bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

13-06-2009

Lentetieten

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2009 — bazbo @ 16:39

Er kwamen twee meisjes binnen, allebei een jaar of twintig en allebei een paardenstaart. De een was een lange slanke meid die wat flauwtjes uit haar half gesloten ogen keek; de ander was wat kleiner met fijn vollere rondingen. Janneke en Mieke, zo heetten ze. Janneke hield haar fleece shirt met capuchon aan; Mieke deed haar leren jasje uit en showde iedereen haar mollige armen en haar fikse decolleté dat alle aandacht van haar minieme paarse topje wegnam.

Ik weet niet of ik het ooit verteld heb, maar ik heb een nieuwe werkplek. En dan bedoel ik niet de nieuwe werkplek waarover ik jullie anderhalf jaar lang aan de kop heb zitten zeuren. Nee, dit is een spiksplinternieuwe werkplek. Hoewel, ik zit er al weer dik twee maanden. Is het dan nog nieuw? Geen idee, eigenlijk. Ik heb het er prima naar mijn zin, hoor. Wat een mooi kantoor heb ik! Met een eigen keuken en een bureau en een vergadertafel. In alle rust kan ik werken en ondertussen draai ik mijn geliefde plaatjes. Het verse album van Sara Tavares, bijvoorbeeld. De mooie dame van de Kaapverdische eilanden. Echt een aanrader, hoor. De zomerplaat van dit jaar, als je het mij vraagt. ‘Xinti’, heet hij. Onthouden! Maar waar had ik het over? Oja, mijn nieuwe werkplek. Ik heb ook een deur naar een terras. Hoe heerlijk schijnt het lentezonnetje naar binnen!

Maar over die spiksplinternieuwe werkplek gaat dit verhaal niet. Ik zal er nog wel eens uitgebreid over vertellen (help me onthouden). Nu niet. Trouwens, de spiksplinternieuwe werkplek is maar voor drie dagen in de week. De andere twee dagen in de week ben ik nog op mijn vorige nieuwe werkplek. En op één van die twee dagen werk ik in een andere locatie. In een buurthuis, welteverstaan.

Buurthuizen, ze bestaan nog. Je moet even zoeken, maar als je er eenmaal eentje hebt gevonden, dan kun je je hart ophalen. Dit is zo’n ouderwets bruisend buurthuis, met een actief bestuur en honderden activiteiten en cursussen voor iedereen uit de buurt.
Op woensdag komt er zelfs een groep gehandicapte mannen hun dagactiviteiten doen. Het zijn heren die op latere leeftijd hersenletsel hebben opgelopen door een ongeval of een ziekte. Er lopen er wat met een driepoot en een enkeling zit in een rolstoel. Twee mannen zijn halfzijdig verlamd en eentje heeft een ernstige vorm van afasie. Ze vinden het heerlijk in het buurthuis. Op woensdagmiddag doen ze wat aan sport.

Er kwamen twee meisjes binnen, allebei een jaar of twintig en allebei een paardenstaart. De een was een lange slanke meid die wat flauwtjes uit haar half gesloten ogen keek; de ander was wat kleiner met fijn vollere rondingen. Janneke en Mieke, zo heetten ze. Janneke hield haar fleece shirt met capuchon aan; Mieke deed haar leren jasje uit en showde iedereen haar mollige armen en haar fikse decolleté dat alle aandacht van haar minieme paarse topje wegnam.
Eén van de heren begon te gniffelen. Eimert is een man van halverwege de zestig. Laat hem maar schuiven. Hij heeft een ondeugende blik in zijn ogen. Je kon aan zijn gezicht zien dat hij de aanblik van het paarse topje wel prettig vond.
“Het is lente,” bedacht ik. “Zelfs voor oudere heren.”

“Hoi, jullie moeten de studenten van de sportacademie zijn,” heette ik ze welkom.
“Dat klopt,” zei Janneke.
We schudden handen.
“Wat doen jullie hier zoal?” vroeg Mieke.
“Wacht,” zei ik, “dan leg ik de heren even uit wat jullie vanmiddag komen doen.”
“Is goed.”
“Willen jullie thee? Of koffie?”
Janneke wilde thee en Mieke ook wel. Ik wees op de kopjes, de thermoskan, de lepeltjes, de zoetjes en de suiker die op tafel stonden.

“Wat doen die jongedames hier?” vroeg Eimert namens de hele groep.
“Ik heb jullie vorige week uitgelegd dat ze vanmiddag zouden komen,” vertelde ik. “Ze komen een middag met ons meekijken.”
“Ach, zo.”
“Misschien willen jullie vertellen welke school jullie doen en waarom je vanmiddag hier bent?” vroeg ik aan de meisjes.
“Wij studeren aan de sportacademie.”
“We zijn eerstejaars.”
“Om een beeld te krijgen van het werkveld gaan we op verschillende plekken een keer kijken.”
“Ach, zo.”

“En wat gaan we vanmiddag doen?” Eimert vroeg naar de bekende weg. Het was bijna iedere woensdagmiddag hetzelfde.
“Vanmiddag spelen we boccia,” zei ik.
“Wat is dat?” vroegen de meisjes.
“Boccia is een erkende paralympische sport. Het is een soort jeu des boules, maar je speelt het met twee teams tegen elkaar. En het zijn zachte leren ballen.”
We gingen naar de grote zaal van het buurthuis. Ik verdeelde de plekken en de teams.
“Meestal zitten de twee partijen naast elkaar. Omdat de ruimte hier beperkt is, gaan we tegenover elkaar zitten,” legde ik uit. “Dames, willen jullie meespelen? Dan kunnen we drie teams maken, die rouleren.”
Boccia is een gaaf spel dat erg spannend is als je het fanatiek speelt. Het kost me moeite om de aandacht van de heren erbij te houden, maar als ze serieus gooien, is het een plezierige bezigheid.

In het laatste potje zat Eimert in het team dat aan mijn kant zat. Tegenover ons zat het team met Mieke erin. Iedereen deed verschrikkelijk zijn best. Het werd zelfs erg spannend. De twee dames die te gast waren, deden enthousiast mee. Ze probeerden echt goed te gooien, maar konden toch niet op tegen de geoefende mannen.
“Laatste worp,” zei ik.
“Ik heb de laatste bal,” zei Mieke met het paarse topje.
“Nou vooruit, om de eer!”
Geconcentreerd boog Mieke voorover om de bal zo laag mogelijk over de grond te laten rollen.
Eimert begon plots weer te gniffelen. Ik keek naar hem. Hij keek recht vooruit. Ik keek naar waar hij naar keek.
Mieke boog zó diep voorover, dat we volledige inkijk hadden in haar prachtige volle decolleté.

Eimert had een leuke lentedag. Ik eigenlijk ook wel.

Apeldoorn, juni 2009

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment