achter die van hem. Of het moet zijn lekkere vrouwtje zijn. Tsjonge, wat heeft die een fijne set secundaire geslachtskenmerken. Dat kindje van hem, dat is een meisje van een jaar of zo. Later krijgt ze misschien ook van die smakelijke secundaire geslachtskenmerken. Ik kijk er al naar uit. Voorlopig ben ik niet van plan om te gaan verhuizen. Nu nog hopen dat buurman hier ook nog een jaar of zestien blijft wonen en dat het kindje niet uit huis geplaatst wordt door de dierenbescherming bevobbelt. Maar daar had ik het allemaal niet over. Waar had ik het dan eigenlijk wl over? Dat geheugen van mij, dat is soms een raar rommeltje.
De buurman. Dat was ‘m. Pfft, ik kom er wel. Nee, met mijn bovenkamer is niets mis. Met andere lichaamsdelen dan weer wel. Mijn rechterpols, bevobbelt. Die heb ik laatst verzwikt bij het paaseieren pellen. Dat kwam zo. Of nee, waar was ik? Laat ik niet afdwalen.
Die buurman is geen nare buurman. Integendeel, hij is erg vriendelijk. Zeker als de postbode bij mij is langs geweest en ik was niet thuis. Dan vangt deze buurman mijn pakketje op. En hij komt het dan later die dag nog bij mij afgeven ook! Waar vind je nog zo’n buurman? Want ik bestel nog wel eens wat, vooral via internet. Laatst had ik nog een schitterende opblaaspop gevonden, bevobbelt. Levensecht! Helemaal uit Amerika en echt niet duur. $69,95 maar! Dat is echt geen geld. En ze lijkt nog op de buurvrouw ook.
‘Moepoepuh! Moepoepuh!’ hoorde ik het kleine meisje roepen. ‘Moepoepuh! Moepoepuh!’
‘Ik kom er zo aan, hoor schatje,? zei de buurman. ‘Koedjiekoedjiekoedjie. Even dit afmaken.’
Tsja, en toen deed de buurman de motormaaier aan. Dat had hij beter niet kunnen doen!
Plotseling was ik niet langer meer de aardige Egbert de Ruijter die iedereen kent.
Het is dat ik niet over de schutting heen kon springen. Ik ben nooit goed sport geweest. In plaats daarvan liep ik mijn eigen tuin uit en opende ik het hek van de buurman.
Die had niets in de gaten en stond rustig zijn grasveld van twee bij twee meter te maaien. Aan zijn rechter zijde kroop het kindje door het gras, slechts gekleed in een dikke pamper. Ik liep naar de buurman toe en tikte hem op de schouder. Buurman schrok kennelijk ergens van, want hij draaide zijn motormaaier plotseling naar rechts.
‘Kijk uit voor je mokkeltje!’ riep ik nog, maar de maaier had de luier al te pakken.
‘Moepoepuh! Moepoepuh!’ gilde het kindje nog. Wat bedoelde het wichtje? Tamelijk onverwacht klonk er vanuit het luiertje het geluid van een rioolbuis die in drie tellen de volledige inhoud van een tankwagen met verse beer loste. Wat een lawaai! Het kwam zelfs boven de motormaaier uit. En dan heb ik het alleen nog over het geluid, en niet over de vrijgekomen geur, bevobbelt.
De dikte van de pamper hield niet lang stand. Plotseling scheurde de luier open en maakte de weg vrij voor een fikse fontein van groenbruine derrie, die als een oliebron in Oklahoma omhoog spoot.
‘Maar koedjiekoedjiekoedjie toch!’ riep buurman uit.
‘Ik zal jou ’s koedjiekoedjiekoedjie,’ zei ik. ‘Eerst een beetje burengerucht veroorzaken met je motormaaier en je kolerekind, en nu dan je mestoverschot gebruiken om je eigen tuin te bevruchten.’
Op het moment dat ik hem een enorme ram verkocht, deed de zwaartekracht van zich spreken. De babyfecaliën die vanuit de luier omhoog waren gespoten, hadden inmiddels hun hoogste punt al bereikt en kwamen nu nedergedaald op aarde. Op de plaats waar buurman en ik stonden, om precies te zijn.
Veel grip op de glibberige buurman kreeg ik niet, dus de pot worstelen stelde niet zoveel voor. In plaats daarvan stootte ik mijn knie maar eens omhoog. Tussen zijn benen, bevobbelt. Toen piepte hij wel anders.
‘Voed dat mormel van je eens op,’ zei ik nog, maar de buurman lag vreemd piepend te hijgen in het besmeurde gras. ‘En doe eens niet zo vrolijk. Jij giert wel erg snel.’
Ik draaide me om en liep de tuin uit.
‘Van ontspannen zal het wel even niet komen,’ mompelde ik. ‘Want ik moet eerst douchen.’
Echter, ondertussen was het wel mooi gedaan met de burenoverlast. Niks geen gemotormaai en gemoepoepuh meer! En ook geen koedjiekoedjiekoedjie! Alleen hing er nu een onmogelijke beermeur in de wijk. Maar ja, je kunt nu eenmaal niet alles hebben.
Maar nu moet ik gaan. Volgende keer stel ik weer een ander heikel punt in de samenleving aan de kaak. Mensen die de hele tijd stopwoordjes gebruiken, bevobbelt. Gek word je ervan. Egbert de Ruijter heet ik. Onthouden, die naam!
Bevobbelt!”
–
Apeldoorn, augustus 2008